Wat is vervreemding?

Vervreemding is een van de meest gebruikte begrippen in de filosofie, psychologie en literatuur. Wat houdt het in, en hoe komen we ervan af?
22 juli 2016

Door Mark Kilian

Voor de meeste mensen is vervreemding een realiteit in hun leven. Wie dit als gevoel ervaart, herkent dat hem of haar iets wezenlijks is afgenomen. Het omvat een verlies aan controle, en er is sprake van een vreemde, zelfs vijandige kracht die individuen en hele groepen ondergeschikt maakt aan zijn eigen doelen.

In de literatuur is vervreemding een kernthema in het werk van bijvoorbeeld George Orwell en Franz Kafka. In Orwell’s 1984 wordt de hoofdpersoon verliefd, wat tot zijn ondergang leidt in de wereld die door Big Brother wordt geregeerd. Het proces en Het slot van Kafka schetsen situaties waarin mensen verstrikt raken in de doolhoven van bureaucratische en rechterlijke macht.

Maar het probleem is veel ernstiger. Vervreemding van mensen onderling is een cruciaal onderdeel van racisme, seksisme, homofobie en in elke oorlog. De vervreemding van de mensheid van onze natuurlijke omgeving is een element bij milieuvervuiling en klimaatverandering. Door onze eigen inspanningen komen er vijandige krachten tot stand, die ons vervolgens bedreigen – ook met de ondergang.

Al voor Marx hielden filosofen zich bezig met het begrijpen van vervreemding. Marx ontleende veel van zijn dialectische begrip aan Hegel. Die dacht dat de geschiedenis werd aangedreven door ‘de Idee’, die zich bewust moest worden van zichzelf. ‘De Idee’ (lees: God) was van zichzelf vervreemd geraakt in de vorm van de materiële wereld, de natuur.

Die was opnieuw van zichzelf vervreemd in de vorm van de mens; door hun bewustzijn te ontwikkelen zouden mensen moeten inzien dat ze eigenlijk allemaal één waren, ook met de natuur en God, zodat er weer harmonie zou ontstaan.

Marx

Maar, schreef Marx in de Grundrisse, ‘Hegel trapte in de val om het werkelijk bestaande op te vatten als het product van denken.’ Maar ‘het werkelijke subject behoudt zijn autonome bestaan buiten het hoofd.’ Het denken is, om te beginnen, een reflectie van de materiële wereld.

In de Parijse manuscripten van 1844 gaf Marx enkele belangrijke vormen van vervreemding aan: 1. De vervreemding van de mens van de natuur; 2. van onze eigen productieve activiteit; 3. van onszelf, onze menselijke essentie; en 4. van elkaar.

Marx schreef: ‘De arbeider wordt armer naarmate hij meer rijkdom produceert.’ Fundamenteel daarbij is ‘dat het door de arbeid geproduceerde object, haar product, als een vreemd wezen, als een van de producent onafhankelijke macht tegenover de arbeid als zodanig komt te staan.’

Die onafhankelijke macht zijn, simpel uitgedrukt, het kapitaal en de staat, die arbeiders dwingen om hun plek in de productie te blijven innemen. Tegelijk schetst Marx echter de dialectische eenheid, waarin kapitaal en staat van arbeid afhankelijk zijn.

In het kapitalisme neemt alles de ‘fantastische vorm van waren’ aan. Ook arbeidskracht wordt een waar, die wordt gekocht en verkocht. Het gevolg is dat, in plaats van dat producenten en consumenten met elkaar praten over de gemaakte producten, deze waren op de markt ‘in gesprek gaan’ met de portemonnee van de consument. Dit noemde Marx ‘warenfetisjisme’, waarbij de dode belichaming van menselijke arbeid een onafhankelijk leven lijkt te leiden.

Omdat productie de basis is van elke maatschappij, en mensen leven van hun inkomen, is de onteigening door kapitalisten een proces van vervreemding van onze centrale levensactiviteit. De groeiende arbeidsdeling, binnen bedrijven en de maatschappij als geheel, betekent een ‘verwaarding’ van de onderlinge menselijke relaties.

Waar winst boven alles gaat, wordt uiteraard ook ons leefmilieu daarvoor misbruikt. De enige maatstaf is de boekhoudkundige balans, als het gaat om de plundering van natuurlijke hulpbronnen, het (niet) verwerken van chemisch afval en het uitstoten van CO2.

Net als het Westen was de Sovjet-Unie tijdens Stalin gericht op concurrentie en het accumuleren van kapitaal, en werd alles daaraan ondergeschikt gemaakt. Dit verklaart de fixatie op winstcijfers, ‘economische groei’ en het bbp. Daarom proberen bedrijven ‘kunstmatige behoeften’ te scheppen terwijl miljoenen mensen honger hebben.

Vervreemding is dus een structureel maatschappelijk proces, dat ook op dat niveau moet worden opgelost. Onteigening van de overgrote meerderheid, de arbeiders en arme boeren die de 99% vormen, door een kleine minderheid, is een fundamenteel aspect van de kapitalistische maatschappij. Pas als de productie gericht gaat worden op het bevredigen van menselijke behoeften, en niet op winst, bestaat er een maatschappelijke basis voor het overwinnen van vervreemding.

Hoe ver weg dat ook lijkt: de enige structurele oplossing van vervreemding is een revolutionaire massabeweging, waarin de arbeiders hun eigen bedrijven overnemen en de controle over de producten van hun eigen arbeid. In dat proces moeten ze schouder aan schouder leren staan, en beginnen de vervreemding af te breken van mensen onderling.