Wordt China de nieuwe supermacht?
Foto: Arbeiders in een fabriek van Foxconn in Longhua, 26 mei 2010.
Door Ewout van den Berg
In korte tijd heeft China zich ontwikkeld tot een exportreus en bouwgigant van jewelste. Het is de grootste verbruiker van energie en exporteur van de wereld. Het totale bruto binnenlands product (bbp) is de afgelopen twaalf jaar verviervoudigd. Ondanks deze sterke groei is het inkomen per hoofd van de bevolking echter nog steeds een fractie van dat van economische kernlanden. Het inkomen per hoofd van de bevolking in Nederland is bijvoorbeeld met 31.464 euro 9,5 keer zo groot als dat van iemand in China.
Een dergelijk Aziatisch succesverhaal hebben we ook eerder gehoord. In de jaren tachtig werd Japan als nieuwe wereldmacht bestempeld terwijl de jaren negentig in het teken stonden van de ‘Aziatische tijgers’. De stormachtige groei van China is kwalitatief niet heel anders. Wat wel een groot verschil is, is de immense schaal waarop dit gebeurt. Zo was het aantal Chinezen dat behoort tot de beroepsbevolking in 2010 maar liefst 815 miljoen, tegenover 63 miljoen in Japan en 25 miljoen in Zuid-Korea.
De Chinese groei bewijst het ongelijk van liberale economen die stellen dat ‘open grenzen en vrijhandel’ de enige weg vooruit zijn voor economische ontwikkeling. Het protectionisme van China was juist essentieel in de groei van de economie. Het schermde de eigen markt af van technologisch geavanceerde producten uit het Westen terwijl het de eigen exportindustrie juist ondersteunde.
Maar dezelfde factoren die aan de basis liggen van de groei, creëren tegelijkertijd de beperkingen en tegenstellingen die een voortzetting van diezelfde groei ondermijnen. De premier van China, Wen Jiabao, stelde in 2007 al dat de Chinese economie in haar huidige vorm ‘instabiel, niet gebalanceerd, ongecoördineerd en uiteindelijk niet duurzaam’ is. De redenen hiervoor liggen zowel in de internationale machtsverhoudingen als in binnenlandse ontwikkelingen.
Geopolitieke spanningen
De Chinese groei loopt tegen internationale grenzen aan. De belangrijkste hiervan is de grote afhankelijkheid van de VS. Het jaarlijkse handelsoverschot met Amerika als grootste handelspartner schommelt rond de 250 miljard dollar. De dollarreserves van China zijn dan ook gigantisch, op het moment 3115 miljard dollar. Dit zijn reserves waar China weinig mee kan, behalve tegen extreem lage rente Amerikaanse staatsobligaties kopen.
Het alternatief – de dollars naar de markt brengen – zou de prijs van de dollar ten opzichte van de yuan doen toenemen. Met een voor de VS dure yuan, daalt de export en de waarde van de Chinese dollarreserves. Om haar exportbeleid te kunnen volhouden, wordt de Chinese heersende klasse dus gedwongen de tekorten van de VS te subsidiëren.
De snelle groei stuit ook op andere grenzen. De Chinese productie is afhankelijk van andere landen voor energie en grondstoffen. Om deze veilig te stellen sluit de Chinese staat over de hele wereld overeenkomsten met oliebedrijven en grondstofproducenten.
De Chinese ontwikkelingsbank verstrekte bijvoorbeeld een lening van 8 miljard euro aan het Braziliaanse staatsbedrijf Petrobras in ruil voor de garantie van olieleveranties voor de komende tien jaar. Hiernaast verkocht China wapens aan Soedan in ruil voor olie, terwijl het ten zuiden van de Sahara miljoenen hectaren vruchtbare landbouwgrond aan het opkopen is.
In deze wereldwijde jacht op grondstoffen staat China tegenover andere imperialistische mogendheden. De VS zijn de belangrijkste concurrent. Met de terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Irak hebben de VS aangekondigd hun pijlen te richten op het gebied rond de Stille Oceaan, de traditionele invloedssfeer van China.
Maar hoewel de Chinese economie ondertussen de omvang van die van de VS benadert, blijven de VS op militair gebied superieur. De Chinese uitgaven blijven ver achter bij die van de VS: 92 miljard tegenover 680 miljard dollar. Wil China dezelfde toegang tot grondstof- en afzetmarkten veroveren, dan zal het meer geld moeten investeren in zijn militaire apparaat.
Terwijl de ontwikkeling van de JSF vertraging oploopt, liet het Chinese leger militaire analisten onlangs versteld staan met de testvluchten van een nieuwe straaljager. De J-20 is meer toegerust op luchtgevechten dan de JSF en zal waarschijnlijk vanaf 2017 in productie worden genomen. Maar dit heeft een prijs. Het betekent dat een steeds groter deel van het bbp besteed zal moeten worden aan dergelijke niet-productieve uitgaven.
Overproductie en schulden
De Chinese groei staat niet alleen door de geopolitieke concurrentie onder druk. Jarenlang heeft het Chinese kapitalisme kunnen groeien door een groot deel van de winsten direct weer te investeren in de eigen economie. Belastingen en lonen werden laag gehouden zodat 40 procent van het bbp zo jaarlijks opnieuw geïnvesteerd kon worden. Deze focus op snelle groei leidt ertoe dat het steeds moeilijker wordt winstgevende investeringen te vinden. Dit heeft verschillende gevolgen.
In de eerste plaats neemt de overproductie toe. De Chinese industrie komt in deze situatie terecht door de constante investeringen in combinatie met toenemende crisis in haar belangrijkste afzetmarkten. Zo is het totaal aan niet-gebruikte capaciteit in de staalindustrie bijvoorbeeld even groot als de totale capaciteit in de EU.
Hiernaast zijn er net als in het Westen ‘bubbels’ ontstaan door de grote hoeveelheden kapitaal op zoek naar winst. Tussen 2005 en 2009 verdrievoudigden de huizenprijzen. ‘Vastgoedinvesteringen maken nu meer dan de helft uit van de totale hoeveelheid investeringen’, schrijft de neokeynesiaanse econoom Paul Krugman.
Hij voegt eraan toe dat het China van nu verdacht veel lijkt op de VS van 2007. Hier lijkt echter snel een einde aan te komen. Nieuwe appartementen in Peking daalden de afgelopen maanden met 25 procent in prijs.
Ten slotte wordt ook China geconfronteerd met zijn eigen schuldencrisis. Het antwoord van het Chinese staatsapparaat op de crisis in 2008 was een stimuleringspakket van 1,2 biljoen euro, grotendeels gericht op infrastructuur. Staatsbanken leenden hiervoor geld aan lokale overheden, maar een recent rapport van een Chinees onderzoeksteam schat dat een vijfde hiervan nooit afbetaald zal worden.
De economische groei gaat ook gepaard met toenemende ongelijkheid. De rijkste 10 procent bezit 40 procent van de totale rijkdom, terwijl de armste 10 procent het met 1,7 procent moet doen. De allerrijksten zijn bijna zonder uitzondering leden van de Communistische Partij die op grote schaal geprivatiseerde bedrijven hebben opgekocht. Op het platteland is er een laag ambtenaren ontstaan die leeft van de opbrengst van het land.
De opgeschroefde uitbuiting van boeren en hun vlucht naar de stad is niet los te zien van het ‘succesverhaal China’. Deze grote hoeveelheid arbeidsmigranten vormt een industrieel reserveleger waarmee de lonen van de hele Chinese arbeidersklasse laag gehouden kunnen worden. Maar het zijn dezelfde ontwikkelingen die leiden toe de toename van sociale explosies, zoals het grote aantal stakingen in fabrieken en de opstanden in dorpen in de provincie.
Politiek explosief mengsel
China is een economische reus, maar zijn groei is gebouwd op tegenstellingen die in de context van een mondiale crisis tot zware economische en ook politieke schokken zullen leiden. De enige manier waarop China zou kunnen blijven groeien is door een vergroting van de binnenlandse consumptie. Maar de binnenlandse consumptie is de afgelopen tien jaar structureel gedaald. Bovendien verlangt die consumptie hogere lonen, die echter de internationale concurrentiepositie van de Chinese economie ondermijnen – een contradictie die in het kapitalisme zit ingebakken.
Terwijl de ogen dit jaar gericht zullen zijn op de presidentsverkiezingen in de VS, vindt er in oktober in China ook een wisseling van de macht plaats. De uitkomst van de richtingenstrijd die nu binnen de Communistische Partij gevoerd wordt, bepaalt grotendeels de lijnen waarlangs de Chinese elite antwoorden probeert te formuleren over imperialistische machtsstrijd en binnenlandse uitbuiting. Maar zij zal de diepe problemen van de Chinese economie hoe dan ook niet kunnen oplossen.
In combinatie met de overproductie, verliezen op leningen en het barsten van de bubbels leidt dit tot een politiek explosief mengsel. De enige mogelijkheid om dit te veranderen ligt in de handen van de miljoenen Chinese arbeiders wier arbeid aan de basis staat van deze spectaculaire groei.
Tot nog toe heeft de onrust op verschillende plekken in het productieproces zich nog niet voldoende weten te organiseren om een dreiging te vormen voor de staat. Maar de Chinese elite is zich tot op het bot bewust dat deze mogelijkheid bestaat en kijkt met huiver naar het moment waarop de Arabische Lente naar China overwaait.