Wat is arbeidersmacht?

Als gevolg van de kredietcrisis werden over de hele wereld banken genationaliseerd. Media hadden het over ‘socialistische antwoorden op het falen van de markt’. Een krant plaatste een cartoon van het Amerikaanse vrijheidsbeeld met in de ene hand een sikkel en in de andere Het Kapitaal van Karl Marx. Maar de overnames zijn natuurlijk net zo socialistisch als Bush. Volgens Jelle Klaas zijn marxisten voor een heel ander soort overname dan we nu zien.
1 november 2008

Socialisten steunen het nationaliseren
van bedrijven door de staat als het
gebeurt om banen te redden, of om
meer democratische controle te krijgen
over goederen en diensten die
belangrijk zijn voor ons allemaal. Het
is bijvoorbeeld hoog tijd dat de privatiseringen
van de zorginstellingen, de
energieleveranciers, het openbaar
vervoer en de post weer teruggedraaid
worden. Waarom moet er
immers winst gemaakt worden op de
verzorging van mensen, of op het
‘openbaar’ vervoer?

Toch zijn niet alle nationalisaties
van bedrijven beter voor de bevolking
of de arbeiders die in deze bedrijven
werken. De overname van Fortis door
de Nederlandse staat was voor Bos op
dit moment zogenaamd de enige
oplossing nu het bedrijf over de kop
dreigde te gaan. Op het moment dat
Fortis weer winst zou gaan maken
wordt het bedrijf weer verkocht en
gaat het op precies dezelfde voet verder.

Controle

Socialisten zijn voor een ander soort
overname van bedrijven – door hun
eigen werknemers, controle en
machtsovername door de arbeiders
zelf. Maar kunnen arbeiders wel zelf
een fabriek runnen? Kunnen ze zonder
de managers blijven produceren?

Neem een fabriek van Philips die
spaarlampen produceert. Het nut van
de fabriek is dat ze spaarlampen
maakt. De baas van de fabriek en de
managers zijn echter niet aangesteld
om zo goed mogelijk spaarlampen te
maken. Ze zullen waarschijnlijk niet
eens precies weten hoe die spaarlampen
gefabriceerd moeten worden.
Hun taak is om zoveel mogelijk winst
te halen uit het maken van de spaarlampen.
Ze zijn aangesteld in het
belang van de aandeelhouders.
Zonder de arbeiders in de fabriek zouden
ze nog geen fietslampje kunnen
produceren, terwijl de arbeiders van
de fabriek zonder de baas en managers
prima in staat zijn om goede
spaarlampen te produceren.

Het zijn dan ook de arbeiders die de
rijkdom produceren. Zij zijn degenen
die de spaarlampen maken, maar ze
zijn ook degenen die daarvóór de
machines en fabrieksgebouwen hebben
gemaakt om de spaarlampen mee
te produceren. Zij zijn degenen die de
vrachtwagens gemaakt hebben waarmee
de lampen vervoerd worden én
ze zijn degenen die de vrachtwagens
besturen.

In het hele plaatje van het maken,
vervoeren en aan de mens brengen
van spaarlampen zijn de types van de
gouden handdrukken, topsalarissen,
bonussen en aandelen eigenlijk enkel
lastige parasieten – ze zijn niet nodig
voor het creëren van rijkdom, maar
profiteren wel van de arbeid door de
meerderheid. Het is theoretisch
gezien dan ook logisch als arbeiders
de fabriek of het bedrijf overnemen.
Maar werkt zoiets ook echt?

Het idee dat het beter is voor de
samenleving als de arbeiders hun
eigen werkplekken overnemen is niet
ontsproten aan het hoofd van Marx of
Lenin. Marx zag tijdens de opstand
van de bevolking tijdens de Parijse
Commune in 1871 dat het – weliswaar
voor een korte tijd – mogelijk was de
stad zonder bazen, van onderaf te runnen.
Lenin en Trotski zagen hetzelfde
tijdens de revolutie in Rusland in 1905.

Revolutie

Op het moment dat arbeiders in verzet
kwamen en meer gingen eisen dan
een paar procent loonsverhoging kregen
ze niet alleen hun eigen bazen,
maar ook de staat tegenover zich. De
arbeiders begonnen zich – genoodzaakt
door de omstandigheden – in
arbeidersraden (‘sovjets’) te organiseren.
Deze arbeidersraden werden
democratisch georganiseerd en regelden
het runnen van de fabriek, de
distributie van de geproduceerde goederen
en de verdediging van de fabrieken
en wijken. Lenin en Trotski zagen
in deze vorm van arbeiderszelfbestuur
de socialistische toekomst. Toen de
bevolking in 1917 opnieuw in opstand
kwam tegen de tsaar was hun leus:
alle macht aan de sovjets. De
Amerikaanse journalist John Reed
was tijdens het uitbreken van de revolutie
in Rusland en beschreef het proces
van fabrieksovernames. Er was
een comitébijeenkomst in een van de
fabrieken, waar een arbeider opstond
en zei: ‘Kameraden, waarom maken
we ons zorgen? Het vraagstuk van de
technische experts is niet moeilijk.
Vergeet niet dat de baas zelf geen
technisch expert was, de baas wist
niets van fabrieksprocessen, chemie
of boekhouden. Het enige wat hij deed
was de baas zijn. Als hij technische
hulp nodig had, huurde hij mensen in
om dat voor hem te doen. Nou, nu zijn
wij de baas. Laten we ingenieurs,
boekhouders en ga zo maar door
inhuren – om voor ons te werken.’

Helaas duurde de periode van arbeidersmacht
in Rusland maar kort –
onder druk van de aanvallen van buitenlandse
legers, door de burgeroorlog
die uitbrak en het niet slagen van
de revoluties elders in Europa. De
zogenaamde ‘socialistische’ maatschappijen
onder leiding van Stalin,
Mao en Castro ontbeerden allemaal
de cruciale voorwaarde voor zo’n
samenleving: arbeidersmacht van
onderaf.

Toch waren er ook na 1917 nog veel
momenten waarin arbeiders zelf hun
bedrijven en fabrieken overnamen,
zoals in Duitsland in 1919, Italië in
1920, Spanje in 1936, Hongarije in
1956, Frankrijk in 1968, Chili in 1973,
Iran in 1979 en in Polen in 1980.

De schrijfster Maryam Poya
beschrijft hoe de arbeidersraden in
Iran (‘shora’s’) aan het begin van de
revolutie fiunctioneerden: ‘De shora’s
oefenden hun macht uit op elk vlak
van het fabrieksleven – over aankoop,
verkoop, het bepalen van de prijzen
van de producten en het aanschaffen
van de grondstoffen. Er waren verschillende
commissies voor verschillende
taken. Gildecommissies voor
het naleven van de vakbondseisen
over lonen, omstandigheden, verzekeringen,
gezondheid en veiligheid.
Communicatiecommissies om het
contact met de shora’s in andere
fabrieken te onderhouden. Vrouwencommissies,
bestaande uit enkel vrouwen,
om de specifieke eisen van vrouwen
naar voren te brengen – vooral in
de chemische industrie en de textielindustrie,
waar de meerderheid van
de arbeiders vrouw was.’

Fabrieksovernames


Ook in de afgelopen jaren kunnen we
meerdere voorbeelden zien van
fabrieksovernames en echte arbeidersmacht.
In Bolivia en Argentinië
bijvoorbeeld worden als gevolg van
massale opstanden in de afgelopen
jaren nog steeds enkele bedrijven
gerund door arbeiders zelf. In Egypte
kwam er afgelopen periode een brede
stakingsbeweging op gang waarbij
mannen en vrouwen tal van fabrieken
stil legden en de controle over de productie
overnamen.

Echt socialisme – van onderaf –
bestaat uit een samenleving waarin
arbeidersraden op lokaal, nationaal en
internationaal niveau samenwerken
en plannen. Het kan nooit bij één
fabriek of land blijven, maar het kan er
wel beginnen. De kiemen van zo’n
maatschappij zijn dan ook in elke staking
aanwezig, in elke strijd waarin
arbeiders beginnen een stuk controle
terug te grijpen over de productie en
hun leven. De kiemen van socialisme
liggen dan ook niet in ‘nationalisatie’
door Wouter Bos, maar in de overname
door onszelf.