Wat vindt de FNV nou écht van TTIP?
Het is daarom pijnlijk dat de FNV, die meer dan een miljoen mensen vertegenwoordigt, weigert zich onomwonden uit te spreken tegen TTIP. In een aankondiging voor een volgende landelijke demonstratie op 22 oktober, die de vakbond samen met een coalitie van NGOs organiseert, roept de FNV op om ‘kritisch te zijn, en aanpassing te eisen’ van TTIP en CETA. Dit negeert het feit dat het verdrag tot het bot neoliberaal is en staat in schril contrast met met de eerdere stellingname van de vakbond over TTIP.
Hoe komt het dat de collectieve verdedigingslinie van werkende mensen in Nederland niet vooraan loopt in het verzet tegen TTIP? De beantwoording van deze vraag voert ons langs een activistische achterban, het moeras van de polder en een vakbondstop die de scherpe randjes van het neoliberalisme af wil vijlen – zonder het systeem zelf ter discussie te durven stellen.
TTIP, de FNV en het poldermoeras
Begin 2015 ging een groep bezorgde kaderleden van de FNV de discussie aan over TTIP en haar kleine zusje CETA. Zij stelden dat de verdragen een frontale aanval zijn op de positie van werkende mensen, het milieu en de democratie. Het ledenparlement, formeel het hoogste beleidsvormende orgaan van de FNV, sprak zich daarop helder uit tegen het verdrag: “de FNV (is) van opvatting dat de onderhandelingen over TTIP dienen te worden opgeschort en het CETA-verdrag niet zou moeten worden geratificeerd.”
Sindsdien werden er in de vakbond bijeenkomsten georganiseerd rond TTIP en was de FNV onderdeel van de strijdbare demonstratie vorig jaar in Amsterdam die 8.000 mensen de straat op bracht. De tegenstand vanuit de basis van de vakbond deed alarmbellen afgaan in de polder. De verantwoordelijke minister, PvdA’er Ploumen, vroeg in mei 2015 om advies over TTIP aan de Sociaal-Economische Raad. Een orgaan waarin bazen, vakbondstop en door de regering aangestelde ‘experts’ advies geven.
De vraag die minister Ploumen stelde aan het polderoverleg was: ‘hoe (kunnen) de EU en haar lidstaten garanderen dat TTIP geen negatieve gevolgen heeft voor ons Europese model, met nadruk op de arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden?’
De FNV had beantwoording van deze vraag binnen de SER moeten weigeren. TTIP is namelijk fundamenteel een ondemocratisch en neoliberaal akkoord en er is niets dat dit tot een vooruitgang kan maken als het gaat om bescherming van de positie van werkende mensen, de democratie en het klimaat. Bovendien is het nogal suggestief om te stellen dat ‘ons Europese model’ draait om arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Miljoenen werkende mensen in de EU – van Athene tot Parijs – denken daar heel anders over.
Voor de leiding van de FNV was de vraagstelling over ‘TTIP met een menselijk gezicht’ echter geen probleem. Het uiteindelijke SER-advies stelde zeven criteria op ‘die tezamen een toetssteen kunnen vormen voor de beoordeling van TTIP’. De één is nog lovenswaardiger dan de ander: van ‘vermindering van de mondiale ongelijkheid’ tot het bevorderen van ‘Europese waarden’ zoals ‘milieu, de democratie en de rechtsstaat’.
Het advies stelt dat ‘flankerend beleid’ nodig is om de negatieve gevolgen van TTIP tegen te gaan. Dit ligt in lijn met de manier waarop de afgelopen decennia, soms met steun van de vakbondsleiding, publieke voorzieningen in Nederland zijn afgebroken. Fundamentele hervormingen gingen steevast gepaard met (tijdelijke) doekjes voor het bloeden. Het ziekenfonds werd afgeschaft, maar sommige mensen kregen recht op een zorgtoeslag. Het pensioenstelsel werd verslechterd, maar er kwamen overgangsregelingen voor delen van de arbeidersklasse.
Voor de polder was het ‘om advies vragen’ van de SER een manier om het verzet tegen TTIP te ondermijnen. Want als Ploumen daadwerkelijk geïnteresseerd was geweest in het bevorderen van ‘het milieu, de democratie en de rechtsstaat’ dan had ze immers een einde gemaakt aan de geheime onderhandelingen, de overweldigende dominantie van multinationals in de totstandkoming van het verdrag en het opzetten van speciale rechtbanken voor grote bedrijven.
Strijd tegen TTIP ook een kans voor links
Gezien de omarming van het SER-advies door het Ledenparlement en de zwakke oproep voor een volgende demonstratie heeft de polder zijn werk gedaan. De leus voor de demonstratie op 22 oktober is niet ‘stop TTIP en CETA’, maar ‘vóór eerlijke handel’. Een sympathieke oproep, maar het voelt een beetje alsof activisten in de aanloop naar de Irak-oorlog in 2003 de straat op waren gegaan onder de leus ‘voor wereldvrede’ in plaats van ‘stop de Irak-oorlog’. Het feit dat er zo om de hete brij wordt heen gedraaid, betekent dat er werk aan de winkel is voor kritische kaderleden.
Het stoppen van TTIP en CETA is de beste opmaat naar een wereld waarin de belangen van mensen voorop staan, in plaats van de winsten van bedrijven. Wij willen meer democratie, niet minder. Tegenover de private rechtbanken van TTIP eisen wij rechtbanken die grote bedrijven verantwoordelijk kunnen houden voor hun aanval op arbeidsomstandigheden, de vernietiging van het milieu en de financiering van klimaatontkenning.
Juist doordat TTIP een frontale aanval is op zoveel verschillende terreinen, biedt het de mogelijkheid om uiteenlopende groepen samen te brengen. Zo gingen in Berlijn vorig jaar meer dan 200.000 mensen, van jong tot oud, de straat op tegen TTIP. Dit hebben we ook nodig in Nederland. Met nieuwe bezuinigingsrondes in het verschiet na de verkiezingen volgend jaar, doet de FNV er goed aan zich de leus van de andersglobaliseringsbeweging eigen te maken: een andere wereld is mogelijk!