Woonwagenbewoners brengen standplaatsbehoefte Haarlemmermeer in kaart

Vertegenwoordigers van de VSRWN en gemeente Haarlemmermeer, onder wie wethouder Tom Horn, tijdens de presentatie van het rapport, 29 november 2017 (Foto via VSRWN)
Op woensdag 29 november presenteerde de Vereniging Sinti, Roma, Woonwagenbewoners Nederland (VSRWN) de resultaten van een standplaatsonderzoek in de Haarlemmermeer aan wethouder Tom Horn van deze gemeente. Uit dat onderzoek blijkt een groot en acuut tekort aan plekken voor woonwagens. Hoe gaat de Haarlemmermeer dit aanpakken?
18 december 2017

Door Mark Kilian

De bijeenkomst loopt uit, maar de aanwezigen beginnen de zaal te verlaten. De heer Hennie Descendre is lid van het onderzoeksteam van VSRWN: ‘Ik woon in een woonwagen, mijn hele leven al. Ik ben erin geboren en ik ga erin kapot.’ Wat vindt hij van de bijeenkomst?

‘Ik ben meer tevreden als voor die tijd. We hebben nou een beetje een wethouder die zegt: We gaan een half jaartje kijken hoe ver we kunnen komen. Ik ben vanaf 2005 bezig. Je bent hier altijd met een kluitje in het riet gestuurd. Nu blijkt dat het niet zo heel erg is. Een beetje vertrouwen hebben we terug.’

Het standplaatsonderzoek werd uitgevoerd door Sabina Achterbergh (VSRWN), samen met Woonwagenbewoners in Actie en Stichting Het Huurdershuis. Achterbergh vertelt:

‘We hebben in mei het verzoek gedaan om dit te onderzoeken. De wethouder stond daar open voor en heeft het ook net aangenomen. Het heeft een half jaar geduurd om dit uit te zoeken.

We hebben 1 op 1 staanplaatsen nodig. Er zijn 46 enquêtes ingevuld, die geven aan dat 47 mensen nog een staanplaats nodig hebben. We hebben ook de spijtoptanten meegenomen. Maar er is dus een verdubbeling van het aantal staanplaatsen nodig.

Ze doen nu in de Haarlemmermeer onderzoek naar woonbehoefte. Er moeten sowieso 20.000 woningen bij komen. Ze gaan ons meenemen in een subonderzoek, en op een goede manier meenemen in een uitspraak van de gemeenteraad. Waarschijnlijk komt er binnen zes maanden uitsluitsel.’

De cijfers in het rapport liegen er niet om. Er zijn 25 plaatsen nodig om 25-plussers te huisvesten. Het aantal ‘spijtoptanten’, woonwagenbewoners die het in een huis hebben geprobeerd maar terug willen, wordt op 66 geschat. En voor mensen uit andere regio’s die naar de Haarlemmermeer willen verhuizen, bijvoorbeeld voor werk, nog eens 15 plekken.

Wat is hier het commitment van de gemeente Haarlemmermeer? Die vraag wordt beantwoord door Wim Koevoet, woordvoerder van wethouder Tom Horn.

‘De wethouder kan nu geen toezeggingen doen. Hij kan nu ook niet zeggen of hij de cijfers uit het rapport omarmt of niet. Wel heeft hij het een ‘gedegen onderzoeksrapport’ genoemd. Ik heb er ook een artikel over gemaakt: ‘De gemeente gaat in de nabije toekomst opnieuw een schaalsprong maken van circa 20.000 woningen en daarbij moet ook de behoefte aan woonwagenstandplaatsen meetellen.’ Er komt in Haarlemmermeer een onderzoek naar de behoefte aan allerlei woonvormen en daar wordt absoluut ook de behoefte aan woonwagens ook bij. Meer kan hij niet zeggen in deze fase.’

Dat vind ik vrij voorzichtig. Er is acuut behoefte aan 47 standplaatsen.

‘In dit deel van het land, de regio Haarlemmermeer en Amsterdam, is de algemene woningbehoefte sowieso groot. Mensen moeten hier soms acht jaar wachten op een sociale huurwoning. Dan is het niet heel erg vreemd dat een wethouder die met een dergelijk onderzoek wordt geconfronteerd niet allerlei toezeggingen gaat doen. Dat zou surrealistisch zijn.

We nemen het rapport zeker serieus. We hebben er kennis van genomen tijdens de presentatie. Iedereen kwam aan het woord: de wagenbewoners, mensen van het ministerie, mensen die te maken hebben met mensenrechten. Ik denk dat de wethouder twee minuten aan het woord is geweest van de 75 minuten die de bijeenkomst duurde. Dus kun je nu ook niet veel meer reacties van de kant van de gemeente verwachten.

Trouwens, die veel grotere behoefte aan standplaatsen dan het aanbod groot is, is als je het hebt over woonwagenstandplaatsen, niet bepaald iets Haarlemmermeers. Dat is geen excuus, dat weet ik, maar dat is het landelijke beeld. Wij vinden dat baanbrekend dat mevrouw Achterbergh nu aangetoond lijkt te hebben dat er een grotere behoefte is. Het is voor het eerst dat daar grondig onderzoek naar is verricht en dat maakt het meetellen van woonwagenstandplaatsen in het grotere geheel gemakkelijker.

De grote waarde van het onderzoek van mevrouw Achterbergh en haar mensen is dat zij duidelijk maakt, en daarvoor ook bewijsmateriaal aanlevert, dat er behoefte is aan beduidend meer standplaatsen voor woonwagens. Bij ons weten is dit voor het eerst zo grondig gedaan. Wel hebben woonwagenbewoners in het verleden aangegeven dat er meer standplaatsen moesten komen maar dat deden ze niet op basis van een onderzoek waarvan de resultaten herleidbaar waren.

Ik heb begrepen uit het onderzoek dat landelijk – dus ook in de Haarlemmermeer, daar loop ik niet voor weg – al jaren op hetzelfde peil is. En dat is opmerkelijk als intussen de behoefte zo hard groeit. De VSRWN kwalificeerde dat gegeven als “uitsterfbeleid”.

Dat heeft de wethouder tegengesproken, met de constatering dat in de Haarlemmermeer nooit bewust plaatsen zijn weggehaald. Dan spreek je over uitsterfbeleid, maar dat is hier niet gevoerd. Er is hier niet ingespeeld op de kennelijk gegroeide behoefte maar een verklaring daarvoor kan zijn dat er geen duidelijk beeld was van die behoefte.’

Nee. Er zijn twee soorten uitsterfbeleid: actief en passief. Actief is plaatsen weghalen, passief is een stagnerend aantal. En er zijn instructies uit het ministerie over hoe je dat voert. Maar u zegt: ‘Dat hebben we nooit gevoerd’?

‘Nee. We hebben hier nooit gedacht: “Jongens”’ – ik zeg het even expres zo – “we gaan een dusdanig beleid voeren dat er straks niet één standplaats meer over is.” Maar dat zou dan in jouw woorden ‘actief uitsterfbeleid’ zijn. Dat zijn niet mijn woorden. Er is in het algemeen al jaren schaarste als het om sociale huurwoningen gaat. Daarvan zeg je toch ook niet dat de gemeente een actief of passief uitsterfbeleid voert?

Heeft u gegevens van de ontwikkeling van het aantal standplaatsen in de Haarlemmermeer over de afgelopen decennia? Uit betrouwbare bron weet ik dat die tellingen vrij vroeg begonnen zijn…

‘Dat getal is al decennialang 41. De plekken zijn wel veranderd. Er was vroeger een centraal woonwagenkamp maar door de groei van Schiphol zijn de standplaatsen verdeeld over de polder.’

Na een gevecht met milieugroepen midden jaren 90 werd de Polderbaan van Schiphol in februari 2003 in gebruik genomen. De heer Descendre vertelde in 2009:

‘Drieëntwintig jaar geleden (dus 1986, red.) is het grote woonwagencentrum in Hoofddorp opgeheven en zijn verspreid over de gemeente Haarlemmermeer kleine centra ontstaan. In al die jaren is er nog nooit een vak bijgekomen. We zijn indertijd vrijwillig vertrokken van de Vijfhuizenweg in Hoofddorp. Het centrum werd opgeheven vanwege de nieuwe startbaan van Schiphol. Alle mensen zijn verspreid over Hoofddorp, Badhoevedorp, Abbenes, Nieuw Vennep en Zwaanshoek. Maar er zijn plaatsen verloren gegaan, in het grote kamp waren er 65, in de kleine kampjes zijn er in totaal maar 55 aangelegd.’

De Commissie Gelijke Behandeling had daarom de gemeente Haarlemmermeer al in 2009 de aanbeveling gedaan te zorgen ‘dat woningzoekenden op laagdrempelige wijze hun belangstelling voor een woonwagenstandplaats kenbaar kunnen maken’ en maatregelen te treffen zodat de verhouding tussen vraag en aanbod niet anders is dan bij andere woningen.

Volgens de gemeente zijn er minder standplaatsen. ‘Het aantal standplaatsen in de Haarlemmermeer is 41’, zegt een ambtenaar van Haarlemmermeer. ‘Dat is deze eeuw niet veranderd.’ Maar de stagnatie van het aantal standplaatsen ‘is zeker lang, en dat is raar’, beaamt ook gemeentewoordvoerder Wim Koevoet.

Wat doet de gemeente hierin? Voorziet de gemeente alleen in de plek of is de gemeente of woningbouwvereniging ook verantwoordelijk voor de wagen?

‘Corporatie Ymere is de eigenaar van de standplaatsen, en verhuurt en beheert deze. De woonwagens zijn op één na in het bezit van de bewoners. Ymere verhuurt die ene woonwagen.

De grote waarde van het onderzoek van mevrouw Achterbergh en haar mensen is dat zij duidelijk maakt, en daarvoor ook bewijsmateriaal aanlevert, dat er behoefte is aan beduidend meer standplaatsen voor woonwagens. Bij ons weten is dit voor het eerst zo grondig gedaan. Wel hebben woonwagenbewoners eerder aangegeven dat er behoefte was, maar niet zodanig onderbouwd.’

Na decennia is het de wagenbewoners eindelijk gelukt om een stem te laten horen op gemeentelijk – en deels landelijk – niveau. Nu is het de vraag of de beleidsmakers dit geluid gaan vertalen in beleid, of onenigheid over getallen voor uitstel zorgt van dit urgente vraagstuk.