Welkome bijdrage in debat over Venezuela

Sinds Hugo Chávez op het Wereld Sociaal Forum in 2005 sprak over de opbouw van ‘het socialisme voor de 21ste eeuw’ is Venezuela een brandpunt geworden voor de discussies binnen internationaal links. De maatregelen die Chávez’ regering neemt voor de armen lijken te bewijzen dat een alternatief voor het neoliberalisme mogelijk is. Anderen zijn bang dat Chávez autoritaire trekjes ontwikkelt.
16 oktober 2007

Door Pepijn Brandon

Een deel van links op het web is zeker gevallen voor de charmes van el presidente. Op zich hoeft dat niet erg te zijn, want hoeveel andere wereldleiders zijn er die in een eigen wekelijks televisieprogramma zowel aanzetten tot het vormen van ‘gemengde fabrieken’ onder gedeeltelijke arbeiderscontrole en tussendoor nuttige tips geven aan bellers over hygiëne en de juiste zaaitechnieken?

Maar voor sommigen lijkt sympathie al lang te zijn omgeslagen in kritiekloze adoratie, van het type dat vroeger bestemd was voor de helden van het ‘reëel bestaande socialisme’, en natuurlijk de sovjet-hond die als eerste viervoeter de ruimte in werd geschoten. Nu Fidel Castro hard bezig lijkt om via erfopvolging zijn titels over te dragen aan zijn stukken minder charismatische broertje, is het hoog tijd voor een nieuw subject van mateloze bewondering. Een voorbeeld hiervan zijn de organisatoren van de campagne Hands Off Venezuela. Zelfs de voorzichtige suggestie dat voor de voortgang van het proces van verandering in Venezuela wel eens iets meer nodig zou kunnen zijn dan de bezielde leiding van El Comandante Chávez alleen, grenst voor sommigen aan heiligschennis.

Aan de andere kant zijn er binnen sociaal-democratisch links en binnen de grote NGO’s als Oxfam/Novib genoeg mensen die maar weinig enthousiasme kunnen opbrengen voor de – heel reële – veranderingen in de Venezolaanse maatschappij. (Zie voor meer over deze veranderingen o.a. mijn verslag van een rondreis door Venezuela) Zij zien nog liever Lula, die direct na zijn verkiezing tot president in Brazilië zijn eerste compromissen met het IMF sloot, dan dat ze zouden afwijken van hun lijn dat de elite van deze wereld alleen aangepakt mag worden met lieve briefjes, een fijne knuffel en hier en daar een popconcert.

Tegenover deze beide extremen is het een verademing om de nieuwste artikelen van Mike Gonzalez te lezen. Hij schreef al vaker over de ontwikkelingen in Venezuela, en verdedigde steeds de lijn dat de voortgang van de ‘Bolivariaanse revolutie’ niet afhankelijk is van één man, maar van de kracht van de massabewegingen van onderaf. In de afgelopen maanden bezocht hij herhaaldelijk Venezuela. In een artikel en een interview geeft hij een verfrissende, kritische en realistische kijk op het proces dat gaande is. Hij sprak met een groot aantal grassroots-activisten, die tegelijkertijd voortbouwen op de overwinningen van links in de afgelopen jaren, maar ook aanbotsen tegen het conservatisme van delen van het staatsapparaat.

Het grootste gevaar voor de revolutie, beargumenteert Gonzalez, komt op dit moment niet van de gedemoraliseerde rechtse oppositie of van de VS die aan handen en voeten gebonden is door de situatie in Irak en Afghanistan, maar van bureaucraten en rechtse chávistas binnen de staat. Zij proberen de veranderingen in Venezuela in te dammen, en de massabeweging van bovenaf onder controle te kijken. Gonzalez legt ook uit wat de verhouding is tussen deze groepen en de nieuwe partij die Chávez heeft opgericht, de PSUV.

Deze stukken zijn meer dan nuttig voor iedereen die de Bolivariaanse revolutie wil verdedigen en wil helpen vechten voor de verdieping ervan, zonder te veranderen in cheerleaders voor een nieuwe linkse sterke man. De ervaringen met die laatste benadering in de afgelopen honderd jaar zijn namelijk niet al te positief.