‘We werden geboeid en kregen een kap over ons hoofd’

Anne de Jong en Amin Abu Rashed zijn de twee Nederlandse vredesactivisten van de Gazavloot die maandag op brute wijze werd aangevallen door het Israëlische leger. Gisteren hielden ze na terugkomst in Nederland een speciale persconferentie in het Haagse Nieuwspoort om te vertellen wat hen tijdens en na de bloedige interventie overkwam – belangrijk, aangezien de Israëlische autoriteiten het hulpkonvooi van allerlei gewelddadigheden beschuldigen. John van Mullem van de Socialist sprak Anne en Amin over hun ervaringen.
5 juni 2010


Foto: uit solidariteit tonen demonstranten foto’s van Anne de Jong op de protestmanifestatie van afgelopen maandag / Inzet: Anne de Jong en Amin Abu Rashed tijdens hun persconferentie

Voordat de aanval plaatsvond verliep alles gemoedelijk. Anne en Amin zaten op verschillende schepen. Volgens Amin ‘was alles goed geregeld; Israël was op de hoogte dat we zouden komen en de Griekse douane had elke doos, elke tas en het hele schip doorzocht op wapens of andere verboden goederen.’ Beiden wisten uit eerdere ervaringen dat Israël hen niet zonder slag of stoot zou toelaten. Maar wat er maandag gebeurde, hadden ze niet kunnen voorzien. ‘Ik had verwacht dat ze ons met schepen zouden blokkeren’ vertelt Amin.

De Challenger, het communicatieschip waar Anne op mee vaarde, had contact met de Israëlische marine. Anne vertelt hoe de Israëlische aanval begon: ‘Op zondagavond om 10 uur hebben we aan de Israëlische marine verteld dat we een hulpkonvooi zijn – dat we geweldloze bedoelingen hadden en dat we geen gevaar vormden voor Israël of de Israëlische bevolking en dat we zeker niet van plan waren om de Israëlische territoriale wateren te bevaren.’

Israël had blijkbaar geen boodschap aan deze mededeling want enkele uren later ging het leger over tot actie: ‘Rond half vijf in de ochtend kwamen twee marineschepen achter ons varen en tegelijkertijd hingen er twee helikopers boven de Marmara, het grootste schip van onze vloot. Vanaf de marineschepen vertrokken twee rubberen boten vol met commando’s.’

Dat de verdediging die Israël aanhaalt – dat de commando’s geweld moesten gebruiken om zichzelf te verdedigen – een verzinsel is, blijkt wel uit de waarnemingen van Anne: ‘Ze benaderden de Marmara met open vuur en er werden geluidsbommen op het dek gevuurd. Er werd vanaf de rubberboten ook gelijk met scherp geschoten op het onderdek en vanuit de helikopters werd het bovendek beschoten dat vol stond met mensen.’

Rubberkogels

Niet alleen de Marmara werd aangevallen, maar ook het schip waar Anne op zat. Geëmotioneerd door de kersverse herinneringen vervolgt Anne haar verhaal: ‘Ook bij ons werden twee geluidsbommen op het dek geschoten. Omdat we verder bloedvergieten wilden voorkomen hadden we er voor gezorgd dat de mannen benedendeks zaten met hun armen in de lucht, en ik stond met twee andere vrouwen bovendeks.’

Deze voorzorgsmaatregelen hadden volgens Anne echter geen effect. ‘De soldaten kwamen al schietend met rubberkogels aan boord, waarbij een Belgische opvarende in haar neus werd geraakt. Ik werd door vier militairen hardhandig op de grond geduwd. Vervolgens werden we geboeid en op onze knieën gedwongen. Tevens kregen we een kap over ons hoofd.’

Amin zag hoe de kapitein van zijn schip tientallen keren op zijn hoofd werd geslagen totdat het bloed er uit spoot en hij bewusteloos op de grond lag. Hij vertelt hoe het verder ging nadat zij gevangen werden genomen: ‘Al op het schip werd alles van ons afgenomen; mobiele telefoons, laptops en andere persoonlijke bezittingen.’

Eenmaal in de haven van Ashdod werd Amin ondervraagd: ‘De eerste vraag die ze stelden was waar ik vandaan kom. Toen ik vertelde dat ik uit Nederland kom, moesten ze lachen. Ze wilden weten waar ik was geboren. Toen ik vertelde dat Palestina mijn geboorteland is, werd mij medegedeeld dat ik dan ook als Palestijn zou worden behandeld.’

Uren ondervraagd

Amin, die bekend is met de gruwelijke behandelingen van Palestijnen door de Israëlische autoriteiten werd toen wel even echt bang. Na uren te zijn ondervraagd kreeg hij uiteindelijk een formulier onder zijn neus dat hij moest ondertekenen. Amin: ‘Ik weigerde deze verklaring te tekenen omdat hij in het Hebreeuws was opgesteld.’ Hierna zat Amin drie dagen vast in de Ashdod-gevangenis.

Dat Israël het niet zo nauw neemt met het internationaal recht blijkt ook uit Anne’s gevangenname: ‘Eenmaal in Ashdod vroeg ik om mijn advocaat, contact met het Nederlandse consulaat en om één telefoontje te mogen plegen. Dit werd stuk voor stuk geweigerd.’ Niet alleen dit soort rechten werden ondermijnd, Anne werd ook geïntimideerd. ‘We werden uitgejoeld door soldaten en we werden elke twee uur wakker gemaakt.’

Bovenal was er de psychische intimidatie: ‘Er werd tegen mij gezegd dat ik de enige was die nog gevangen zat omdat ze mij zagen als leider. En dat ze alle pijlen op mij zouden richten bij de aanklacht en dat de Nederlandse ambassade mij in de steek had gelaten.’

Ondanks deze traumatische ervaring waarbij een grote groep vrienden is doodgeschoten, zijn Amin en Anne vastberaden om weer op een schip met hulpgoederen naar Gaza te stappen. ‘Want,’ zoals Anne benadrukt, ‘het is verschrikkelijk wat wij hebben meegemaakt. Maar het staat in schril contrast met de gruwelijkheden die de Palestijnse bevolking al meer dan zestig jaar meemaakt.’