Wat de formatiesoap leert over kapitalisme en democratie

Ollongren in het Kamerdebat over de formatie (foto: screendump debatgemist)
Het Kamerdebat over de pogingen om Pieter Omtzigt met het oog op een vierde kabinet Rutte op een zijspoor te zetten, heeft een interessant inkijkje gegeven in het functioneren van het parlementaire systeem. De overige regeringspartijen proberen zich te distantiëren van Rutte, maar willen ondertussen vooral graag door met het huidige regeringsbeleid.
7 april 2021

Het kamerdebat gaf opnieuw aan dat de zogenaamde teflonlaag van Mark Rutte in feite niets anders is dan de onvoorwaardelijke kritiekloze steun van de fracties van de regeringspartijen. Nu die steun wegviel bleef er alleen een arrogante leugenaar over met een uitzonderlijk vermogen om te blijven lachen en grijnzen. Of deze zijn positie zal weten te behouden is de vraag, maar het is een vraag die afleidt van de kern.

Dat er een kabinet Rutte IV zou komen stond vóór afgelopen donderdag nog vast. Inmiddels is het de vraag of Rutte daar inderdaad de premier van mag zijn. En wat er allemaal voor nodig is om op een ‘geloofwaardige’ manier op dat gewenste eindpunt uit te komen. De eenzijdige focus op de persoon Rutte laat zijn partij en de andere regeringspartijen buiten schot.

Probleem Omtzigt

Het schandaal dat vorige week aan het licht kwam gaat namelijk een stuk verder. Rutte ontkende in alle toonaarden dat hij met de verkenners Ollongren en Jorritsma over Pieter Omtzigt had gesproken. Uit een gespreksnotitie bleek dat een leugen: Rutte zat in zijn maag met Omtzigt en er werd gesproken over de mogelijkheid om deze minister te maken en zo weg te halen uit het parlement.

Maar dit was geen persoonlijk project van Rutte. Het ‘probleem’ Omtzigt was al voor de verkiezingen onderwerp geweest van discussie in de ministerraad. Na de verkiezingen kwam er vanuit het CDA een ‘fluistercampagne’ op gang om Omtzigt in diskrediet te brengen. En uit de stukken over de formatie blijkt dat Omtzigt een terugkerend onderwerp in de gesprekken was. Annemarie Jorritsma deed ook een duit in het zakje en speculeerde dat Omtzigt wel Kamervoorzitter zou kunnen worden.

Dat voorstel is misschien wel het meest sadistische. Het zou Omtzigt immers met handen en voeten hebben gebonden in een erefunctie en als symbool van dualisme hebben misbruikt.

De verkenners Jorritsma en Ollongren waren dus heel goed op de hoogte en logen zelf ook. Net als Rutte beweerden zij, dat ze alles dat verband hield met hun pogingen om Omtzigt weg te werken, spontaan waren vergeten. Nadat deze twee verkenners zich onmogelijk hadden gemaakt probeerden hun opvolgers Van Ark en Koolmees de zaak toe te dekken door te beweren dat de aantekeningen van Ollongren op krantenberichten gebaseerd zouden zijn geweest.

Rutte-doctrine

Het was mooi om te zien hoe Mark Rutte een keer hing. In het toeslagenschandaal bleek het de gewoonte te zijn op zijn ministerie om zo min mogelijk papier bij te houden. Als de documenten er niet zijn, kunnen ze ook nooit boven water komen en dat betekent dat je zoveel kunt liegen als je zelf wilt. Dat gebruik stond onder ambtenaren bekend als de ‘Rutte-doctrine’. Dit keer ging Rutte niet over de papierwinkel.

Maar wat aan het licht kwam was geen foute opmerking van Rutte, maar een algemene antidemocratische praktijk van de regeringspartijen. En dat leverde een interessant spel op in de Tweede Kamer. D66-leider Kaag en CDA-leider Hoekstra moesten heel verontwaardigd doen over zaken die ze ongetwijfeld wisten en steunden, maar wilden ook de voortzetting van hun politieke project niet in gevaar brengen.

Hoekstra en Segers pleitten er bijvoorbeeld voor om de rol van verkenner weer door de koning te laten vervullen. Dat zou de discretie namelijk ten goede komen. Zo werd duidelijk wat voor de  christelijke regeringspartijen het kernprobleem was: niet de campagne tegen Omtzigt, maar het feit dat de buitenwereld er lucht van had gekregen. Dát mocht nooit meer gebeuren.

De inzet van Kaag was om het vierde kabinet Rutte te redden door Rutte op te offeren. Niemand zou een kabinet met de grijnzende leugenaar nu nog serieus nemen. Ondertussen moest de demissionaire premier nog wel worden gered. Het zou staatsrechtelijk erg ingewikkeld zijn om Rutte weg te sturen als premier, omdat hij dit keer niet in de functie van premier, maar in de functie van VVD-leider had gelogen. Dat was voor Kaag voldoende argument om te zeggen dat de liegende VVD-leider gewoon premier van Nederland mocht blijven.

Autoritair

De VVD zette daarop de tegenaanval in. Een alternatief voor Rutte is niet voorhanden en als hij zou vertrekken, zou dat de onderhandelingspositie van de VVD in de formatie serieus verzwakken. Het afgelopen weekend speelde Rutte zelf het slachtoffer, terwijl andere VVD-ers op hoge toon loyaliteit aan hun leider eisten.

Frits Huffnagel ging daar zaterdag bij De Nieuwe Maan misschien het verste in. Hij viel Denk-parlementariër Stephan van Baarle frontaal aan door glashard te beweren dat een partij met drie zetels geen stem heeft. Dat was onderdeel van een patroon bij de VVD: het afgestemde verhaal was kennelijk dat de VVD de grootste partij in het parlement is en daarom overal mee weg moet komen. Andere partijen mogen er niets van zeggen – ook niet als ze gezamenlijk vele malen groter zijn dan de VVD en ook niet als een grote meerderheid van de bevolking aangeeft dat ze helemaal niets geloven van Ruttes beweringen.

Het is retoriek die we kennen van autoritaire leiders als Erdogan, Poetin of Duterte. Het grote verschil is dat die autoritaire leiders zich ten minste nog beroepen op de electorale steun van een absolute meerderheid van de stemmers. De VVD had – vóór dit meest recente schandaal – de steun van nog geen kwart van het electoraat.

Kapitalisme en democratie

Dat verraadt een fundamenteel gegeven over de hedendaagse liberale politiek. Kapitalisme en democratie (zelfs de parlementaire) staan zodanig met elkaar op gespannen voet dat het normale functioneren van de politiek het daglicht niet kan verdragen.

Het liberalisme kwam op als de politiek van de opkomende burgerij die voor vrijheden streed tegen de oude machten. Dat ging om zowel economische als politieke vrijheden, maar die eerste waren vanaf het begin af aan doorslaggevend. Vanaf het midden van de 19de eeuw, met de opkomst van de arbeidersklasse, verschoof de balans. Het liberalisme vocht niet langer voor democratie uit angst dat de strijd voor democratie zou leiden tot opstanden die ook de economische macht van de kapitalisten zou bedreigen. Het algemeen kiesrecht moest door de arbeidersbeweging worden afgedwongen. Niet zelden werd het algemeen kiesrecht ingevoerd uit angst voor een socialistische revolutie – dat was bijvoorbeeld in Nederland het geval.

De afgelopen decennia is de economische groei – ook in economisch voorspoedige periodes – veel kleiner dan die na de Tweede Wereldoorlog was, laat staan in de 19de eeuw. Dat is het gevolg van de ouderdom van het systeem. Onder het neoliberalisme is het verhogen van de uitbuitingsgraad dé manier geweest om de economische groei aan te jagen. Lonen stagneerden, de arbeidsmarkt werd geflexibiliseerd, er werd bezuinigd en geprivatiseerd en de belastingdruk verschoof steeds meer van bedrijven en rijken naar gewone mensen. Het bedrijfsleven werd ondertussen gesubsidieerd. En nog kwam de groei van het BBP zelden boven de 3 procent.

Ondertussen werd de schuld afgeschoven op zondebokken. Het waren de buitenlanders, de uitvreters in de bijstand, mensen die zogenaamd hun handje ophielden en toeslagen ontvingen. Dat leidde de aandacht af van het feit dat heel veel hardwerkende mensen te weinig verdienen om zonder toeslagen (of zelfs met) rond te kunnen komen.

Leugens

Rutte was het boegbeeld van deze politiek. En het is geen toeval dat zijn meest notoire leugens samenvallen met de meest schandalige voorbeelden. Dat mensen in de bijstand of ontvangers van toeslagen kapot werden gemaakt was geen foutje, maar bewust beleid. Het kon alleen het daglicht niet verdragen en daarom werd erover gelogen.

Hetzelfde geldt voor de Nederlandse steun aan de criminele bezetting van Irak en Afghanistan. Natuurlijk moest dat tot oorlogsmisdaden leiden. Verder loog de premier onder meer over de het afschaffen van de dividendbelasting – een miljardensubsidie voor grote aandeelhouders. En over de ‘groepsimmuniteit’ – het feit dat de regering aanvankelijk van plan was om het coronavirus door het land te laten rondgaan en enorme hoeveelheden doden en chronisch zieken op de koop toe te nemen, omdat de inschatting was dat dat gunstiger zou zijn voor ‘de economie’.

De eenzijdige aandacht voor Mark Rutte, het grijnzende gezicht van deze leugenachtige politiek, laat niet alleen de andere regeringspartijen, maar het hele systeem buiten schot. De simpele eis voor een ‘eerlijke overheid’ gaat volledig voorbij aan een analyse van het systeem en zaait de illusie dat een andere politieke leider met andere morele waarden een oplossing zou zijn.

‘Dualisme’

Dat ‘dualisme’ nu een politiek thema is geworden en dat sommige nieuwere parlementariërs begrijpen dat het hun taak is om de macht te controleren, is wel goed nieuws. Een groot gedeelte van de zogenaamde oppositiepartijen vond namelijk dat het hun taak was om ‘constructief’ oppositie te voeren. Dat betekende in feite dat ze de regering vanuit de kamer ondersteunden en wegkeken voor de misstanden. Op die manier hielp Groenlinks de de defensiemissies in Kunduz aan meerderheden. Recenter steunden Groenlinks en PvdA het kabinet in de verdere afbraak van het pensioenstelsel.

Dat meer parlementariërs aangeven dat de macht niet ondersteund, maar bevraagd moet worden is een stap vooruit. Toch moet de potentie van dit dualisme niet worden overschat. Binnen het huidige parlementaire bestel zal dit namelijk altijd een ‘linkse hobby’ blijven, omdat de meerderheid van het parlement bijna per definitie zal bestaan uit Kamerleden van regeringspartijen.

Linkse parlementariërs zouden geen enkele illusies in het parlement moeten hebben en het als hun rol moeten zien om het parlement te ontmaskeren voor wat het is: de specifieke vorm die de dictatuur van het grote kapitaal aanneemt en een manier om die dictatuur als democratie te vermommen. Door zich op te vatten als vertolkers van de sociale bewegingen kunnen zij onderdeel zijn van een werkelijke maatschappelijke tegenmacht en niet slechts een strikt formele en uiteindelijk altijd tandeloze tegenmacht.

Fundamenteel alternatief

Dat zo’n vorm van principieel links parlementarisme ontbreekt en dat gevestigd links geen fundamenteel alternatief kan bieden, is een groot probleem. De onthullingen over de verkenning waren bijvoorbeeld ook voor Jesse Klaver slecht nieuws. Uit de stukken bleek dat hij stond te popelen om een groot deel van zijn zogenaamde principes prijs te geven voor een plaatsje op het pluche. Het heeft er alle schijn van dat dit is ingegeven door persoonlijke ambitie.

De SP speelde best een goede rol in het Kamerdebat. Maar Lilian Marijnissen was zo ‘genuanceerd’ om slechts de persoon Rutte en ‘deze’ VVD aan te pakken. Een andere VVD is mogelijk, is de boodschap. En daar wil de SP héél graag mee regeren.

Die zwakke opportunistische opstelling geeft extreemrechts vrij spel – ondanks de onkunde van een Thierry Baudet, die zich op een goed moment achter Jesse Klaver verschuilde omdat hij zelf een waardeloze parlementariër is. De extreemrechtse partijen – die in staat zijn om werkelijk alles bij elkaar te liegen en de ene na de andere complottheorie ondersteunen – stonden vooraan om schande te spreken over de leugen van Rutte.

Extreemrechts weet heel goed dat kapitalisme en democratie met elkaar op gespannen voet staan en pleit voor een autoritair kapitalisme. Dat maakt het verder uitknijpen van de werkende bevolking makkelijker en kan gelegitimeerd worden met een nietsontziend racisme. Wilders wil mensen met een tweede nationaliteit het stemrecht ontnemen en pleit voor een ministerie voor etnische zuivering. FvD stelt zelfs voor om mensen met een migratieachtergrond het land uit te zetten en hun huizen te verdelen onder witte Nederlanders – precies zoals gebeurde met de huizen van Joden die op transport werden gezet.

De boodschap van deze partijen aan de bevolking is ten eerste dat parlementaire democratie toch een farce is en dat hardhandig optreden door de rechtmatige vertolker van de ‘volkswil’ een oplossing biedt. Het antidemocratische en leugenachtige functioneren van de rechtse en neoliberale partijen ondersteunt die boodschap. Deze dynamiek kan alleen doorbroken worden als er een fundamentele linkse oppositie komt die zich niet alleen tegen Rutte richt, noch alleen tegen zijn kabinet, maar tegen het systeem dat de Ruttes en de Baudets voortbrengt.