Wat is kapitalisme?

Bij kapitalisme denken veel mensen aan marktwerking, geld verdienen en hebzucht. Maar al te vaak worden deze verschijnselen beschouwd als weliswaar onwenselijk, maar vooral onvermijdelijk. Wat is kapitalisme eigenlijk precies?
16 maart 2016

Door Angela Ettema

Een vaak gehoorde definitie van het kapitalisme luidt dat het een economisch systeem is waarin private ondernemers goederen laten produceren voor de markt, om die met winst te verkopen. Dit systeem lijkt tegenwoordig vanzelfsprekend en zelfs ‘natuurlijk’. Omdat in dit systeem alles om geld draait, lijken hebzucht en het streven naar winst ‘normale’ uitingen van de menselijke natuur.

Toch bestaat het kapitalisme pas enkele eeuwen. In zijn uitvoerige studie naar de werking van het systeem, Het Kapitaal, schrijft Karl Marx: ‘In de zestiende eeuw neemt de moderne geschiedenis van het kapitaal met de wereldhandel en de wereldmarkt een aanvang.’ Het moderne, industriële kapitalisme dateert zelfs pas uit het einde van de achttiende eeuw.

Klassenmaatschappijen, waarin de meerderheid van de bevolking moet zwoegen voor een rijke minderheid, bestaan al duizenden jaren en hebben in de geschiedenis heel diverse vormen aangenomen. In het oude Griekenland en Rome liet de heersende klasse slaven het werk doen. In het Europa van de middeleeuwen dwongen leenheren boeren voor hen het land te bewerken. In al deze maatschappijen bleef het doel het bevredigen van menselijke behoeften, al waren dat vaak niet de behoeften van de producenten zelf, maar die van de rijken voor wie zij werkten.

Het kapitalisme bracht hier verandering in. Evenals in eerdere klassenmaatschappijen laten kapitalisten anderen, de arbeiders, voor hen werken. Maar de producten die arbeiders in een fabriek produceren, zijn niet bedoeld voor het eigen gebruik van henzelf of hun baas, maar voor de markt. De kapitalist kan pas winst maken als hij of zij deze producten verkoopt voor geld.

Die winst maakt de kapitalist door de arbeiders uit te buiten. Werkers krijgen niet de volledige waarde die zij produceren uitbetaald, maar slechts voldoende om van te leven. Ze verkopen hun arbeidskracht, het vermogen om te werken. Deze arbeidskracht is onder het kapitalisme evenzeer een product, een waar, waaraan een prijskaartje hangt. Uit het verschil tussen de werkelijke waarde van de geleverde arbeid en de door de arbeider verkochte arbeidskracht haalt de kapitalist de winst.

Dynamiek en crisis

Een ander kenmerk van het kapitalisme is dat het een zeer dynamisch systeem is. In het Communistisch Manifest schreven Marx en Engels al in 1848: ‘De bourgeoisie kan niet bestaan zonder de productiemiddelen, dus de productieverhoudingen, dus de gezamenlijke maatschappelijke verhoudingen voortdurend te revolutioneren. Onveranderde instandhouding van de oude productiewijze was daarentegen de eerste bestaansvoorwaarde van alle vroegere industriële klassen.’

Het kapitalisme wordt gekenmerkt door voortdurende verandering: ‘Al het feodale en al het vaststaande verdampt, al het heilige wordt ontwijd, en de mensen zijn eindelijk gedwongen hun plaats in het leven, hun wederzijdse betrekkingen met nuchtere ogen te beschouwen.’

Het systeem heeft enorme vooruitgang met zich mee gebracht, maar die komt vaak niet ten goede aan mensen of de planeet. Zo is de ontwikkeling van het kapitalisme gepaard gegaan met de wreedheid van het kolonialisme en heeft het gebruik van fossiele brandstoffen geleid tot klimaatverandering.

Het dynamische karakter van het kapitalisme komt voort uit de concurrentiestrijd tussen verschillende bedrijven. Die dwingt alle afzonderlijke kapitalisten ertoe in hun zucht naar winst de druk op arbeiders steeds verder op te voeren en te investeren in nieuwe machines en technologieën. Het is ook die concurrentiestrijd die leidt tot crises van overproductie.

Bovendien worden die crises dieper en langer naarmate het kapitalisme ouder wordt. Volgens economen als Michael Roberts en Paul Krugman is de economische crisis van 2008 uitgemond in een langdurige depressie. De ngo Oxfam waarschuwde begin dit jaar dat de welvaart van de rijkste 1 procent volgend jaar meer zal bedragen dan die van de andere 99 procent.

In de tijd dat Marx zijn analyse van het kapitalisme ontwikkelde, waren de arbeiders slechts in enkele Europese landen de meerderheid van de bevolking. Toch beschreef Marx de arbeidersklasse als ‘de doodgraver’ van het systeem. Het kapitalisme brengt werkende mensen immers samen in fabrieken (en op andere werkplekken zoals kantoren, onderwijsinstellingen of callcenters) waar ze zich samen met hun collega’s kunnen organiseren voor hun rechten. Vooral met het stakingswapen kunnen ze druk uitoefenen op de bazen. Tegenwoordig is het aantal arbeiders wereldwijd vele malen groter dan in Marx’ tijd, waardoor hun macht potentieel steeds groter wordt.