Zes stellingen over de verkiezingsuitslag

De verkiezingen van 15 maart liepen uit op een grote verkiezingsoverwinning voor rechts. Links heeft nog meer terrein verloren. Hoewel Wilders niet de grootste werd heeft extreem-rechts zich weten te versterken. Hoe kon dit gebeuren en hoe bouwen we links weer op? Tijd voor een uitvoerige analyse.
17 maart 2017

Door Jeroen van der Starre

De verkiezingen geven weinig reden tot vreugde voor links. Rechts won, terwijl links terrein prijsgaf. Volgens sommigen liet de uitslag wel zien dat de opmars van ‘populisme’ gestopt is, maar niets is minder waar. Deze uitslag zou aanleiding moeten zijn voor zelfreflectie bij links. Met dit stuk willen we zes stellingen aandragen die kunnen bijdragen aan die discussie.

1. Rechts is de grote winnaar
2. Extreem-rechts komt niet aan de macht, maar is wel versterkt
3. De PvdA is gedecimeerd, op korte termijn is hun parlementaire rol uitgespeeld
4. Hoge opkomst laat urgentie zien, maar links bood geen geloofwaardig alternatief
5. De steun voor DENK en Artikel 1 toont aan dat er een brede basis voor antiracisme is
6. Ondanks de rechtse overwinning kunnen we linkse bewegingen op straat opbouwen

1. Rechts is de grote winnaar

Zoals velen vreesden zijn de verkiezingen uitgelopen op grote winst voor rechts. De VVD bleef met afstand de grootste partij. Met uitzondering van de kleine christelijke partijen, die stabiel bleven, wonnen verder alle rechtse en extreem-rechtse partijen. Gezamenlijk haalden rechts en extreem-rechts – VVD, CDA, D66, PVV, Forum voor Democratie, Christenunie en SGP – 101 zetels, tegenover 89 in 2012. De linkse partijen SP, GroenLinks, PvdA en PvdD vielen gezamenlijk terug van 59 naar 42 zetels, nauwelijks meer dan een kwart van het electoraat.

Hoewel de VVD 8 zetels moest inleveren, is het verlies voor de partij maar zeer betrekkelijk. Ten eerste, omdat dit de derde parlementsverkiezing op rij is waarin de VVD de grootste partij is. Sinds de partij in 2010 voor het eerst de grootste werd heeft ze deze positie weten te behouden. Daarbij was het historisch hoge aantal zetels dat de partij in 2012 haalde het gevolg van de ‘premierstrijd’ tussen PvdA en VVD. Die dynamiek ontbrak in deze verkiezingen.

Tot slot rolde de VVD de afgelopen jaren van het ene in het andere schandaal: VVD-prominenten werden veroordeeld voor allerlei criminele activiteiten. En de bewindslieden in het Ministerie van Justitie en de premier zelf bleken de Tweede Kamer herhaaldelijk informatie te hebben achtergehouden en zelfs meermaals te hebben voorgelogen.

Wig

Gezien deze context is de VVD, ondanks haar terugval in zetels, een van de grote winnaars van deze verkiezingen. Dat zij drie verkiezingen op rij de grootste is gebleven illustreert de mate waarin de partij erin is geslaagd om grote delen van de arbeidersklasse aan zich te binden. Ze bouwt hierin voort op de wig die de partij tussen ‘hardwerkende’ en ‘handophoudende’ Nederlanders heeft weten te drijven – dat wil zeggen: tussen huizenbezitters en sociale huurders; tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden; en tussen hoger en lager personeel.

De ontwikkelingen die we achter de verkiezingsuitslag van 2012 herkenden hebben zich verder doorgezet. Een groot verschil is dat de mensen die in 2012 hun toevlucht zochten tot de sociaal-democratie er achter zijn gekomen dat deze hen geen enkele bescherming boden, maar zich juist conformeerde aan de VVD.

Links heeft zijn greep op werkende mensen verder verloren, omdat ze er niet in is geslaagd om solidariteit langs klassenlijnen te organiseren tegenover de verdeel-en-heers- en zondebokpolitiek van rechts.

Het ligt voor de hand dat deze uitslag zal uitmonden in een volgend hard-rechts kabinet, waarvan VVD samen met CDA en D66 de kern zullen gaan vormen. Dit ‘motorblok’ zal een hard neoliberaal beleid gaan voeren en dit combineren met het nieuwverworven nationalisme van Rutte en Buma.

2. Extreem-rechts komt niet aan de macht, maar is wel versterkt

Geert Wilders is er niet in geslaagd om de grootste te worden in deze verkiezingen. Tot groot ongenoegen van de binnenlandse en internationale media, die gehoopt hadden op een spectaculaire tweestrijd, bleef de PVV ver achter bij de VVD. Daarmee lijkt een regering met deelname van de PVV voorlopig uitgesloten en dat is een van de weinige lichtpuntjes in deze verkiezingsuitslag.

Dat de PVV veel minder zetels wist te behalen dan enkele maanden geleden nog werd gevreesd, is het gevolg van een fundamentele misrekening achter de electorale strategie van de PVV. Wilders gokte erop dat hij, zonder een partijorganisatie en zonder deelname aan de debatten de grootste partij zou kunnen worden en zo premier worden. Wilders’ twittergeweld, de buitensporige media-aandacht voor zijn schaarse campagnemomenten, de volkomen kritiekloze interviews en de fixatie van de gevestigde media op de zogenaamd ‘vergeten’ PVV-stemmer, bleken onvoldoende om te kapitaliseren op de golf van racisme, nationalisme en islamofobie en Wilders het torentje in te krijgen.

Een belangrijke verklaring hiervoor ligt in het feit dat CDA en VVD hadden aangegeven niet met de PVV te zullen gaan regeren. De enige kans die de PVV had om toch te gaan regeren was daarom om de grootste te worden. Toen duidelijk werd dat de kans hierop klein was, viel de partij stevig terug in de peilingen.

Misplaatste euforie

Dat de PVV in deze verkiezingen ‘slechts’ 20 zetels wist te halen was aanleiding voor een totaal misplaatste euforie bij de internationale media, Europese leiders en liberale politici. Jesse Klaver zei op de verkiezingsavond: ‘De opmars van de populisten is gestopt en daar ben ik trots op.’ Alexander Pechtold lijkt zelfs te geloven dat deze verkiezingsuitslag de opmars van extreem-rechts in heel Europa gestopt heeft: ‘Er was zo ongelooflijk veel internationale pers op de been om te kijken wat er zou gebeuren. Na Brexit, na Trump keek men nu naar Europa. Hier in Nederland is dat populistische geluid gestopt.’

Maar dit triomfalisme van de liberalen geeft vooral blijk van een stelselmatige onderschatting van extreem-rechts. In werkelijkheid hebben deze verkiezingen extreem-rechts opnieuw enorm versterkt. In de eerste plaats is de PVV erin geslaagd om een stevige verkiezingswinst te boeken en te groeien van 15 naar 20. Dat is lang geen meerderheid en lager dan de 24 zetels die de partij in 2010 haalde, maar het is alsnog een stevige winst.

Die winst is bovendien het resultaat van een heel zwakke verkiezingscampagne en van een verdere radicalisering van Wilders’ racistische retoriek. In het debat met Gert Jan Segers van de Christenunie beweerde Wilders bijvoorbeeld dat er in Nederland honderdduizend moslims zouden zijn die Nederland met geweld zouden willen veroveren. ‘Dat is twee keer zoveel als het Nederlandse leger’, voegde hij daaraan toe en suggereerde daarmee dat Nederlandse moslims met militair geweld bestreden zouden moeten worden.

Dit illustreert hoe Wilders niet alleen de electorale strategie van Trump heeft willen kopiëren, maar ook de nauwelijks verhulde naziretoriek van de Amerikaanse ‘alt-right’ in vergaande mate heeft overgenomen.

Ten tweede valt op dat grote delen van Wilders’ politiek zijn overgenomen door de gevestigde rechtse partijen. De VVD heeft zich sinds 2015 als een keiharde anti-vluchtelingenpartij geprofileerd, waarbij vooral Halbe Zijlstra de ene op de andere racistische verdachtmaking stapelde. Deze lijn werd in de verkiezingscampagne doorgetrokken. In het EenVandaag-debat met Wilders uitte Rutte geen enkele kritiek op de racistische doelstellingen van de PVV. Integendeel: hij schermde met de EU-Turkijedeal als voorbeeld van effectiever beleid om diezelfde doelstellingen te verwezenlijken.

Tijdens de diplomatieke crisis tussen Nederland en Turkije in het weekend voor de verkiezingen koos, behalve Erdogan, ook Rutte voor de escalatie met ongehoorde maatregelen om de Turkse minister Kaya het land uit te zetten.

Maar nog opvallender is de mate waarin het CDA moslimhaat in zijn politieke profiel heeft opgenomen. Zo zou de ‘Nederlandse identiteit’ volgens Buma worden bedreigd door de radicale islam, moet een dubbele nationaliteit verboden worden en zouden mensen die ‘onze normen en waarden’ niet delen gedeporteerd moeten worden. Ook wil Buma jonge kinderen een nationalistische opvoeding opleggen door hen te verplichten om dagelijks, staand en vermoedelijk met de hand op het hart, het Wilhelmus te zingen.

Buma’s bewering dat er in Nederland sprake zou zijn van een ‘Joods-Christelijke traditie’, die al ‘duizenden jaren’ zou zorgen voor onder meer ‘gelijkheid tussen mannen en vrouwen’ zijn een voorbeeld van hoe hij de kunst van de geschiedvervalsing van extreem-rechts heeft afgekeken.

Zowel VVD als CDA hebben uitgesloten dat zij met de PVV zullen regeren en gezien de verkiezingsuitslag is het niet waarschijnlijk dat zij die belofte zullen breken. Desondanks zijn de politieke verschillen tussen de drie partijen veel kleiner geworden en het extreem-rechtse gedachtengoed de afgelopen weken veel verder is genormaliseerd.

Forum voor Democratie

Tot slot is rechts van Wilders nu het Forum voor Democratie van Thierry Baudet in de Kamer verkozen. Deze cryptofascistische partij is ontstaan uit de gelijknamige ‘alt-right’-denktank die zich in de nee-campagne tijdens het Oekraïne-referendum heeft weten op te bouwen.

Baudet gaf blijk van het geloof in een klassieke fascistische rassenleer toen hij tijdens een verkiezingsbijeenkomst sprak over de Nederlandse ‘zelfhaat die we proberen te ontstijgen … door de Nederlandse bevolking homeopathisch te verdunnen met alle volkeren van de wereld, zodat er nooit meer een Nederlander zal bestaan. Zodat wie wij zijn, niet meer gestalte kan krijgen.’ Eerder verklaarde hij zich solidair met de extreem-rechtse verkrachtingsinstructeur Julien Blanc.

In tegenstelling tot de PVV bouwt Baudet wel aan een partij met afdelingen en leden. Het gevaar bestaat dat deze partij op termijn de vorm aan zal nemen van een werkelijke fascistische beweging. Vroeg of laat vinden politieke ideeën de organisatorische vorm die erbij past.

Geert Wilders zelf heeft in december aangekondigd om bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 ‘in zoveel mogelijk gemeenten’ mee te doen. Dat zal hem ertoe dwingen om een partijorganisatie op te bouwen die dit mogelijk maakt. Het tegenvallende resultaat in deze verkiezingen zet meer druk om een andere lijn te kiezen bij de organisatie van de PVV.

We zien dus helemaal geen verzwakking, laat staan een nederlaag van extreem-rechts in Nederland. Enerzijds is er sprake van een vergaande normalisering van racisme en nationalisme. Anderzijds breekt er een nieuwe fase aan in het vormingsproces van de extreem-rechtse beweging in Nederland. Het gevaar is enorm groot dat dit op termijn de vorm zal aannemen van een klassieke fascistische beweging. Het gewelddadige ‘verzet’ tegen AZC’s en vluchtelingen in 2015 en de berichten van intimidatie van politieke tegenstanders door leden van het Forum voor Democratie zijn hier een vroege indicatie van.

3. De PvdA is gedecimeerd, op korte termijn is hun parlementaire rol uitgespeeld

De Partij van de Arbeid is terecht keihard afgestraft voor hun deelname aan het rechtse afbraakbeleid van het kabinet Rutte-II. In 2012 haalde de partij nog 38 zetels als gevolg van de tweestrijd met de VVD – kiezers hoopten destijds dat een stem op de PvdA zou helpen om de VVD uit de regering te houden. Niet alleen mislukte dat – de PvdA nam zitting in een kabinet dat keihard bezuinigde en de grenzen sloot voor vluchtelingen. Geen wonder dus dat de partij nog maar 9 zetels over heeft – het grootste verlies in de parlementaire geschiedenis.

Het is gevaarlijk om dit soort verliezen voor de sociaal-democratie als definitief te zien. Het is bepaald niet haar eerste nederlaag en vermoedelijk ook niet de laatste. De scherpe fluctuaties in het zetelaantal van de PvdA hoort bij wat er van de sociaal-democratie geworden is: een politieke stroming die soms snel kan winnen op basis van een ‘realistische’, maar ‘sociale’ agenda, maar in de praktijk altijd kiest voor rechts beleid als ze regeert. Het harde neoliberalisme van Jeroen Dijsselbloem is de politieke kern van de PvdA, de verbindende taal van Asscher is de façade.

Het zou naïef zijn om te geloven dat de rol van de PvdA definitief is uitgespeeld. De maatschappelijke basis voor de sociaal-democratie is nog lang niet verdwenen. Toch zal de PvdA op korte termijn geen factor van betekenis zijn. Ten eerste omdat deze vernietigende nederlaag een behoorlijke stap verder gaat dan de traumatische nederlaag in 2002, toen de partij terug viel van 45 naar 23 zetels.

Maar belangrijker is dat de partijtop zodanig is verrechtst dat ze haar nederlaag niet eens kan begrijpen. Zelfs nadat de nederlaag bekend werd, hield Asscher nog vol dat ‘het land er wel degelijk beter voor (staat) dan in 2012’. ‘Maar wij zijn er niet in geslaagd om met onze resultaten uit het kabinet en onze plannen voor de komende jaren al onze kiezers opnieuw te overtuigen.’ Voordat de PvdA weer een factor van betekenis kan worden zal het zoveelste verraad aan haar achterban moeten slijten uit het collectieve geheugen en zal ze leiders moeten vinden die wel in staat zijn om een linkse overtuiging te veinzen. Dat zal jaren gaan duren.

4. Hoge opkomst laat urgentie zien, maar links bood geen geloofwaardig alternatief

Links als geheel heeft een enorme nederlaag geleden. Vooral de SP behaalde een dramatisch slecht resultaat. De teleurstelling was in 2012 al heel groot, toen de partij na een enorme opkomst in de peilingen uiteindelijk met 15 zetels gelijk bleef. Nu heeft de partij het zelfs gepresteerd te verliezen. En dat terwijl de PvdA maar liefst 29 zetels inleverde.

De reacties vanuit de partijleiding van de SP zijn tenenkrommend. Emile Roemer: ‘We waren afgeschreven,’ maar ‘we hebben ons teruggeknokt en zijn uiteindelijk stabiel gebleven.’ Deze consequente ontkenning van het eigen falen vreet aan de geloofwaardigheid van de partij en staat gezonde zelfkritiek in de weg.

In zijn nieuwsbrief op de dag na de verkiezingen schreef Roemer: ‘In een rechtse storm zijn we toch maar mooi overeind gebleven.’ Wat de SP niet begrijpt is dat de ‘rechtse storm’ in werkelijkheid niets anders is dan haar eigen falen. De overwinning van rechts was niet onvermijdelijk. Het is het directe gevolg van het ontbreken van een strijdbaar en consequent links dat extreem-rechts durft aan te pakken en een perspectief durft te schetsen dat zich niet bij voorbaat ketent aan de bereidwilligheid van de middenpartijen om mee te werken.

Desastreus

We hebben op deze site en in onze krant al veel geschreven over de desastreuze strategie van de SP. In de kern is haar nederlaag het gevolg van twee problemen. Ten eerste weigert de partij zich uit te spreken tegen racisme en heeft ze daarmee geen antwoord op extreem-rechts. Integendeel: de partij probeerde aan te haken bij racistische sentimenten door campagne te voeren ‘tegen arbeidsmigratie’ en door haar steun uit te spreken voor de Nederlandse regering toen zowel Rutte als Erdogan op escalatie inzetten.

Het gebrek aan antiracisme is een uiting van het ‘economisme’ van de SP: het geloof dat linkse politiek zich kan beperken tot sociaal-economische thema’s en dat de rest dan vanzelf wel volgt. Dat is ook de reden waarom naast antiracisme bijvoorbeeld ook ontwikkelingssamenwerking, feminisme en de strijd tegen klimaatverandering totaal ontbreken in het profiel van de SP.

Ten tweede is de partij totaal gericht op verandering door regeringsdeelname, waardoor ze steeds probeert om als een acceptabele regeringspartner gezien te worden. De deelname van de SP aan straatacties zijn vooral bedoeld om zich te profileren, niet om bewegingen op te bouwen die verandering kunnen afdwingen. Deze oriëntatie maakt de SP hoe langer hoe ongeloofwaardiger: het is glashelder dat links in Nederland veel te klein is om een kabinet te vormen. Slogans als ‘#pakdemacht’ onderstrepen dit alleen.

Dat Roemer niet leert van zijn nederlaag bleek meteen in zijn toespraak tijdens de verkiezingsavond: ‘laten we een blok vormen zodat we straks een zo progressief mogelijk kabinet kunnen formeren’, hield hij zijn linkse collega’s voor. Daarmee gaat hij niet alleen totaal voorbij aan de nederlaag die links geleden heeft, maar wijst hij de kortste route voor een nieuwe nederlaag.

Tweeledig gevaar

Het gevaar voor de SP is nu tweeledig: ten eerste is er de mogelijkheid dat de partij haar erbarmelijke resultaat in de schoenen van de leider schuift om maar niet te hoeven reflecteren op hun politiek-strategische koers. Dat gebeurde eerder met Agnes Kant en het zal nu hetzelfde resultaat hebben: een andere leider met dezelfde koers en dezelfde slechte resultaten.

Ten tweede is het gevaar dat de SP wel reflecteert op haar koers, maar op basis van de verregaande normalisering van racisme en nationalisme concludeert dat ze zich juist meer moet aanpassen aan racisme en xenofobie. Gezien de halsstarrigheid waarmee de partij zich de afgelopen maanden vastbeet in het na-apen van de racistische retoriek van Wilders en co is dit helaas niet uit te sluiten.

Dat een veel beter resultaat mogelijk was geweest bleek uit de enorm hoge opkomst van deze verkiezingen, die voor een groot deel te verklaren is uit de zorgen om de opkomst van Wilders. Op links kwam dit grotendeels ten goede aan GroenLinks, een liberale partij die de PvdA benadert in de manier waarop ze consequent linkse principes in de uitverkoop doet.

GroenLinks

Door slim gebruik van buzzwords slaagde Jesse Klaver erin om vooral jonge linkse kiezers, die vreesden voor regering-Wilders of een nieuw rechts kabinet, hun hoop op hem te laten projecteren. Het sentiment achter de GroenLinks-stem moet daarom niet gelijkgesteld worden aan het slechte liberale track record van de partij. GroenLinks-stemmers kozen niet voor meer afbraak en liberalisme, maar voor een groene partij die klimaatverandering wil aanpakken, die principieel weigert om mee te gaan in het racisme en nationalisme van rechts en die ondubbelzinnig is over de opvang van vluchtelingen.

Het sentiment achter de stem op GroenLinks doet denken aan de reactie van Britse jongeren tegen de Brexit: enerzijds een uiting van afschuw van conservatief rechts en van racisme, maar anderzijds ook een uiting van allerlei illusies in links-liberalisme en in het Europese project.

De campagne achter Klaver had een erg Amerikaanse stijl die qua vorm meer lijkt op de campagne achter Clinton dan die achter Bernie Sanders. De ‘beweging’ die Klaver opbouwde is volledig op de verkiezingen gericht en was niet activistisch.

Het grote probleem met GroenLinks is dat hun linkse profiel op gespannen voet staat met hun liberale politiek. Dat bleek tijdens de campagne onder andere uit het feit dat Klaver zijn steun bleef verdedigen voor de invoering van het schuldenstelsel voor studenten. Het gevaar is dat GroenLinks zich zal aansluiten bij een kabinet van VVD, CDA en D66. Als dat gebeurt staat de achterban van Klaver een pijnlijke en ontnuchterende ervaring te wachten.

Het is dan ook te hopen dat Klaver geen zitting zal gaan nemen in een rechts kabinet en zich zal aansluiten bij linkse bewegingen op straat. De druk op GroenLinks om wél te gaan regeren zal echter groot zijn en, afgaande op het recente verleden van de partij, ligt een activistische koers voor GroenLinks niet voor de hand.

Naast GroenLinks wist de Partij voor de Dieren flink te groeien. Ook deze partij wist stemmers te trekken op basis van een links profiel op thema’s als klimaat en zorg. Daarbij breekt de PvdD duidelijker dan GroenLinks met de fixatie op economische groei van de rechtse liberale partijen. Net als GroenLinks is de PvdD echter een liberale partij die het klimaatprobleem via het marktmechanisme wil oplossen en geen noemenswaardige rol speelt in bewegingen op straat.

5. De steun voor DENK en Artikel 1 toont aan dat er een brede basis voor antiracisme is

Een van de belangrijke nieuwe ontwikkelingen in deze verkiezingen was de deelname van DENK en Artikel 1, de partij van Sylvana Simons. De opkomst van deze partijen is een uiting van het feit dat links over de hele linie heeft gefaald om een tegenwicht te bieden tegen de opkomst van racisme en moslimhaat.

DENK wist van deze twee partijen het beste verkiezingsresultaat te behalen. In de grote steden behaalden zij gemiddeld zo’n 7 tot 8 procent van de stemmen. Deze opmerkelijke steun is een uitdrukking van de wil bij slachtoffers van racisme om terug te vechten en dat is een heel gezonde zaak.

Maar als partij voert DENK een erg problematische politieke koers. Ten eerste is Denk geen linkse partij. De sociale paragraaf in hun verkiezingscampagne bevat geen principiële linkse punten, maar vooral vormen van liefdadigheid, die meer aan een confessionele partij doen denken dan aan een socialistische of zelfs links-liberale partij. Ook heeft de partij geen echte relatie met sociale bewegingen en ze lijkt niet van plan om bijvoorbeeld een rol te spelen in de antiracismebeweging.

Ten tweede heeft DENK geen activistische, maar een communalistische oriëntatie: ze wil migrantengemeenschappen organiseren en vertegenwoordigen in de strijd tegen racisme, maar daarom gaat de partij moeilijke politieke gevechten binnen die gemeenschappen uit de weg. De strijd tegen seksisme en homofobie is binnen Denk niet terug te zien, wat een van de redenen is waarom Sylvana Simons de partij verliet. Om dezelfde reden zien we binnen DENK een duidelijke Turks-nationalistische tendens, die op zijn minst werd toegestaan om geen potentiële kiezers af te schrikken.

Dit nationalisme is echter onverenigbaar met een consequent antiracisme, laat staan de strijd tegen andere vormen van onderdrukking. Ongetwijfeld zal Denk een fel geluid tegen racistische politici laten horen en dat is welkom, maar veel meer valt niet van de partij te verwachten.

Artikel 1

Artikel 1 is qua politieke oriëntatie veruit de sterkste van de twee partijen. Ze profileerde zich als een linkse partij, was regelmatig op acties te zien en wil niet alleen antiracistisch, maar ook expliciet feministisch en pro-LHBT+ zijn. De partij heeft een opmerkelijk open houding naar sociale bewegingen en ongetwijfeld de meest diverse kandidatenlijst uit de parlementaire geschiedenis.

In tegenstelling tot Denk heeft de partij wel een activistische oriëntatie. Hoewel de nadruk in haar politieke profiel lag op representatie van groepen die in de politiek veel te weinig zichtbaar zijn, heeft ze ook een linkse politieke visie waarvoor ze wil vechten: een intersectionele benadering die de strijd tegen verschillende vormen van onderdrukking met elkaar wil verbinden.

Dat Artikel 1 geen zetel wist te behalen is heel jammer, maar niet verwonderlijk. De partij bestaat nog maar heel kort en had onvoldoende tijd om een serieuze verkiezingscampagne vorm te geven. Alleen in Amsterdam en Rotterdam wist de partij een noemenswaardige hoeveelheid stemmen te winnen: respectievelijk 2,7 en 1,3 procent. Dat is een heel goed resultaat voor een partij die zo kort bestaat.

De uitdaging voor Artikel 1 zal zijn om in de komende tijd een echte partijorganisatie op te bouwen, een levendige relatie met sociale bewegingen aan te gaan en op die basis een uitvoerige discussie te voeren over de vorm en inhoud van haar politieke project.

6. Ondanks de rechtse overwinning kunnen we linkse bewegingen op straat opbouwen

Buiten de hoge opkomst bij deze verkiezingen en en het feit dat de PVV niet de grootste werd, is er weinig om vrolijk van te worden in deze verkiezingen. Het meest waarschijnlijke scenario voor de formatie is een rechts kabinet met VVD, CDA en D66 en als vierde partij de Christenunie of GroenLinks.

Hopelijk zal Jesse Klaver bedanken voor de eer om een nieuw rechts afbraakkabinet aan de macht te helpen. Maar gezien het ‘Kunduz-verleden’ van zijn partij en de druk die er op hem zal komen te staan om als een van de ‘winnaars’ zitting te nemen in een kabinet, doen we er goed aan om onze verwachtingen te temperen.

Als de linkse partijen buiten de regering blijven, biedt dit hoop op meer links verzet tegen het nieuwe kabinet dan we in de laatste regeerperiode hebben gezien. Vooral, omdat de innige banden tussen de PvdA en de top van de FNV een rem vormen op strijd vanuit de vakbeweging wanneer de PvdA aan de macht is. Dat zal in de komende periode niet aan de orde zijn.

Maar we moeten dit niet overdrijven. Binnen de SP komt hopelijk een discussie op gang over haar erbarmelijke verkiezingsresultaat. Het is te hopen dat daar de goede conclusies uit getrokken worden maar, zoals eerder aangegeven, dat is zeker niet vanzelfsprekend.

Vakbeweging

De blijvende invloed van de PvdA in de vakbeweging en het feit dat die partij niet zal gaan regeren betekent dat de vakbondstop meer ruimte zal hebben om actie te voeren dan in de afgelopen regeerperiode. Maar de stand van de FNV blijft slecht. De vakbondstop is volkomen vastgeroest in hun polderkoers. Het opbouwen van netwerken van strijdbare vakbondsleden om de bureaucratie onder druk te zetten is daarom van groot belang.

Dat betekent in de eerste plaats dat elke opening voor vakbondsstrijd benut moet worden om kadergroepen en bedrijfsledengroepen op een strijdbare basis op te bouwen en de discussie te voeren over de aanvallen die we van een nieuwe regering kunnen verwachten. Daarnaast zullen we steeds moeten proberen om de vakbeweging en individuele vakbondsleden bij andere acties te betrekken. Dat geeft die bewegingen niet alleen meer gewicht, maar kan ook helpen om de vakbond weer naar links te trekken. We zullen daarom steeds moeten proberen om bij te dragen aan een vruchtbare kruisbestuiving tussen de vakbeweging en sociale bewegingen op straat.

In de afgelopen maanden zagen we dat de verkiezing van Trump al heel snel aanleiding was tot massale en soms felle acties, waar duizenden mensen aan deelnamen. De Women’s March op 11 maart was niet zonder gebreken, maar met 15.000 – 20.000 deelnemers kunnen we gerust spreken van een indrukwekkende en enthousiasmerende heropleving van feminisme als massabeweging.

Eerder zagen we hoe demonstraties tegen TTIP en CETA duizenden op straat brachten en in de verkiezingscampagne bleek duidelijk dat er een onderstroom is van vooral jongeren in Nederland die de strijd tegen klimaatverandering willen aangaan.

Al deze voorbeelden tonen aan dat er een basis is voor nieuwe massale strijdbewegingen en daarmee voor de opbouw van een nieuw en activistisch links. Als socialisten hebben we de taak om die bewegingen op te bouwen.

Maar ondertussen moeten we praten. We merken dat er meer actiebereidheid is, vooral onder jongeren. De hoge opkomst tijdens de verkiezingen toont aan dat er een gevoel van urgentie is om iets te doen tegen extreem-rechts. Binnen de SP en Artikel 1 – twee partijen die op hun eigen manier gezonde elementen bevatten voor een strijdbaar en principieel links – zullen de komende tijd discussies op gang komen over wat voor organisaties en wat voor politieke strategie we nodig hebben.

Kortom: dit is de tijd om stappen te gaan zetten in de richting van een nieuw links, dat conclusies trekt uit deze in veel opzichten rampzalige verkiezingen. Als Internationale Socialisten bouwen we aan een revolutionair links dat zich ten doel stelt om niet alleen de weerzinwekkende symptomen van het kapitalisme, maar ook het systeem als geheel te verslaan. En natuurlijk nodigen we iedereen uit die dat revolutionaire antikapitalisme met ons deelt om zich bij ons aan te sluiten.

Maar tegelijkertijd willen we met iedereen samenwerken om een links vorm te geven dat het verzet tegen klimaatverandering, racisme, seksisme, homofobie, afbraak en repressie kan opbouwen. Dit is niet het moment om gedemoraliseerd te raken door de ruk naar rechts, noch om ons in slaap te laten sussen omdat Wilders niet de grootste is geworden. Dit is het moment om samenwerking te smeden, te bouwen en te organiseren. Iedereen die dat met ons eens is nodigen we daarom uit om daaraan mee te doen.

Meedoen? Kom naar de bijeenkomsten ‘Hoe verder met links?’ in Amsterdam en Utrecht en het Marxisme Festival.