Wat vinden socialisten van humanitaire interventie?

De afschuwelijke gebeurtenissen in Syrië werpen opnieuw het vraagstuk op van interventie. Iemand moet iets doen, denken velen. Maar het is cruciaal hoe dit naar de praktijk wordt vertaald: wie moet wat doen?
5 juli 2013

Door Mark Kilian

Het scenario is in grote lijnen klassiek: een dictator schendt op grote schaal mensenrechten, of richt zelfs een bloedbad aan onder ‘zijn eigen’ bevolking. ‘Er moet iets gebeuren’ is een volkomen terechte impuls die veel mensen hebben. Maar wat en door wie?

Het mondiale kapitalisme biedt weinig alternatieven. ‘We moeten ingrijpen’ wordt vanzelf een beroep doen op ‘beschaafde’ krachten, zoals westerse regeringen, of in het beste geval iets als de VN. Dat is al om twee redenen problematisch.

Ten eerste staan deze regeringen zonder uitzondering in hun eigen land lijnrecht tegenover de bevolking. Ze bezuinigen voortdurend, en grijpen indien nodig naar geweld. Autoriteiten treden snoeihard op tegen demonstranten van Occupy (VS), voor democratie (Rusland) en tegen bezuinigingen. Hoe zouden ze in een buitenlandse oorlog wel humaan kunnen interveniëren, en op de manier die gewone mensen willen?

Ten tweede gaat het om imperialistische staten die ingrijpen: ze hebben zelf altijd belangen in de regio – van het uranium in Mali tot de olie in Irak. Dat kan direct economisch zijn, maar ook geopolitiek (zoals de VS met hun marinebasis in Bahrein).


Wiens vrijheid?

Maar kunnen de belangen van de onderdrukte groep niet samenvallen met die van een grootmacht? Als we vergeten dat kapitalisme gaat over wereldwijde uitbuiting, misschien wel. Maar precies daarom is dat nog nooit voorgekomen. Sinds koloniale tijden heeft geen enkel kapitalistisch land elders democratie gesticht. Vrijwel alle dictators, van Franco en Pinochet tot Mubarak en Kadhafi, hebben buitenlandse steun gehad. Met meer repressie maken ook westerse multinationals meer winst.

De wapens waarmee deze staten interveniëren, dienen niet de doelen van het verzet, maar van henzelf. Kapitalistische staten concurreren, en hun eerste doel is om de concurrentie een klap toe te brengen. Arbeid is voor hen, net als fabrieken, in de eerste plaats een vorm van kapitaal.

Daarom zijn bombardementen een populaire strategie. Met weinig risico voor de aanvaller kan zo de productie worden ontwricht. Al in de Tweede Wereldoorlog (WOII) kwam 85-95 procent van de bommen terecht op arbeiderswijken. De fabrieken werden ontzien, want die waren ofwel deel van westerse multinationals of mogelijk oorlogsbuit.

WOII is hét model voor humanitaire interventie. Maar de schaduwzijden zijn wezenlijk. Het duurde drie jaar voor een serieuze westerse interventie op het Europese vasteland, terwijl de voorbereiding van de Holocaust in volle gang was. Economische belangen stuurden de troepeninzet. De spoorlijnen naar Auschwitz zijn nooit gebombardeerd.

De bevrijding had voor velen een nare bijsmaak. Er waren op grote schaal verkrachtingen, vooral door Russische, maar ook westerse soldaten. De geallieerden vervoerden treinladingen vol oorlogsbuit uit Oost-Duitsland naar het westen, roofden patenten en goud, en ontvoerden de wetenschappers die kort daarvoor nog eugenetische experimenten deden om voor hen te werken (de ‘Operatie Paperclip’).

Bovendien werd de zelforganisatie van de bevolking en de linkse stroming onder hen onderdrukt, waar nodig met bloed – zoals in Griekenland. En de nazi’s en grootindustriëlen die de oorlog en Holocaust hadden aangericht, ontkwamen te vaak aan gerechtigheid.

Patronen

De patronen in WOII hebben zich vaak herhaald. Net als Europa destijds, werd Joegoslavië begin jaren negentig strijdarena van imperialistische mogendheden nadat sociale onrust een nationalistische wending had gekregen. Doordat VS, Frankrijk en Duitsland verschillende belangen hadden, steunden zij verschillende partijen. Het werd deels een proxy-oorlog, die veel meer schade aanrichtte dan Milosevic en Karadzic zelf hadden gekund. En het bekrachtigde de opdeling van het land naar nationale lijnen, wat de etnische zuiveringen verhevigde.

In Irak was Saddam uit de gratie geraakt, niet omdat hij Koerden onderdrukte maar omdat hij de oliestaat Koeweit binnenviel. De VS pleegden de ene oorlogsmisdaad na de andere: ze bombardeerden de weg naar Basra waarover het verslagen leger zich terugtrok, executeerden Saddam Hussein vóórdat hij een getuigenis kon afleggen (zeker belastend voor de VS) en vielen tijdens de bezetting vakbondskantoren binnen. Daarna plaatsten ze een marionettenregering en voerden clandestien tegenstanders af naar geheime martelgevangenissen.

In Libië liet de westerse marine vluchtelingen verdrinken, met de ogen gericht op de buit op het land. De no-flyzone speelde vooral de prowesterse oppositie in de kaart. En toen de onrust was afgenomen, haastten oliebedrijven zich om contracten te sluiten met de nieuwe prowesterse regering.

Terwijl wij dromen van vrijheid elders, importeren de VS en Nederland in werkelijkheid hun buitenlandse autoritaire methoden: ‘Guantánamo Bay’ voor ongedocumenteerden, en drones voor hun eigen staatsburgers. Die methoden en de gevolgen ervan zijn deel van elke interventie, en links mag daaraan geen enkele steun geven.

Zie ook het dossier over humanitaire interventies.

  • Wil je reageren op dit artikel? Stuur ons een mail.
  • Met socialisme.nu en De Socialist proberen we socialistische ideeën toegankelijk te maken voor iedereen. Om dit te blijven doen kunnen we alle hulp gebruiken. Wil jij ons ook steunen? Neem dan een abonnement op De Socialist of word donateur: vul hier het formulier in.