Wie was: Vladimir Majakovski (1893-1930)

Vladimir Majakovski was een lyrisch dichter en overtuigd communist in het Rusland van 1917. Zijn gedichten waren net zo fel – en vol tegenstrijd – als de tijd waarin hij leefde.
8 januari 2016

Door Johannes Adahl

Majakovski werd geboren op 19 juli 1893 in Bagdadi op het platteland van Georgië. Als 13-jarige verhuisde hij naar het economische en politieke centrum Moskou. De dynamiek van het stedelijke leven – auto’s en trams, verkeers- en reclameborden, het lawaai en geroezemoes van een miljoenenstad – hadden een grote invloed op zijn poëzie.

In Moskou kwam Majakovski ook voor het eerst in aanraking met de politiek. Op zeer jonge leeftijd werd hij lid van de Bolsjewieken, een illegale, ondergrondse groep radicale socialisten. Hij verspreidde kranten en pamfletjes tegen de tsaristische dictatuur. De politie arresteerde hem regelmatig, en hij zat drie keer in de gevangenis voor zijn 15de verjaardag. Tijdens zijn derde celstraf besloot hij dichter te worden.

Futurisme en de oorlog

Na zijn vrijlating kwam Majakovski in contact met een groep jonge kunstenaars, de ‘futuristen’, die zijn fascinatie met de dynamiek en snelheid van het stadsleven, en zijn hekel aan het tsarisme deelden. Hun luidruchtige publieke voorstellingen, schokkend en ludiek, waren een kruising tussen cabaret, carnaval en wat later performance art zou heten.

Een ooggetuige schreef in 1913: ‘Majakovski, Kamenski en Livsjits verzamelden zich om precies 12 uur op een drukke plek in Moskou, om vervolgens de straat op te lopen in een langzame, plechtige stoet. Ieder reciteerden zij hun laatste, meest “schokkende” futuristische gedicht. Majakovski droeg een oranje blouse, Livsjits een extravagante stropdas en pochet, en Kamenski die een piloot voorstelde, had een vliegtuig op zijn gezicht geschilderd. Ieder droegen zij houten lepels in plaats van bloemen in hun knoopsgaten.’

De futuristen zouden een grote invloed uitoefenen op allerlei kunstvormen, van poëzie en theater tot beeldhouw- en schilderkunst. Maar met het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914 verdween deze experimentele kunstbeweging net zo snel als hij ontstaan was.

De oorlog sleepte zich jaar op jaar voort. Geschokt door de hoeveelheid verminkte veteranen en het aantal doden, die dorpen en steden langzaam in hospitalen en begraafplaatsen veranderden, keerde Majakovski zich net als miljoenen andere Russen tegen de oorlog. In Oorlog en Heelal (1918) schreef hij:

‘En geen partij was er nog op gebrand
voor zijn thuisland
de zege te innen.
Wat moest nondeju
het verminkte restant
van het bloedmaal
er ook mee beginnen?’

Na jaren vechten zonder uitzicht, begonnen ook de soldaten zich te verzetten tegen hun bevelhebbers. Elke dag legden duizenden hun wapens neer en verlieten het front in protest. Samen met arbeidersstakingen en boerenopstanden, luidde dit het einde in van de oorlog én het tsarendom, door de revolutie van 1917. Dit ontketende een stortvloed aan maatschappelijke creativiteit. Onder arbeiderscontrole begonnen nieuwe, revolutionaire vormen van onderwijs, voorlichting en zorg.

Nieuwe vormen

In de kunsten begon een periode van een koortsachtige zoektocht naar nieuwe vormen van artistieke expressie. In zijn gedicht 50.000.000 ziet Majakovski een synthese voor zich van zowel de sociale als esthetische aspecten van de revolutie.

‘Roses and dreams
debased by poets
will unfold
in a new light
for the delight of our eyes
the eyes of big children.
We will invent new roses
roses of capitals with petals of squares’

Tijdens de buitenlandse interventie en ‘burgeroorlog’ tegen de revolutie, die begon in 1918, reisde Majakovski naar het front om soldaten van het Rode Leger te inspireren met toespraken en voorlezingen. Samen met zijn tijdgenoten Aleksander Rodtsjenko, Vladimir Tatlin en El Lissitzky vocht hij voor een nieuw soort kunst, het constructivisme. Deze beweging had als doel sociale vernieuwing, artistiek experiment en politieke actie samen te voegen in één groot bouwsel, een constructie.

Hierbij voegden zij de verschillende artistieke media samen – schilderkunst, beeldhouwkunst, design – die sinds de renaissance van elkaar gescheiden waren. De vormen en kleuren van de abstracte schilderkunst vonden een nieuw leven én publiek op massaal verspreide advertentie- en propagandaposters. Het traditionele beeldhouwwerk – vroeger een ‘autonoom’ object op een voetstuk – veranderde in een beweeglijke installatie, aan het plafond gehangen, binnen en buiten op muren gemonteerd, en bij openbare politieke en culturele gelegenheden op karren voortgetrokken.

Zelfs het idee van de kunstenaar als geatomiseerde, individuele creatieveling of genie ging de laan uit, en werd vervangen door het artistieke collectief. Majakovski zag zichzelf niet alleen als individuele dichter, maar ook als creatieve arbeider die zijn werk in dienst van het constructivisme én de revolutie zou stellen. Dat hij dit deed zonder zijn dichterlijke, lyrische inslag los te laten is wat zijn beste werk zijn blijvende, diepe zeggingskracht verleent:

‘Ik werp mij
uit de hemels van de poezie
in het kommunisme
omdat ik daarbuiten
nergens meer
liefde zie’

Het lot van Majakovski werd bezegeld door het stalinisme. Net als vele andere ‘oude bolsjewieken’ vocht hij tegen de stagnatie van de revolutie, die tot Rusland beperkt bleef. Een groeiend aantal partijbureaucraten hielp niet de revolutie, maar zichzélf vooruit. Onder leiding van Jozef Stalin maakten zij in 1928 een finaal einde aan de revolutionaire periode in Sovjet-Rusland.

De latere werken van Majakovski vormen samen een laatste aanval op dat stalinisme. Maar de teloorgang van revolutionaire hoop betekende voor Majakovski ook het einde van de zin van het leven. Op 14 april 1930 pleegde hij zelfmoord.

Dit artikel verscheen eerder in De Socialist 258, oktober 2013.