Word wakker, we moeten het hebben over revolutionair socialisme

De verkiezing van Trump als president van de Verenigde Staten leidt tot veel geschokte reacties, en terecht. Maar een oproep om ‘wakker te worden’ is slechts een begin. We moeten het hebben over radicale alternatieven en daarmee ook over socialisme.
21 november 2016

Door Nima Moradi

De verkiezing van Trump heeft terecht geleid tot een golf van protesten en verontwaardiging bij veel mensen die de normalisering vrezen van zijn ongekende racisme en seksisme. Maar het feit dat dezelfde gevestigde orde die hem eerder nog veroordeelde hem nu omarmt, is een waarschuwing voor iedereen die denkt dat Wilders nooit zal regeren.

De weerstand van het ‘neoliberale midden’ tegen nationalisme, racisme en seksisme is als het erop aankomt tactisch, niet principieel. Het is daarom verademing om te zien dat er nu een debat wordt gevoerd over de lessen van de Amerikaanse verkiezingen en wat voor links we in Nederland nodig hebben.

Racisme niet onderschatten

Veruit de beste bijdrage in dit debat komt van de socioloog Willem Schinkel. Feilloos laat hij zien hoe decennia van neoliberaal beleid de basis legden voor Trumps aantrekkingskracht als schijnbaar anti-systeem kandidaat. Over het begin van een alternatief schrijft hij: ‘Linkse politiek moet beginnen met sociale rechtvaardigheid als basis van een samenleven dat minder behoefte heeft aan machtsverdeling via culturele verschillen.’

Maar hoewel Schinkel benadrukt dat de ‘inzet moet zijn om economische uitbuiting (van mens en natuur) en culturele hegemonie (racisme, seksisme) te verbinden,’ zegt hij te weinig over de rol van racisme. Hiermee onderschat hij de mate waarin de extreem-rechtse politiek van Trump, maar ook van Wilders, afwijken van de gevestigde politiek, hoewel ze er een gevolg van zijn. Trump en Wilders creëren bewust een politiek van haat tegen migranten en moslims die veel verder gaat dan die van de gevestigde politici. Maar ook daar moeten we niet vergeten dat al in de jaren negentig liberale politici de weg voor Trump en Wilders plaveiden – denk aan Bolkestein in Nederland en Samuel Huntington (‘botsing tussen beschavingen’).

In de buitenlandse politiek moest dit na het wegvallen van de Sovjet-Unie de blijvende oorlogspolitiek (NAVO) rechtvaardigen en in het binnenland diende het als een bliksemafleider voor de groeiende onvrede over de sociale afbraak. Maar Trump en Wilders zijn de Frankensteins van de gevestigde politiek. Ze vertegenwoordigen als het ware een neoliberale vlucht naar voren, in een extreem-rechtse richting die bij een moderne vorm van fascisme kan eindigen.

Bregmans illusies

Wat het gevaar van fascisme betreft, heeft Rutger Bregman van de Correspondent een beter verhaal met zijn artikel ‘2016 is het 1933 van mijn generatie. Tijd om op te staan’. Maar hij loopt het gevaar om naar de andere kant door te slaan: 1933 was het moment waarop Hitler aan het hoofd van een grote fascistische beweging met knokploegen op straat aan de macht kwam. Onze situatie is veel meer vergelijkbaar met de jaren twintig, toen Hitlers fascistische beweging werd opgebouwd. Net als toen is de opmars van het fascisme vermijdelijk, mits we urgent reageren en een nieuw sterk links opbouwen.

Ook wat dat betreft is Bregman scherp; hij laat zien dat ‘links-liberale’ illusies ons zo ver hebben gebracht. In plaats van verzet zijn ‘zogenaamd linkse en progressieve partijen’ steeds meer naar rechts geschoven. Vervolgens geeft Bregman drie stappen aan waarmee we het tij kunnen keren. Hij stelt dat links een nieuw en eenvoudig uit te leggen verhaal nodig heeft, een aantal duidelijke eisen en hartstocht á la Bernie Sanders. So far, so good. Maar Bregman zelf is ook niet vrij van illusies.

Socialisme

Ten eerste blijft het andere verhaal van Bregman vaag omdat hij het ‘radicale alternatief’ niet verder invult. Zelfs in de VS, waar de term socialisme door rechts zolang besmeurd is, durfde Bernie Sanders het over socialisme te hebben en kreeg massale steun. Het alternatief kan niet anders zijn dan een radicale breuk met het kapitalisme dat de democratie ondermijnt, winst boven mensen plaatst, onze planeet frituurt en ons van de ene oorlog in de andere stort. Dat alternatief moet dus de belangen van de miljoenen boven die van de miljonairs plaatsen, democratie uitbreiden zodat we met zijn allen de inrichting van onze economie kunnen bepalen en daarmee duurzame ontwikkeling mogelijk maken.

Dat alternatief heeft een naam: socialisme. Het is de hoogste tijd dat we die term gaan populariseren met concrete voorbeelden. En wat als sommigen daarbij aan de stalinistische dictaturen denken? Dan kunnen we juist de invulling van socialisme uitdiepen en verder ontwikkelen. In de stalinistische dictaturen had de staatsbureaucratie alle zeggenschap over de economie. In socialisme willen we juist een uitbreiding van democratie zodat we met zijn allen de economie controleren.

Tegenmacht opbouwen

Wat verder mist in Bregmans verhaal is de macht van staat en kapitaal als het probleem en daarmee de noodzaak om een sociaal-politieke tegenmacht op te bouwen die niet duizenden maar miljoenen mensen kan mobiliseren. Dit is de moeilijke discussie die we nu moeten voeren. Dat vereist alleen wel dat we de ivoren torens van universiteit en redactieruimte verlaten. Drie punten staan hierbij centraal.

In de eerste plaats moet deze tegenmacht gebaseerd zijn op sociale strijd en bewegingen. De TTIP-onderhandelingen zijn vastgelopen dankzij de protesten in Nederland en de rest van Europa. De roep om belastingontwijking door multinationals aan te pakken is er gekomen doordat we er actie tegen hebben gevoerd. Schoonmakers hebben nu iets hogere lonen doordat ze ervoor gestaakt hebben. Waar de macht van het kapitaal in ons dagelijks leven tot uiting komt — op straat, op de werkvloer en onze scholen en universiteiten — daar moet ze geconfronteerd worden door protest en strijd.

In de tweede plaats mag deze tegenmacht niet alleen bij het sociale blijven, maar moet zij ook politiek worden. Tot enkele jaren geleden werd de noodzaak van politieke partijen in veel sociale bewegingen ontkend. Maar de crisis heeft dat inzicht helpen veranderen. De pleinbezettingen in Spanje uit 2011 lieten zien hoe belangrijk de rol van protest is, maar de verkiezingen werden toen gewonnen door rechtse partijen. Daaruit trokken veel activisten de terechte conclusie dat we de politiek kunnen negeren maar de politiek ons niet negeert.

De oprichting van Podemos in Spanje en de groei van Syriza in Griekenland waren logische conclusies. Maar de ontwikkeling van Podemos en Syriza, en van de SP, laat zien dat niet alleen de traditionele reformistische partijen (sociaal-democraten), maar ook deze nieuwe links-reformistische partijen naar rechts kunnen schuiven. Dit komt omdat ook zij de illusie hebben dat het kapitalisme hervormd kan worden als links het spelletje meespeelt en zich ‘realistisch’ opstelt. Maar de structurele macht van het kapitalisme bepaalt de marges van wat ‘realistisch’ is, zoals Syriza’s botsing met de ECB en financiële markten laat zien.

Hoewel links-reformistische partijen belangrijk zijn in het ontwikkelen van het verzet, maken twee historische lessen het opbouwen van revolutionaire partijen noodzakelijk. Ten eerste ligt werkelijke macht niet in het parlement maar in de directiekamers van grote bedrijven, in de staatsbureaucratie en het leger. Ten tweede komen niet alle mensen tegelijk in verzet. Politiek bewustzijn is ongelijkmatig. Sommigen hebben racistische of seksistische ideeën. Maar als de meest strijdbare mensen die tegen alle vormen van onderdrukking en uitbuiting zijn hun krachten bundelen, kunnen ze de loop van de gebeurtenissen beïnvloeden.

Samenwerking

Maar dit betekent niet dat revolutionaire partijen in hun eentje veranderingen zouden moeten willen, laat staan kunnen bereiken. Een revolutionaire partij moet juist de samenwerking zoeken met groepen die veranderingen willen maar nog denken dat dat mogelijk is binnen de kaders van de status quo, of die wel tegen bezuinigingen zijn maar ook tegen de komst van asielzoekers in hun buurt. Door samenwerking staan we niet alleen sterker, maar kunnen we massabewegingen bouwen waarin de ideeën van miljoenen mensen naar links bewegen door de ervaring die strijd met zich meebrengt.

In de jaren dertig pleitte de Russische revolutionair Leon Trotski voor dit soort samenwerking tussen revolutionairen en reformisten – het eenheidsfront – om het fascisme te stoppen. Maar dit werd onmogelijk gemaakt door zowel de sociaal-democraten als de communisten die de aantallen hadden om de opkomst van Hitler te stoppen. Sociaal-democraten wilden geen radicale veranderingen en de communisten volgden het sektarisme van Stalin die de sociaal-democraten als sociaal-fascisten bestempelde.

Tot slot, het is meer dan terecht dat Bregman en anderen de alarmbellen luiden – het is tijd om wakker te worden en op te staan. Maar dat is het begin, om te winnen tegen de extreem-rechtse krachten die het neoliberalisme losmaakt, moeten we het hebben over revolutionair socialisme.