Where do they find these idiots? Louise Gunning als typische onderwijsmanager
Door Jeroen van der Starre
Toen studenten uit protest het Bungehuis bezet hielden weigerde Gunning om met hen in gesprek te gaan. In plaats daarvan werden studenten voor de rechter gesleept, bedreigd met torenhoge dwangsommen en vervolgens met grof geweld door de politie ontruimd en gearresteerd. In de ogen van het CvB is er namelijk geen sprake van legitiem studentenprotest, maar van een ‘kleine groep actievoerders’ die het onderwijs en het onderzoek ‘duperen’.
Toen studenten reageerden met een massale demonstratie en de bezetting (‘toe-eigening’) van het Maagdenhuis zei Gunning: ‘Willen jullie geen dialoog? Kom morgen terug en we praten erover in plaats van dat jullie ons Maagdenhuis met geweld bezetten. Als jullie democratisch zijn, dan nemen jullie geen bezit van andermans eigendom. Ik sta niet toe dat jullie bezit nemen van dit pand.’
In de maanden voor de acties had het CvB studenten stelselmatig genegeerd. De bezetting van het Bungehuis, noch de steunbetuigingen van academici en anderen veranderde iets aan die opstelling. Toch waren het volgens Gunning de studenten die een gesprek in de weg stonden door überhaupt actie te voeren.
Gunnings opmerkingen illustreren de grenzeloze arrogantie van het onderwijsmanagement. Het wil alleen praten als studenten hun machtsmiddel neerleggen – dat is: als ze niet hoeven te luisteren – en claimen de universiteit als hun exclusieve eigendom – tegenover studenten en academici.
Wat Gunning een nog abjecter figuur maakt is de hypocrisie van haar positie. Haar beleid is dat er geen geld is voor ‘onrendabele’ studies of onderzoek of voor vaste contracten. Zelf is ze echter een zakkenvuller van de bovenste plank: voor haar parttime baan als CvB-voorzitter vangt ze een slordige twee ton per jaar. Naast UvA-manager is ze commissaris van de Schiphol Group, kroonlid van de SER en heeft ze nog eens 19 nevenfuncties.
Onderwijsmanagement
Wie dit van een afstandje beziet vraagt zich af hoe een nare misantroop als Gunning bestuurder van een universiteit kan worden. In werkelijkheid echter is Gunning geen bijzonder geval, maar slechts een bijzonder typische exponent van het onderwijsmanagement dat al bijna 20 jaar huishoudt op de Nederlandse universiteiten.
Sinds Lubbers hebben regeringen ingezet op de hervorming van het hoger onderwijs langs neoliberale lijnen. Dit houdt in dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs wordt beperkt om kosten te drukken en dat universiteiten en andere hoger onderwijsinstellingen ‘efficiënt’ en ‘rendabel’ moeten zijn door zoveel mogelijk afgestudeerden en wetenschappelijke publicaties te produceren met zo min mogelijk middelen en in zo min mogelijk tijd.
Het verheffen van efficiency en rendement tot het hoogste doel van het onderwijs en de wetenschap kan natuurlijk niet op de enthousiaste steun van wetenschappers en studenten leiden. Het was daarom nodig om de invloed van de academische gemeenschap op het bestuur van universiteiten ongedaan te maken. Vroeger werden universiteiten democratisch bestuurd door studenten en academici zelf. Sinds de ‘modernisering’ van het universitair bestuur (MUB) in 1997 zijn faculteitsraden en universiteitsraden organen voor symbolisch ‘overleg’ geworden, terwijl het onderwijsmanagement alleenheerschappij geniet.
Het CvB wordt niet gekozen, maar benoemd door de Raad van Toezicht, dat op haar beurt wordt benoemd door de Minister van Onderwijs. Direct na invoering van de MUB zaten deze raden van Toezicht al vol met topmanagers uit het bedrijfsleven, zij stellen sindsdien de topmanagers van de universiteiten aan – de CvB’s.
Om efficiency af te dwingen, te meten en te verhogen is een enorme managementbureaucratie opgetuigd. Overheadkosten reizen daardoor de pan uit, terwijl er voor onderwijs en onderzoek relatief minder geld is. Dit leidt ertoe dat docenten en onderzoekers met allerlei bemoeienis te maken krijgen en hun bestaan permanent moeten rechtvaardigen. Studenten krijgen steeds meer te maken met schools en massaal opgezette snelcursussen.
Ook is er veel meer nadruk komen te liggen op extra inkomsten zoals door investering in derivaten of de commerciële exploitatie van vastgoed en op het creëren van een gunstig imago door reclame en prestigeprojecten.
Met andere woorden: de zogenaamde efficiëntie van de onderwijs- en publicatiefabriek gaat ten koste van onderwijs en wetenschap en van iedereen die werkt of studeert aan een universiteit, terwijl er enorme bedragen worden verspild aan managers, onnodige nieuwbouw, reclame en andere onzin. Het lijkt de zorg wel.
Verstoppertje
Het onderwijsmanagement presenteert zichzelf graag als deel van de academische gemeenschap en (dus) als tegenstander van Haags onderwijsbeleid. Op haar beurt doen onderwijsministers graag alsof de misstanden op universiteiten (zoals de fixatie op efficiency en rendement) aan het universiteitsbestuur liggen en niet aan het neoliberale beleid van regeringen. Zo hebben we Gunning en minister Bussemaker verstoppertje met elkaar zien spelen over de vraag wie verantwoordelijk is voor de erbarmelijke toestand in het hoger onderwijs.
In werkelijkheid spelen Gunning en Bussemaker verschillende rollen, maar delen ondertussen hetzelfde neoliberale project. Om verbeteringen af te dwingen zullen we een vuist moeten maken en het gevecht met Den Haag aan moeten gaan voor toegankelijk en kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek.
Maar om dat te bereiken moeten we de rijen sluiten door democratisch bestuur van studenten, onderzoekers en docenten te herstellen. De eerste stap naar de overwinning is daarom dat we de managers als Louise Gunning de universiteiten uit jagen en het vijgenblad van de ‘medezeggenschap’ vervangen door de vuist van het zelfbestuur.