Wat voedt de protesten in Chili?

De explosieve onrust in de straten van Chili is een reactie op decennia van het meest extreme neoliberale beleid. Het huidige regime erfde van de militaire dictatuur haar diepe crisis.
30 oktober 2019

Door Juan Cruz Ferre

Binnen een week staat alles in Chili op stelten. Op maandag 14 oktober verliep alles in het land zoals gewoonlijk. Drie dagen later stroomden massaprotesten door de straten van Santiago en andere grote steden als reactie op het verhogen van de prijs van het openbaar vervoer.

De Chileense ME pakte de demonstranten hard aan, maar die verzetten zich tegen het geweld en vochten terug. President Sebastián Piñera kondigde een noodtoestand af en voerde later ook een avondklok in, maar dit kon de volksonrust niet drukken. Die zaterdag trok Piñera de prijsverhoging terug, maar de demonstraties zijn onvermoeid doorgegaan.

In het weekend negeerden demonstranten de avondklok in Santiago, Valparaíso en andere steden. Het inzetten van het leger tegen de Chilenen is een door velen gehate stap geweest, omdat het een pijnlijke herinnering is aan Chili’s recente verleden: de 17-jarige dictatuur van Pinochet.

Het is wellicht moeilijk om te geloven dat metroprijzen zo’n explosieve reactie hebben veroorzaakt. Ja, de kosten van het transport zijn in Chili hoger dan in elk ander land in die regio. Verder zijn prijzen van andere belangrijke diensten ook al omhoog geschoten in de afgelopen maanden. Elektriciteit is bijvoorbeeld alleen al afgelopen maand 10,5 procent duurder geworden.

Pinochet

Maar de onderliggende oorzaken van zo’n gigantische en onmiddellijk breedgedragen reactie kunnen we vinden in de neoliberale economische politiek van de afgelopen halve eeuw. Chili is ‘de beste van de klas’ geweest in de neoliberale school. Onder Pinochet was Chili niet alleen het eerste land om het neoliberalisme te omarmen (zelfs nog vóór Thatcher en Reagan); het is ook het land geweest dat van alle landen in de regio het verst die kant uit is gegaan. In het Chili van vandaag beheerst de markt bijna elk aspect van het leven: het onderwijs, of je de gezondheidszorg kan betalen, en of je een pensioen hebt hangen compleet af van hoeveel je zelf kan opbrengen.

Dit was niet altijd het geval. In de eerste helft van de twintigste eeuw vocht de groeiende stedelijke arbeidersklasse in Chili, Argentinië, en andere landen voor haar rechten en publieke diensten die zij nodig had. Vooroorlogs sociaal beleid in Latijns Amerika is niet zo breed en diep geworteld geraakt als in Europese landen en Chili was daarin geen uitzondering.

Desondanks was Chili aan het eind van de periode van importsubstitutie (van ongeveer 1940 tot 1970) een van de vijf landen in de regio met het meest verreikende sociale beleid. Aan het begin van de jaren 70 was links in Chili net als in veel andere landen in de regio sterk genoeg om een bedreiging voor het kapitalisme te zijn.

In september van 1973 werd de regering van Salvador Allende omvergeworpen door een militaire coup – een van de vele coups die de CIA orchestreerde als onderdeel van Operatie Condor in Zuid Amerika. Met de onvoorwaardelijke steun van de VS kwam Pinochet aan de macht ten koste van de levens van radicaal linkse militanten.

Neoliberalisme: Made in Chile

Foto: Twitter / @HishamAidi

De Chileense arbeidersklasse streefde naar meer dan een kapitalistische verzorgingsstaat. De dictatuur van Pinochet wilde niet alleen dat streven, maar ook de materiële kracht van links vernietigen, om zodoende het pad vrij te maken voor neoliberaal beleid dat economen van de Universiteit van Chicago (de ‘Chicago Boys’) hadden ontworpen.

Het publieke pensioenstelsel werd volledig geprivatiseerd en werkgevers hoefden niet meer bij te dragen. De overgang was extreem duur voor de regering, aangezien de staat nog steeds pensioenen betaalde voor zij die er recht op hadden terwijl de inkomsten al snel opdroogden. De belofte was dat de private pensioenfondsen het geld efficiënter zouden beheren en, omdat zij investeerden in de aandelenmarkt, ze ook met hoger rendement zouden behalen. Het resultaat was echter veel lagere uitbetalingen door hogere kosten (waaronder ook de winst die werd opgestreken).

Pinochet decentraliseerde ook het onderwijs en maakte van docenten gemeentepersoneel, wat de vakbonden sterk verzwakte en resulteerde in chronische onderfinanciering, omdat landelijke financiering werd teruggeschroefd. Hij voerde ook een vouchersysteem in waarin publiek geld óf naar publieke scholen óf naar private scholen kon gaan, waardoor een hiërarchie ontstond tussen de slecht gefinancierde publieke scholen en de zwaar gesubsidieerde private scholen. Private universiteiten werden voor het eerst in Chili’s geschiedenis toegestaan en zowel private als publieke universiteiten begonnen collegegeld te vragen. Vandaag de dag behoren de collegegelden in Chili tot de hoogste in de wereld.

Net als het onderwijs en het sociaal vangnet onderging ook de gezondheidszorg een dramatische hervorming. De kern van Pinochets hervorming was een duaal systeem dat nog steeds bestaat: ISAPRES is de private sector die hoge kwaliteit zorg levert aan de jongere, gezondere en rijkere bevolking, terwijl het openbare en ondergefinancierde FONASA lage kwaliteit zorg biedt aan meer dan tachtig procent van de Chileense bevolking.

Het spook van Pinochet

De overgang vanuit de dictatuur van Chili was ‘gecontroleerd’, in tegenstelling tot de Argentijnse variant, waar massamobilisaties met de eis van verkiezingen het einde van de militaire junta aankondigden. Nadat Pinochet de regering verliet in 1990 was hij nog steeds de opperbevelhebber van het leger tot aan 1998, waarna hij werd aangewezen als ‘senator voor het leven’, een positie die hij heeft gehouden totdat hij werd gearresteerd voor misdaden tegen de menselijkheid. Hij is nog meerdere malen gearresteerd en vrijgelaten tot zijn dood in 2006.

De neoliberale hervormingen van Pinochet zijn niet serieus teruggedraaid door regeringen na hem. Ondanks dat Chili lid is van de OESO is inkomensongelijkheid zo hoog als in Bolivia en Peru — iets dat niet is veranderd in de economische opleving van 2002-2013 die alle andere economieën in de regio verder heeft geholpen. De extreme vermarkting van gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid betekent voor de arbeidersklasse van Chili dat zij elke dag opnieuw moet zien te overleven. De stress, de onzekerheid en het gevoel van onrecht is een combinatie van spanningen die niet voor altijd onderdrukt kan worden.

De sociale onrust en massamobilisaties moet dan ook in deze context begrepen worden—als een aanklacht tegen het politieke regime dat het stokje heeft overgenomen van het militaire regime en nog steeds een groot deel van haar bevolking marginaliseert, straft en onderdrukt. Noch de traditionele linkse socialistische en communistische partijen, noch het nieuwe links (Frente Amplio) leiden de protesten: ze zijn over het algemeen spontaan – en explosief.

Een aantal gebouwen zijn in brand gezet, strijd met de politie en het leger is continu en nog steeds worden barricades in de straten opgeworpen. De media bericht vooral over plunderingen in Santiago terwijl de ‘potten en pannen’-protesten nog steeds snel groeien.

Op een bord bij één van de protesten stond: ‘Zij hebben zo veel van ons afgenomen; ze hebben zelfs onze angst weggenomen’. De terugkeer van soldaten en tanks in de straten van Santiago is een gevaarlijke escalatie van staatsrepressie.

De onophoudelijke protesten die nog steeds de noodtoestand en avondklok negeren wijzen naar een politieke crisis en vooral naar een wil om ondanks alles toch door te vechten. Het sociale pact is gebroken. In Chili en in andere landen ontwaakt een nieuwe periode van klassenstrijd.

Dit artikel verscheen eerst in het Engels op LeftVoice.