We moeten eerlijk zijn over Venezuela

Terwijl de steeds antidemocratischer wordende regering van Nicolás Maduro in de clinch ligt met gewelddadige rechtse krachten, zien gewone Venezolanen de verworvenheden van het Chavisme verdwijnen.
24 juli 2017

Door Mike Gonzalez

Elke dag zakt Venezuela verder weg in een politieke en economische crisis. Het dodental neemt steeds verder toe en een einde aan de gewelddadige straatgevechten is nog niet in zicht. Op 27 juni sloegen plunderaars toe in de stad Maracay, vlakbij hoofdstad Caracas. In een nacht vol geweld staken ze winkels, bushaltes, overheidsgebouwen en huizen in brand. Twee dagen daarna was Barquisimeto in het westen aan de beurt.

De wereldwijde media, waarvan het overgrote deel vijandig staat tegen het Bolivariaanse proces, sneren naar president Nicolás Maduro’s retoriek, terwijl ze de rechtse partijen, die deze golf van geweld ontegenzeggelijk begonnen zijn, presenteren als verdedigers van de democratie. Volgens deze definitie van ‘democratie’ mag de hele bevolking in armoede leven en ziek worden, met bijna honderd sterfgevallen op straat.

Intussen heeft links, internationaal, de verklaringen van overheidswoordvoerders geaccepteerd, nog steeds in de veronderstelling dat de vijand van mijn vijand mijn vriend is. Dus toen op 28 juni een helikopter regeringsgebouwen aanviel, voegden een aantal waarnemers de gebeurtenis gewoon toe aan de lange lijst van rechts geweld.

Maar het zal geen verrassing zijn dat de situatie in werkelijkheid veel ingewikkelder is. Oscar Pérez, een gepensioneerde officier uit de staatsveiligheidsdienst, bestuurde die helikopter. Pérez heeft nauwe banden met ex-minister van Binnenlandse Zaken Miguel Rodríguez Torres, die in 2014 door Maduro werd ontslagen. Torres behoort tot het leger, net als de meerderheid van het huidige kabinet en ongeveer de helft van de gouverneurs in Venezuela. Ook voert hij een van de vele Chavistische facties aan die hengelen naar macht.

Regering en oppositie

In de regering ontwikkelt zich, achter een façade van eenheid, een andere strijd, maar geen van de groepen vecht voor de voortzetting van het revolutionaire Bolivariaanse project of voor de wederopbouw van de massabeweging die de regering beschermde tegen de staatsgreep en bazenstakingen van 2002-2003.

Ook de oppositie is verdeeld in rivaliserende facties. Sommigen willen een dialoog met de president, terwijl anderen, met name de groep geleid door Leopoldo Lopez en zijn partner Liliana Tintori (van de rechtse partij Wil Van Het Volk), vrijwel zeker de gewelddadigste straatvechters steunen. Ze streven niet alleen naar de afzetting van Maduro maar ook naar de vernietiging van het Chavisme.

De meeste Venezolanen kennen de grote spelers op rechts: ze behoren tot de rijkste en machtigste families die de baas waren over de economie totdat Chávez in 1999 aan de macht kwam. Vanaf het moment dat de eerste barricades werden opgericht heeft Maduro geprobeerd om samen te werken met vertegenwoordigers van deze rechtse sectoren. In 2014 haalde hij bijvoorbeeld Lorenzo Mendoza binnen, CEO van de multinational Empresas Polar en een van de rijkste Venezolanen.

Gustavo Cisneros, een ander lid van deze rijke clan, is onaangetast gebleven gedurende het bijna twintig jaar durende Chavisme. Onlangs beweerde hij dat Venezuela een Macri nodig heeft, verwijzend naar de fanatiek neoliberale Argentijnse president die momenteel bezig is de publieke sector van dat land te ontmantelen. Cisneros spreekt waarschijnlijk met kennis van de strategie van rechts.

Naarmate de economische en politieke crisis ernstiger wordt, wordt het duidelijk dat noch de regering noch de oppositie oplossingen kan bieden. Terwijl Maduro de revolutie verraadt ​​door met de bourgeoisie te knuffelen en terug richting neoliberalisme af te glijden, hebben rechtse krachten gewelddadige huurlingen ingezet om het land nog verder te verstoren. Terwijl deze twee zijden strijden om de macht, moeten gewone Venezolanen toekijken hoe de verworvenheden van het Chavisme verdwijnen.

De crisis

De diepte van Venezuela’s economische crisis kan niet worden overdreven. De armoede, die drie jaar geleden nog aan het afnemen was, dreigt nu terug te keren naar het niveau van voor 2012.

De inflatie is al opgelopen tot boven de 700 procent en de reële lonen blijven dalen. Eind vorig jaar schatte de lerarenbond dat er zeventien banen met minimumloon nodig waren om de mand aan basisgoederen en -diensten te kunnen betalen. Het tekort aan zelfs basale medicijnen, laat staan andere ​​middelen in de gezondheidszorg, maakt dat aantal in werkelijkheid zelfs nog hoger. De dagelijkse oproepen op radio en televisie om medicijnen in te sturen zeggen genoeg.

Degenen die de klappen van de crisis vangen zijn ook degenen die hartstochtelijk steun gaven aan het Bolivariaanse project van Chávez en aan zijn belofte om de olierijkdom van het land te gebruiken voor sociale hulpprogramma’s, in de gezondheidszorg, het onderwijs en huisvesting. Chávez beloofde het surplus te investeren in de toekomst, in het diversifiëren van de economie en in de ontsnapping aan de valkuil van olieafhankelijkheid.

Dit project is mislukt. Vandaag komt 95 procent van het buitenlandse inkomen van Venezuela voort uit olie, in tegenstelling tot 67 procent twintig jaar geleden. Inmiddels is het BBP met 18 procent gedaald, omdat de landbouw en industriële productie in vele sectoren is ingestort. De staatsreserves zijn afgenomen tot op 40 procent van hun niveau in 2012. Bijna 90 procent van de bevolking kan niet voldoende voedsel kopen, waardoor het gemiddelde gewichtsverlies acht kilo is. Het melkverbruik is met de helft gedaald. Gegevens over de gevolgen van het tekort aan medicijnen zijn nog niet beschikbaar.

De situatie was al heel ernstig in december 2015 toen Venezolanen naar de stembus gingen voor de nationale parlementsverkiezingen waarbij rechts een meerderheid van bijna tweederde behaalde.

Dit resultaat was niet het gevolg van een grote ideologische verschuiving, maar van het feit dat twee miljoen Chávez-aanhangers zich onthielden van stemmen – het was een boodschap aan de leiders en een duidelijke uiting van pijn en wanhoop onder degenen die urenlang in rijen moeten wachten op basisgoederen tegen explosief stijgende prijzen.

Kloof tussen rijk en arm

Ook al hadden de kiezers geen inzage in harde cijfers – de Nationale Bank publiceert geen actuele economische informatie – toch zagen ze dat de kloof tussen rijk en arm opnieuw aan het groeien was. Vorig jaar publiceerde Jorge Giordani, Chávez’ ex-minister van Financiën, een verklaring die aantoonde dat 500 miljard dollar was verdwenen uit de staatskas. Dit nieuws bevestigde wat de meeste mensen al wisten: corruptie en omkoperij kregen onder Chavisme enorm de kans, aangezien de staatsbureaucratie geld van de overheid omleidde naar private bankrekeningen.

De complexiteit van het wisselkoersstelsel heeft importeurs in staat gesteld om tegen extreem lage tarieven dollars aan te vragen – tot voor kort ongeveer twaalf bolivar per dollar – en vervolgens geïmporteerde goederen tegen prijzen te verkopen die op gebaseerd waren op tarieven die honderden malen hoger lagen. Veel van deze goederen gingen simpelweg aan de Venezolanen voorbij en vonden hun weg naar Colombia waar de winsten zelfs nog hoger waren. Bankiers, bureaucraten, douane en Nationale Garde pakten allemaal hun deel. Onderweg werden er fortuinen verdiend.

Het was nauwelijks een verrassing dat de commerciële bourgeoisie goederen achterhield en de prijzen willekeurig verhoogde, noch dat de industriële en financiële sectoren hun kapitaal naar het buitenland brachten om de nationale economie uit te hongeren. Maar het was wel een verrassing dat ook degenen die verantwoordelijk waren voor het veranderen van de Venezolaanse staat – voor het aanpakken van corruptie en voor het instellen van herverdeling – hun deel inpikten.

Net voordat Chávez in 2013 stierf, schreef hij een voorwoord in het nationaal plan 2013-2019 waarin hij erkende dat de staat niet veranderd was en waarin hij op een andere koers aandrong. Helaas bleken degenen van wie hij hoopte dat zij zouden ingrijpen al ingebed in de staatsbureaucratie en profiteerden van de systematische corruptie.

Olieprijs

Verdedigers van het Chavisme zullen beweren dat deze crisis door de daling van de olieprijs veroorzaakt is, maar dat is gewoon niet waar. Ook al zijn de oliewinsten gedaald, tijdens de voorafgaande economische bloei had de regering in staat moeten zijn om genoeg geld te vergaren waarmee het de huidige crisis het hoofd had kunnen bieden. Manuel Sutherlands zorgvuldige berekeningen hebben dat aangetoond.

De regering heeft haar budget gebaseerd op de verkoop van olie tegen zestig dollar per vat, zelfs toen de prijzen het dubbele waren. De extra inkomsten verdwenen in een corrupt systeem, beheerd en onderhouden door de Chavistische staat. De bourgeoisie heeft natuurlijk goed geboerd. Zij spande vrolijk samen met de nieuwe Chavistische elites om publieke gelden te verduisteren, te speculeren op de valutamarkten en hun winsten in het buitenland te investeren.

Een recent nummer van het Spaanse tijdschrift Tiempo had als hoofdartikel: ‘De Venezolaanse Invasie’. Het artikel was niet, zoals je misschien zou verwachten, een zoveelste aanval op migranten, maar sprak vol lof over de rijke Venezolaanse families die hun geld nu in Spanje investeren. Bekende namen – Capriles, Cohen, Otero Silva, Baute – die hun fortuin maakten in de farmaceutische industrie, de media, detailhandel, horeca en goudhandel. Het tijdschrift toonde dat de superrijken van Venezuela zich veilig verschansen in de rijkste wijken van Madrid, goed afgeschermd van de maatschappelijke ineenstorting van hun thuisland.

De crisis in Venzuela vertegenwoordigt een totale afwijzing van de Bolivariaanse revolutie: de verworvenheden voor de armen en arbeiders zijn vrijwel allemaal verdwenen, terwijl de kapitalistische elite haar rijkdom en macht behield. In plaats van verzet te bieden tegen deze toenemende crisis heeft de regering van Maduro zijn krachten ingezet om zichzelf te beschermen.

Omgekeerde revolutie

Op geen enkel moment in de crisis wist regering Maduro een coherent antwoord te geven, in plaats daarvan reageerde ze chaotisch. De regering heeft regelmatig ministers vervangen en commissies aangekondigd die vervolgens simpelweg vervlogen. Haar optreden leken bedoeld om interne gevechten op te lossen, in plaats van de groeiende armoede en onvrede aan te pakken.

Dat gezegd hebbende, kunnen we drie duidelijke thema’s aanwijzen in het gedrag van de regering: een heropleving van buitenlandse investeringen in de winningsindustrie, toenemende militarisering van de overheid en de omvorming van de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV) tot een instrument van politieke controle.

Als oplossing voor het enorme gat in de staatsbegroting wijst Maduro naar de Arco Minero, Venezuela’s Amazonegebied. Het gebied ter grootte van 12 procent van het nationale grondgebied bevat een scala van mineralen, olie en gas. Daarnaast is het de belangrijkste bron van zoetwater van het land.

Een aantal jaar geleden wees Chávez een ontwikkelingsvoorstel voor het gebied af – om milieuredenen en uit erkenning van de mensenrechten en territoriale rechten van de inheemse gemeenschappen. Maar Maduro nodigt sinds afgelopen zomer multinationale bedrijven uit om te bieden op ontginningsrechten.

Het eerste aanbod deed hij aan Barrick, het reusachtige Canadese goudmijnbedrijf dat tien jaar eerder door Venezuela werd buitengesloten. Nadat Chávez de mijnen had genationaliseerd, eiste het bedrijf honderden miljoenen dollars ter compensatie. Als teken te goeder trouw heeft Maduro ingestemd met het betalen van deze schuld, het bieden van een tienjarige belastingvakantie en het ontwikkelen van de regionale infrastructuur op kosten van de staat.

We kunnen nu al de milieueffecten zien van de openstelling van de regio voor de roofzieke mijnbouwindustrie – delen van de bevolking zijn ontheemd geraakt, de grond en de rivieren zijn vergiftigd, kwetsbaar regenwoud en bergecologie zijn vernietigd. Kort na de aankondiging van de regering begon het leger in de Arco met het verdrijven van de inwoners.

De regering Maduro heeft de regio onmiddellijk onder militaire controle geplaatst en grondwettelijke rechten opgeschort. Een nieuw opgezet bedrijf, Camimpeg, zal de grondstoffen beheren. Hoewel het ministerie van Defensie deze nieuwe organisatie zal leiden, is het bedrijf autonoom – dat wil zeggen privaat – en niet publiekelijk aansprakelijk.

Militarisering en democratie

Het leger is een geüniformeerde sector van de heersende staatsbourgeoisie geworden, met zowel politieke macht als een centrale economische rol. Zelfs voor de laatste veranderingen behoorden de helft van de staatsgouverneurs en meer dan de helft van het kabinet tot het leger. We moeten dit niet gaan verwarren met Chávez’ oorspronkelijke plan voor een civiel-militaire alliantie waarbij het leger de belangen van de meerderheid van de bevolking moest dienen. In plaats daarvan heeft Maduro zich tot het leger gewend in de hoop zijn eigen macht te beschermen.

Tegelijkertijd is zijn politieke partij, de PSUV, een instrument voor politieke controle geworden. Toen Chávez de vorming van de PSUV in 2006 aankondigde maakte het deel uit van zijn plan voor een 21ste-eeuws socialisme. De partij zou de volgende stap zijn in de participatieve volksdemocratie zoals vastgelegd in de nieuwe grondwet van het land. Hij bedoelde de PSUV als een open democratische partij die zowel regering als staat aansprakelijk zou houden.

Wat in werkelijkheid ontstond was echter het tegenovergestelde: een autoritaire top-downstructuur die van meet af aan verschillen van mening en discussie inperkte. De grondleggers van de partij hebben de PSUV zowaar naar de Cubaanse Communistische Partij gemodelleerd.

Toen de crisis zich verdiepte, ontwikkelde de regering bijvoorbeeld een programma om voedselpakketten aan arme mensen te leveren tegen gegarandeerde officiële prijzen. De PSUV nam de distributie ervan over en wilde het voedsel alleen afgeven in ruil voor politieke loyaliteit. (Ironisch genoeg was het programma doorspekt met corruptie en mislukte.)

Sindsdien is een zogenaamde patriottische pas ingevoerd, ook verkrijgbaar via de PSUV. Zonder pas is het onmogelijk om toegang te krijgen tot staatsdiensten, pensioenen of paspoorten. Kortom, het is een middel voor politieke repressie.

Rechts verzet

Onmiddellijk na de verkiezingen van 2015 kondigde Maduro een noodtoestand af en schorste hij zowel de gouvernementele als vakbondsverkiezingen. Het nieuwe nationale parlement, geleid door de rechtse Ronde Tafel van Democratische Eenheid (MUD), kon geen oplossingen bieden voor de economische crisis, de elektriciteits- en watertekorten, of de opkomende misdaadgolf.

In plaats daarvan was het obsessief bezig met twee zaken: de vrijlating van de rechtse leider Leopoldo Lopez, die in 2014 in de gevangenis was gegooid wegens aanzetten tot geweld, en de afzetting van Maduro. Wat haar politici ook publiekelijk hebben gezegd, ze wilden slechts macht en Chavisme omverwerpen – een project dat Washington krachtig ondersteunt.

In 2016 startte rechts met een herroepingsreferendum om Maduro af te zetten. Ironisch genoeg was het de grondwet van 1999 – een belangrijk aspect van de Chavistische revolutie – die het hun mogelijk maakte om deze stap te zetten.

De herroepingsclausule in de grondwet was emblematisch voor het commitment van het Chavisme om ambtenaren aansprakelijk te houden. Daardoor kan met 20 procent van de kiezers een ​​referendum aangevraagd worden halverwege de ambtstermijn van een politicus.
Chávez werd in 2004 zelf met zo’n referendum geconfronteerd – dat hij beslissend won. Na de verkiezingen in 2015 kon Maduro echter niet meer vertrouwen op publieke steun. Daarom heeft hij publieke instellingen gebruikt – zoals de kiescommissie – om dat initiatief te blokkeren.

Natuurlijk probeert rechts de situatie voor zijn eigen doeleinden uit te buiten, maar Chávez had benadrukt dat de mogelijkheid om verkozen ambtenaren te herroepen een belangrijke rol speelt in een participatieve democratie. Verder moeten we beseffen dat over de grondwet van 1999 op elk niveau in de samenleving gesproken en gedebatteerd is. Het referendum voor verkiezingen van het constitutionele congres en de goedkeuring van het nieuwe document werden op dezelfde principes gebaseerd.

Bureaucratische manoeuvres

Maduro gebruikte bureaucratische manoeuvres om de Chavistische grondwet te ontwijken. Hij beweerde dat er een economische oorlog tegen Venezuela gevoerd werd. Hoewel externe krachten de crisis duidelijk erger hebben gemaakt, zijn het grotendeels interne ontwikkelingen geweest – niet te vergeten het falen van de regering om met de situatie om te gaan – die tot de crisis hebben geleid.

In maart, toen de Nationale Assemblee weigerde om voor het Arco Minero-project te stemmen, probeerde Maduro opnieuw de democratische regels te ontwijken door het Hooggerechtshof in te zetten om het parlement van haar bevoegdheden te ontdoen. Luisa Ortega Diaz, die sinds 2005 als advocaat-generaal heeft gediend en een onbetwistbare loyaliteit heeft aan het Chavisme, verklaarde het handelen van de regering ongrondwettig. Maduro trok snel de beslissing van zijn onderdanige rechtbank in.

De stemming rond de Arco Minero laat duidelijk de paradox van de Venezolaanse politiek zien. Een Chavistische regering onderhandelde over een terugkeer naar de wereldmarkt en naar de mijnbouwindustrieën waar het eerder aan probeerde te ontsnappen. De overeenkomst zal het land verwoesten en de meerderheid van de bevolking terug de ellende van de jaren voor Chávez insturen.

De bourgeoisie, die erop gebrand was om dit proces te versnellen, hoefde zich nu slechts zorgen te maken dat de overgave onder hun leiderschap zou plaatsvinden en dat tegelijkertijd zelfs de herinnering aan het Chavisme vernietigd zou worden.

Gedurende dit alles heeft de rechtse MUD steeds opgeroepen tot protest. De eerste demonstraties, onder leiding van theatraal gemaskerde leden uit de hogere klasse, trokken ook veel Venezolanen uit de middenklasse. Andere demonstranten behoorden echter niet tot een rechtse partij: velen die zichzelf zouden beschrijven als Chavisten marcheerden gefrustreerd, boos en wanhopig achter de nationale elite aan.

In sommige belangrijke Chavistische bolwerken, zoals La Vega en El Valle in Caracas, waar de lokale bevolking bezoekende ministers wegjaagden, werd de afgelopen maanden steeds vaker gedemonstreerd en geplunderd. Maar hoe verwachten we dat mensen dan hadden gereageerd, als de Nationale Garde, de politiek, het leger en de PSUV allemaal proberen om het grondwettelijke recht om te protesteren proberen in te dammen?

Maduro heeft nu opgeroepen om eind juli een nieuwe Grondwettelijke Assemblee te houden. Dit zal nauwelijks lijken op de vergadering van 1999 toen de discussie open en publiek was en mensen optimistisch betrokken waren bij het proces. Deze keer zal het evenement zorgvuldig door de regering worden geregisseerd om te zorgen dat alle veranderingen die de ze voorstelt zullen worden goedgekeurd. Er zal geen debat zijn, geen transparantie.

Wat Maduro van plan is blijft onduidelijk, maar hij zal zeker de Arco Minero-plannen willen doordrukken en delen (of zelfs het geheel) van het staatsoliebedrijf PDVSA willen privatiseren. Hij zou ook een legitimering kunnen proberen te geven van de concentratie van macht in steeds minder handen – niet verkozen in een participatief proces, maar als uitkomst van een interne oorlog tussen machtige groepen die azen op meer controle.

Andere, meer sinistere krachten zijn verantwoordelijk voor de meer barbaarse acties waarover geschreven wordt. Ze dragen bivakmutsen en zijn overgegaan tot het afvuren van kogellagers op jonge mannen, passerende voetgangers en automobilisten. Hun acties gaan voorbij protest. Dit tuig wordt vrijwel zeker door uiterst rechts betaald. Waarschijnlijk zijn het paramilitairen die werken voor de drugshandelaren, die steeds meer invloed krijgen.

Zij steunen rechts niet in de smalle zin: ze streven ernaar om het land onbestuurbaar te maken, om de wanhoop en de angst te vergroten die toenemende aantallen Venezolanen raken. Tegelijkertijd zijn de staatsveiligheidsdiensten, met name de Nationale Garde, steeds meer betrokken bij het geweld. Het is moeilijk te zeggen in hoeverre deze netwerken overlappen.

Intussen wachten multinationale corporaties hun kans af om de enorme olie-, gas- en minerale voorraden in het land te kapen onder het inschikkelijke oog van een openlijk neoliberale regering. Het gaat hier niet alleen om multinationals uit de Verenigde Staten maar ook om China, Rusland en de andere kapitalistische reuzen.

Sommigen binnen links hebben tot geweld opgeroepen, maar je kunt je moeilijk een onverantwoordelijker en cynischer houding voorstellen. In feite komt het op weinig anders neer dan stoerdoenerij, aangezien de massabeweging die rond Chávez ontstond en vocht om zijn visie te verdedigen is ontwapend en gedemoraliseerd.

Geconfronteerd met de systematische ondermijning van democratie, het demoniseren van andere meningen, de dood van vakbondsleden en grassroots leiders zoals Sabino Romero, de erosie van het vertrouwen in de regering en het groeiende geweld, kunnen toegewijde Chavisten maar weinig doen. Een oproep tot gewapend optreden is simpelweg een uitnodiging aan het leger om in te grijpen.

Anderen aan de linkerkant hebben ervoor gekozen om niets te zeggen of om de complexe realiteit te negeren. Wat hun motieven ook moge zijn, hun zwijgen betekent in feite medeplichtigheid aan een nieuwe heersende klasse die zich verbergt achter socialistische taal.

Deze elites hebben bijgedragen aan de demobilisatie van de grassrootsbeweging die in 2002-2003 nog hun revolutie verdedigde en wiens diverse vormen van gemeenschapsorganisaties de basis hadden kunnen leggen voor een succesvol Chavistisch project.

Ondanks deze tegenslag blijft de herinnering aan die jaren overal voortbestaan waar mensen samenwerken aan hun eigen verdediging en de tradities van solidariteit in leven houden – zelfs als velen van hen zich nu tijdelijk stil houden.

Buiten Venezuela kan links de heropbouw van de beweging ondersteunen door bij te dragen aan een eerlijke beschouwing van wat mis ging. Als socialisten hoeven we niet voor ‘het kleinere kwaad’ te kiezen. We zouden juist steun moeten geven aan degenen die de strijd voeren om opnieuw de basis te leggen voor een werkelijk democratische samenleving.

Mike Gonzalez is een voormalig professor in Latijns-Amerikaanse Studies aan de University of Glasgow. Hij is de auteur van het recente boek Hugo Chávez: Socialist for the 21st Century, gepubliceerd door Pluto Press. Dit artikel is een vertaling van op Jacobin.