Zwarte Piet niet: een socialistisch perspectief

Al decennia wordt er actie gevoerd, met name vanuit de zwarte gemeenschap, tegen Zwarte Piet. De figuur is uitgegroeid tot een belangrijk symbool voor het racisme in Nederland. Socialisten mogen hierbij niet aan de zijlijn staan.
12 november 2015

Door Ewout van den Berg

Vier jaar is het sinds Quinsy Gario en Jerry Afriyie hardhandig werden opgepakt tijdens de landelijke intocht. Sindsdien heeft iedereen de argumenten kunnen horen over waarom Zwarte Piet niet meer van deze tijd is. Hij is dommig, acrobatisch en de onderdaan van een witte man: precies dezelfde stereotypen van zwarte mensen waarmee vroeger de slavernij werd gelegitimeerd.

Mensen die Zwarte Piet verdedigen, verdedigen iets onverdedigbaars en wringen zich daarom in allerlei bochten. De meest voorkomende verklaring is dat Zwarte Piet een schoorsteenveger is. Maar van het vegen van een schoorsteen krijg je geen dikke rode lippen, gouden oorbellen, kroeshaar of een glimmend schoon pagepakje. Roepen dat Zwarte Piet ‘traditie’ is, maakt het niet minder racistisch.

Geen prioriteit?

In de strijd tegen deze racistische karikatuur is het weinig behulpzaam dat links zich op de vlakte houdt. Van Mark ‘Zwarte Piet is nou eenmaal zwart’ Rutte kunnen we dit verwachten. Maar het is pijnlijk dat het standpunt van SP-fractieleider Roemer niet veel afwijkt: ‘Van bovenaf opleggen hoe tradities gevierd moeten worden past bij een dictatoriaal regime en niet bij een vrije samenleving.’ Maar er zit een wereld van verschil tussen van bovenaf opgelegde dictaten en de principiële stellingname die van socialisten verwacht mag worden.

De passiviteit van grote delen van links bevestigt bij sommige activisten het idee dat witte mensen profiteren van racisme, en dat racisme vooral bestreden moet worden door racistische ideeën te bestrijden. Maar als socialisten benadrukken we dat racisme en kapitalisme met elkaar vervlochten zijn, en dat we de strijd tegen beide met elkaar moeten verbinden.

Achter het symbool van Zwarte Piet gaan namelijk structureel ongelijke verhoudingen tussen wit en zwart schuil. Mitchell Esajas van Kick-Out Zwarte Piet schrijft hierover: ‘Jongeren met een migrantenachtergrond zijn tijdens de recessie extra hard geraakt, zo was het werkloosheidspercentage het hoogst onder Surinaamse jongeren (15-25 jaar), namelijk 35 procent. Hiermee was het bijna drie keer hoger dan onder jongeren van Nederlandse origine en ouderen (45-65 jaar), waar het percentage op 13 procent lag.’

Ook de rest van de arbeidersklasse is de afgelopen jaren erop achteruit gegaan. Terwijl de PvdA meeging in de vijftig miljard euro aan bezuinigingen van Rutte I en II en haar achterban teleurstelde, werden de haat tegen moslims, migranten en vluchtelingen gebruikt als bliksemafleider voor de opwellende woede over de sociale afbraak. Dit betekent niet dat op zijn beurt de strijd tegen racistische symbolen en praktijken afleidt van de strijd tegen bezuinigingen en sociale afbraak. Dit lijkt de impliciete houding van de SP-top, die soms suggereert dat de strijd voor sociale woningen, goed onderwijs en banen vanzelf ook het racisme zal ondermijnen.

Racisme is een reëel obstakel voor de eenheid die nodig is in die strijd, en moet ook direct worden bestreden door het opbouwen van een antiracistische beweging. Tegelijk overschatten sommige antiracisten de effectiviteit van de antiracistische bewegingen, want racisme kan niet op het niveau van ideeën en beleid alleen bestreden worden.

Wanneer mensen met dezelfde belangen samenkomen in concrete strijd, bijvoorbeeld tegen ontslagen, beginnen ze hun racistische ideeën in twijfel te trekken en af te werpen. De socialistische strategie tegen racisme rust op deze dialectische relatie tussen ideeën en de praktijk van de strijd.

Kapitalisme en racisme

Voor socialisten is het belangrijk om te benadrukken dat kapitalisme en racisme hand in hand gaan. Het Nederlandse kapitalisme is deels gebouwd op de winsten uit de mensenhandel en koloniale overheersing. Racisme werd gebruikt om de ontmenselijking die hiermee gepaard ging te rechtvaardigen.

Toen het systeem van slavernij ten einde kwam, duurde het kapitalisme voort. Racisme bleef hiermee even noodzakelijk, maar veranderde in vorm met de nieuwe vormen van overheersing die het kapitalisme voortbracht. Ditmaal om kolonialisme en oorlogen te rechtvaardigen en de arbeidersklasse te verdelen.

De concurrentie tussen kapitalistische staten leidde tot het 19e-eeuwse kolonialisme. Racisme rechtvaardigde dit door de overheerste volken als kinderlijk of achterlijk voor te stellen. In de kapitalistische landen leidt concurrentie tussen arbeiders tot een andere vorm van racisme.

In zijn tijd beschreef Marx de invloed van racisme en nationalisme op de Britse arbeidersklasse: ‘Alle industriële en commerciële centra van Engeland beschikken nu over een arbeidersklasse die in twee vijandige kampen is gespleten, Engelse proletariërs en Ierse proletariërs. De gewone Engelse arbeider haat de Ierse arbeider als een concurrent die zijn levensstandaard omlaag haalt. Tegenover de Ierse arbeider voelt hij zichzelf een lid van de heersende natie en op deze manier verandert hij zichzelf in een werktuig van zijn eigen aristocraten en kapitalisten tegen Ierland, en versterkt daarmee hun dominantie over hemzelf.’ Dezelfde retoriek klinkt nog steeds door wanneer er over vluchtelingen gezegd wordt ‘ze pikken onze banen.’

Het bestaan van racistische tradities zoals Zwarte Piet helpt de ongelijkheid tussen wit en zwart op andere terreinen te rechtvaardigen en te normaliseren. Tegelijkertijd is het uit deze strijd dat een eenheid gesmeed kan worden die in staat is een einde te maken aan het kapitalisme, een economisch systeem dat mensen onderdrukt en verdeelt om winst te kunnen maken.