‘We kunnen ons niet uit deze problemen winkelen’

John Bellamy Foster is hoofdredacteur van het socialistische tijdschrift Monthly Review en hoogleraar sociologie aan de universiteit van Oregon. Hij schreef over tal van onderwerpen, van politieke economie tot marxistische theorie. Dit jaar publiceerde Bellamy Foster The Ecological Revolution: Making Peace with the Planet. In de aanloop naar de klimaattop in Kopenhagen interviewde Max van Lingen hem uitvoerig voor de Socialist.
5 december 2009

bamako_a

Wereldwijd zien we een groeiend bewustzijn als het gaat om klimaatverandering. Het lijkt er echter op dat er in mindere mate sprake is van kritiek op bedrijven en staten. In plaats daarvan lijken mensen zoiets te hebben van: het doet er niet zoveel toe waarom ze handelen, als ze maar handelen.

Ik denk dat linkse mensen vaak proberen ‘praktisch’ te zijn, wat ze proberen in te vullen door zich aan te passen aan de status-quo, en dus voor kleine verbeteringen te gaan. Dit is vaak een wanhopige poging om enige verandering te bewerkstelligen. Kopenhagen is als top echter al dood voordat ze begonnen is. De Verenigde Staten hebben samen met andere machtige landen al aangegeven dat er geen sprake zal zijn van bindende maatregelen, significante veranderingen of niet-marktgerelateerde oplossingen.

James Hansen, een van de grootste klimaatwetenschappers, heeft de laatste wetgeving die door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden is aangenomen ‘slechter dan niets’ genoemd omdat die ons opsluit in een ‘tempel van verdoemenis’. De veranderingen die nodig zijn om ineenstorting op planetaire schaal te voorkomen zijn veel groter en moeten van onderaf komen. Hansen zelf heeft opgeroepen tot massaal ‘burgerlijk verzet’ en werd gearresteerd tijdens een protest tegen kolenwinning.

Ik denk dat de zogenaamde Climate Justice Movement, die veel radicaler is, een reëlere oplossing biedt. We hebben nu uiterst krachtige kortetermijnoplossingen nodig waarop een langetermijnstrategie van ecologische en sociale revolutie moet volgen.

Tegelijkertijd lijken mensen meer ‘groene’ keuzes te maken, die soms ook duurder uitvallen. Vanuit deze groep is er ook veel kritiek op degenen die milieumaatregelen willen tegenhouden uit angst om hun baan te verliezen. Staat deze tegenstelling een oplossing in de weg?

Er is geen twijfel dat de steeds grotere behoefte om onze levensstijl aan te passen belangrijk en zelfs kritiek is. Tijdens dit proces leren we een hoop, wat weer een belangrijke rol in de ecologische revolutie in de hele maatschappij kan gaan spelen. Maar zonder fundamentele economische en politieke veranderingen, zullen zulke individuele, voluntaristische veranderingen – vooral op het gebied van consumptie – erg beperkt blijven. We kunnen ons niet uit de problemen winkelen.

Wat er nu veel meer toe doet is of mensen bereid zijn kolencentrales te blokkeren, en of mensen daadwerkelijk betrokken zijn bij de strijd voor ‘klimaatgerechtigheid’. Vanwege tal van redenen is het voor werkende mensen erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om de juiste milieuvriendelijke keuzes te maken zolang de bestaande structuren van productie, consumptie, transport en stedelijke ontwikkeling, tezamen met het dominante systeem van winst, accumulatie en de financiële wereld overeind blijven.

Het is niet meer dan logisch dat vakbonden zich vijandig opstellen tegenover milieumaatregelen wanneer deze banen bedreigen. Mensen die bang zijn hun middelen van bestaan te verliezen, zoals de meeste werkende mensen, zullen noodzakelijkerwijs proberen deze te behouden. In een kapitalistische maatschappij betekent in loondienst zijn dat je losgekoppeld bent van de productiemiddelen. Je complete bestaan hangt af van je loon, waarvoor je afhankelijk bent van een bedrijf. Er zou dan ook een einde moeten komen aan de chantage waarbij mensen hun baan en inkomen dreigen te verliezen door milieumaatregelen. Het is daarbij van belang om te erkennen dat historisch gezien werknemers onderdeel zijn geweest van de strijd voor een schoner milieu, zoals in het geval van giftig afval in fabrieken en in hun leefgemeenschap. Ik denk dat werkende mensen en de bonden in staat zijn deze strijd opnieuw aan te gaan om toekomstige generaties te beschermen.


Toch lijkt er naast deze angst voor het verlies van werk en inkomen ook vaak de angst te bestaan dat overheidsingrijpen de vrijheid van het individu aantast.

Eén van de tragische dingen in onze samenleving is dat vrijheid is gereduceerd tot de vrijheid om te winkelen en wellicht om auto te rijden. We mogen genieten van Pepsi Vrijheid of Coca-Cola Vrijheid. Maar het is niets anders dan de vervreemding van menselijke vrijheid, hoewel die soms wat minder vervreemd overkomt vanwege verwarde fantasieën van individuele uitingen en vluchtgedrag. Vandaag de dag uiten we onszelf door middel van bedrijfslogo’s op onze kleding, terwijl we zelf achter deze logo’s verdwijnen. Echte vrijheid is wat Marx ‘algemene vrijheid’ noemde: het is ondeelbaar. ‘De vrije ontwikkeling van elk is de basis van de vrije ontwikkeling van allen.’ Het kan enkel worden bereikt en ervaren in een sociale context. Het heeft niets te maken met het fetisjisme van producten.

Met je boek Marx’ Ecology heb je een enorme bijdrage geleverd in het debat over de relatie tussen socialisme en ecologie. Toch wijzen critici op de afwezigheid van ecologisch denken binnen de socialistische beweging. Joel Kovel bijvoorbeeld beweert dat er slechts ‘recente pogingen’ zijn geweest om dit te herstellen. Is het zo dat socialisten ecologische thema’s genegeerd hebben?

Op een bepaalde manier is consistent ecologisch denken vrij nieuw, in ieder geval in de moderne wereld. Het valt dus te beargumenteren dat alle tradities in het moderne denken ecologisch denken hebben genegeerd. Ik ben echter erg onder de indruk van de aanwezigheid van ecologisch denken in het werk van allerlei soorten socialisten.

Een onderliggend ecologisch perspectief was niet alleen evident in de werken van Fourier, Marx en Engels, maar ook bij Bebel, Kautsky, Luxemburg, Bukarin en Vavilov. Lenin was een sterk voorstander van natuurbehoud en van de eerste ontwikkelingen van een gemeenschappelijke ecologie in de Sovjet-Unie. Podolinsky, die vaak wordt gezien als de grondlegger van de ecologische economie, beschouwde zichzelf als een marxist en had ook contact met Marx en Engels, die in sommige opzichten zelfs verder gevorderd waren in hun ecologisch denken dan hijzelf.

In Groot-Brittannië waren er krachtige socialistische ecologische denkers, zoals Henry Salt (een dierenrechtenactivist) en William Morris. Marx ging goed om met de socialistische wetenschappelijke materialist E. Ray Lankester, de belangrijkste Darwiniaanse bioloog van zijn tijd. Hij was een van de grootste ecologische criticasters, en een pionier in de strijd tegen het uitsterven van bedreigde soorten.
Onder marxistische kritische denkers is ecologisch denken ook terug te vinden in de werken van Erich Fromm, Herbert Marcuse, Alfred Schmidt en Ernst Bloch. Scott Nearing, een van de grootste socialistische intellectuelen in de Verenigde Staten, die in de jaren ‘50 voor de Monthly Review schreef was een pionier op het gebied van milieu-denken. Paul Sweezy schreef belangrijke stukken over ecologie in de jaren ‘70, wat begon met zijn Cars and Cities en wat hij later uitwerkte in essays over ‘Kapitalisme en het milieu’ en ‘Socialisme en ecologie.’ Kortom: de lijst is oneindig.

Natuurlijk kan men wijzen op het tragische, anti-ecologische perspectief in de Sovjet-Unie vanaf de jaren ’30, dat resulteerde in de zuivering van vele ecologen. Of het feit dat socialisten, net als hun tegenhangers vaak meer aandacht besteedden aan economische groei dan aan het behoud van de natuur. Zowel links als rechts ontwikkelden aan het begin van de twintigste eeuw zogenaamd ‘productivistische’ visies. Dat veranderd echter niets aan het feit dat socialisten vaak voorop hebben gelopen in de ontwikkeling van ecologische analyses. Marx’ eigen ecologische visie ging zelfs verder dan alles wat we vandaag de dag kunnen vinden op dit gebied.

In zijn boek Enemy of Nature beargumenteert Kovel dat we een nieuwe vorm van socialisme nodig hebben – ‘ecosocialisme’ – om in staat te zijn de maatschappij te veranderen. Ik heb een hoop van jouw artikelen en boeken gelezen en je lijkt zelf erg terughoudend met het gebruik van die term. Is dat bewust?

Je hebt gelijk dat ik over het algemeen de term ‘ecosocialisme’ vermijd, vooral als hiermee naar een beweging wordt verwezen in plaats van een interpretatie. Dit is niet het gevolg van een groot verschil van mening, aangezien veel van mijn ideeën overeenkomen met degenen die zich ‘ecosocialist’ noemen, en ik ben ook blij dat we bondgenoten zijn.

Maar het geeft wel iets aan over het verschil in de nadruk die we leggen. Voor mij zijn het doel van socialisme en ecologie uiteindelijk hetzelfde, maar het beginpunt en tot op zekere hoogte ook hun geschiedenis zijn verschillend. Er is een organische, dialectische relatie, waarbij de één niet simpelweg op de ander gestapeld kan worden. Ik zie mezelf in de traditie van Marx, die een socialist en ecologist was. Waarschijnlijk is Marx de persoon die als beste voorbeeld van het ecosocialisme kan dienen. Maar om hem als zodanig te beschrijven maakt de term eigenlijk overbodig, want Marx was tegelijkertijd overduidelijk puur een socialist.


Nu de klimaattop in Kopenhagen gedoemd is te mislukken rijst de vraag: zijn we aan het lot overgeleverd?

De mislukking is van tevoren aangekondigd. Het is daarmee vooral een overwinning van de heersende machten, die meer geïnteresseerd zijn in kapitalisme dan in de planeet. Maar dit kan een zogenaamde pyrrus-overwinning blijken als het duidelijk maakt dat we geen door de elite geleid proces nodig hebben, maar een ecologische revolutie, oftewel een wereldwijde mobilisatie van onderaf.

We worden echter nog steeds gevoed met de illusie dat deze problemen kunnen worden opgelost door middel van betere technologieën en marktmechanismen, zonder dat we een fundamentele omwenteling van ons gehele systeem nodig hebben. De realiteit is echter dat de leidende kapitalistische machten geen enkele intentie hebben om het probleem op de noodzakelijke schaal aan te pakken. Vandaar dat de zaak van onderaf moet worden geforceerd.

Ik ben erg onder de indruk van de pijlsnelle opkomst van de mobilisaties tegen klimaatverandering, waarvan een belangrijk gedeelte bereid is het systeem an sich in twijfel te trekken. Een samensmelting van deze klimaatbewegingen en socialistische strijd is cruciaal. Er zijn korte- en langetermijnstrategieën. Op dit moment moeten we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk fossiele brandstoffen (vooral kolen) in de grond blijven. Overheidsregulering van de uitstoot van CO2 moet eveneens overwogen worden. Internationaal gezien moet er erkenning komen van het bestaan van koolstofimperialisme en van ecologisch imperialisme in het algemeen. Maatregelen moeten worden genomen om de last van het Zuiden te verlichten.

Maar een langetermijnoplossing betekent ecologische en socialistische revolutie. Waarschijnlijk zal dit beginnen op de plekken waar de verwoesting onder mens en natuur het grootst is, in het Zuiden, maar al snel universeel worden naarmate de strijd zich naar het Noorden uitbreidt. Marx zei al dat de gezamenlijke producenten (de werknemers) de breuk in de stofwisseling tussen mens en natuur aan een rationele regulering zouden moeten onderwerpen. Dit zou het mogelijk maken om energie te besparen en de mensheid tot volledige ontwikkeling te laten komen. Uiteindelijk is er geen andere manier.

The Ecological Revolution: Making Peace with the Planet en andere titels van John Bellamy Foster zijn verkrijgbaar bij LeesLinks.

De Engelstalige versie van dit interview vind je op www.monthlyreview.org