Wat vinden socialisten van ontwikkelingshulp?
Door Karel ten Haaf
Naast de noodhulp wordt er ontwikkelingshulp gegeven. Structurele hulp om projecten te financieren die het opnieuw ontstaan van voedselgebrek in de getroffen regio’s moeten voorkomen. Ontwikkelingshulp is bedoeld als steun bij het ontwikkelen van zaken als onderwijs, economische ontwikkeling, landbouw, gezondheidszorg en infrastructuur.
Het is deze tweede vorm, de ontwikkelingshulp, die de laatste jaren steeds meer onder druk komt te staan. Als we bijvoorbeeld kijken naar Nederland: daar is het percentage van het bruto binnenlands product (bbp) dat aan ontwikkelingshulp wordt besteed tijdens de regeerperiode van Rutte verlaagd tot 0,7 procent – het in internationale verdragen vastgelegde minimum.
Om nog verder te kunnen bezuinigen op ontwikkelingshulp zonder de internationale verdragen te hoeven opzeggen, komen steeds meer zaken die niet met ontwikkelingshulp te maken hebben ten laste van het budget. Zo worden nu ook militaire missies betaald uit de pot voor ontwikkelingshulp, onder het mom dat het humanitaire missies zijn die de stabiliteit vergroten en dus bijdragen aan een ontwikkeling van de regio.
Behalve dat er enorm bezuinigd werd op ontwikkelingshulp, heeft in de regeerperiode van Rutte een verschuiving plaatsgevonden: de uitgaven voor zorg en onderwijs zijn enorm teruggeschroefd, en het vrijgekomen geld wordt besteed aan projecten waaraan Nederlandse bedrijven kunnen verdienen.
Het is daardoor inmiddels meer hulp aan Nederlandse bedrijven dan aan de bevolking van derdewereldlanden: voor elke euro die naar ontwikkelingslanden gaat, stromen enkele euro’s terug naar het bedrijfsleven hier. De huidige manier van ontwikkelingshulp vergroot dus de verschillen tussen de rijke en de arme landen, en zorgt er bovendien voor dat de derdewereldlanden afhankelijk blijven van het rijke Westen.
Deze bezuinigingen op ontwikkelingshulp passen in de neoliberale politiek van het kabinet die de vrije markt centraal stelt. Onder Rutte is de Nederlandse bijdrage aan de Wereldbank verhoogd van 50 naar 300 miljoen, terwijl er elders hard werd en wordt bezuinigd.
De Wereldbank is naast het IMF het belangrijkste internationale instituut dat door westerse landen gebruikt wordt om ontwikkelingslanden te onderwerpen aan kapitalistische globalisering. Als voorwaarde voor financiële steun moeten arme landen niet alleen privatiseren en hun markten openstellen voor westers kapitaal, maar ook bezuinigen op hun onderwijs en gezondheidszorg. De rijke elite in ontwikkelingslanden werkt hier graag aan mee om er zelf beter van te worden.
Het gevolg is dat arme landen worden overspoeld met producten van westerse bedrijven waarmee hun eigen bedrijven niet kunnen concurreren en waarbij de lonen laag worden gehouden, in bijvoorbeeld sweatshops en ‘economische vrije zones’ waarin arbeidersrechten niet gelden. De grote onvrede die deze politiek veroorzaakt, komt tot uiting in toenemende protesten en stakingen van arbeiders en boeren in de ontwikkelingslanden. Behalve het verdedigen van ontwikkelingshulp, is er in westerse landen solidariteit nodig met die strijd om armoede de wereld uit te helpen.
De huidige praktijk is natuurlijk een schande. Alleen al uit het oogpunt van solidariteit en beschaving zou er veel meer geld richting de arme landen moeten gaan om de mensen daar in staat te stellen een menswaardig leven te leiden, zonder armoede.
Maar dat is niet de enige reden. De ellende in derdewereldlanden is een gevolg van het eeuwenlang plunderen van die landen door het nu rijke westen. Een plundering die vandaag de dag gewoon doorgaat, nu zelfs met behulp van ontwikkelingshulp die door het neoliberale kabinet vooral besteed wordt aan het ondersteunen van Nederlandse bedrijven.
Voor de ontwikkeling van de Derde Wereld hebben we niets te verwachten van de verdedigers van de vrijemarktmarkteconomie, die zweren bij de maximalisering van de winst en daarbij geen oog hebben voor de desastreuze sociale en economische gevolgen. Wat er moet gebeuren is niet alleen het verhogen van het bedrag dat naar ontwikkelingshulp gaat, maar ook dat bedrag besteden op een manier die de bevolking van de arme landen ten goede komt. Verder moeten de financiële schulden van de arme landen worden kwijtgescholden, moeten de invoerbelastingen worden afgeschaft en moet er een einde komen aan de landbouwsubsidies die Europese bedrijven ontvangen.
Maar voor een duurzame ontworsteling aan de armoede zal er gebroken moeten worden met de vrije markteconomie, en daarom is het op alle mogelijke manieren ondersteunen van antikapitalistische massastrijd in derdewereldlanden letterlijk van levensbelang.