Woonwagenbewoners: een geschiedenis van vervolging

Woonwagenbewoners horen bij de meest onderdrukte volkeren van Europa. Hun vervolging begon in een feodalisme in crisis. Maar het was het industrieel kapitalisme dat deze doorvoerde tot in het extreme.
12 september 2017

In de 15de eeuw kwamen groepen nieuwkomers naar Europa van wie men beweerde dat ze uit Egypte kwamen, en dus ‘Gypsies’ werden genoemd. Maar de echte herkomst, wat je kunt verwachten van reizende volkeren, is onzeker.

In deze feodale tijd stelden vorsten en edellieden de diensten van reizigers op prijs: ze handelden in allerlei waren, of zorgden voor amusement met muziek of dieren. Noch hun afkomst noch levenswijze was een issue in deze tijd. Ze kregen vrijgeleides van de Paus, van graven en steden.

Rond 1500 veranderde dit. Eerst werden Sinti en Roma uit Duitsland verdreven. In 1523 hernieuwde Keizer Karel V een decreet tegen woonwagenbewoners als ‘heidenen’ – bijzonder wrang omdat de meeste woonwagenbewoners toen al religieus waren.

Zo kwamen woonwagenbewoners voor het eerst in de verdrukking. Karel V ondernam een laatste poging om het christendom verenigd te houden. De reden van zijn falen was dat de opkomende burgerij in de steden eigen interpretaties zouden ontwikkelen. Deze reformatie was in de Nederlandse Republiek de prelude tot een revolutie, de Hollandse Opstand van 1568.

In de vroege reactie hiertegen werden woonwagenbewoners het slachtoffer. Vanaf midden-16de eeuw werden ze wreed vervolgd, vermoord, tot slaaf gemaakt of verbannen door heel Europa.

Kapitalisme

Dit proces intensiveerde met de opkomst van het kapitalisme. Tegen het begin van de 20ste eeuw veranderde de staat, met de opkomst van een hiërarchisch ambtenarenapparaat, politie, een geheime dienst en steeds ‘hardere’ landsgrenzen. Dit zouden wapens tegen woonwagenbewoners blijken.

De Sinti en Roma – de belangrijkste maar niet de enige volkeren – hadden mobiele beroepen, zoals ketelpoetsers, berenleiders, markt- en circusmensen. Maar het kapitalisme had een stabiel arbeidsleger nodig, niet geïnspireerd door de ‘vrijheid’ van reizigers.

In hetzelfde decennium dat wetten op abortus en homoseksualiteit (1909) werden gemaakt, werd een staatscommissie tegen ‘landloperij’ ingesteld (1903). Met de Woonwagenwet (1918) moesten woonwagenbewoners een vergunning hebben en een nummerplaat. Zo waren ze herkenbaar voor de autoriteiten.

Ondanks de toenemende vervolging in de jaren 30, klopte de Telegraaf het racisme op: ‘Zigeuneraanval op onze grenzen’ en ‘Tientallen Zigeuners willen Nederland binnenkomen’.

De Duitse eugeneticus Ritter stelde, op basis van racistische criteria, voor om woonwagenbewoners in kampen te stoppen en massaal te steriliseren. Ritter wilde in 1937 ook de woonwagenbewoners in Nederland ‘onderzoeken’, maar toen het woord ‘gaskamers’ viel zagen de Nederlandse studenten wijselijk af van hun noodzakelijke medewerking.

Wel richtte de katholieke minister Van Schaik een Nederlandse Zigeunercentrale op in 1936, die tot januari 1939 gegevens uitwisselde met Duitsland. De kerk had ook nog een eigen registratie. In Duitsland werden ze al naar dwangkampen gestuurd en uit de maatschappij geïsoleerd.

Bezetting

Nadat in Duitsland vanaf mei 1940 alle woonwagenbewoners naar concentratiekampen werden gebracht, presteerde directeur J.A. van Doorn van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon in Utrecht het om een brochure te schrijven met de titel ‘De woonwagens moeten verdwijnen’.

Met het Auschwitz-Erlass van 29 maart 1943 moesten alle ‘Zigeuners’ naar het vernietigingskamp. De deportatie werd grotendeels uitgevoerd door de Nederlandse politie. Terwijl de eerste massavergassingen plaatsvonden reageerden de Nederlandse autoriteiten – met confiscaties en opsluiting van woonwagenbewoners.

Nu voerde de Telegraaf (april 1944) een campagne tegen de ‘beroepswerklozen’ die een ‘makkelijk’ leventje zouden willen. Bij een massarazzia in mei werden meer dan 2000 woonwagenbewoners gedeporteerd. De Nederlandse politie was zó fanatiek bij de arrestatie van deze volgens hen ‘asociale’ mensen dat de nazi’s er 64 weigerden: ‘De Hollanders zijn gek geworden, nu sturen ze ons Ariërs!’

Maar de woonwagenbewoners die wél naar de vernietigingskampen gingen, overleefden het meestal niet. Ook werden ze blootgesteld aan de gruwelijke experimenten van Ritter en Mengele.

Bevrijding?

Na de oorlog werden reizigers geweigerd aan grenzen; bleken hun bezittingen vaak geconfisqueerd, en werd hun bewegingsvrijheid niet beter. De commissie die in Nederland de positie van woonwagenbewoners moest regelen had een ervaren kandidaat: J.A. van Doorn.

Nadat op een bijeenkomst enkele burgemeesters ervoor hadden gepleit om de nazi-wet in stand te houden, werd in juli 1946 de wet van 1918 geamendeerd om toezicht op (repressie van) deze ‘antisociale groep’ te verbeteren. Met nieuwe wetten in 1968 en 1971 werden woonwagenbewoners opnieuw in kampen gedwongen: nu was de vergunning voor een woonwagen beperkt tot wagenbewoners en hun kinderen.

Door hun stigmatisering blijven woonwagenbewoners een bliksemafleider voor rechtse pers en politici, de politie en ‘bezorgde burgers’. Het is aan socialisten om deze onderdrukking te duiden – en te helpen bestrijden.