Warhol in het Stedelijk
Door Pepijn Brandon
Warhol wordt gezien als een van de invloedrijkste kunstenaars van de twintigste eeuw. Hij is ook ontegenzeggelijk een product van die eeuw, in het bijzonder van de cultuur van massaconsumptie, reclame en sterrendom die zijn hoogte- en dieptepunt vond in de VS.
Warhol, geboren als zoon van Poolse migranten in een arbeidersfamilie, begon zijn carrië)re als illustrator van tijdschriften en reclametekenaar. Maar vanaf de jaren zestig begon hij dezelfde technieken die hij met succes commercieel had toegepast te gebruiken voor dieper, kunstzinniger werk. In een beroemd essay stelde de marxistische cultuurfilosoof Walter Benjamin ooit dat de opkomst van de reproductie zou zorgen voor een revolutie in de verhouding tussen het begrip ‘kunst’ en het verschijnsel ‘authenticiteit’. Warhol maakte die stelling in een extreme vorm waar, door de reproductie als uitgangspunt van zijn kunst te nemen.
Door de alledaagse verschijningsvormen van de kapitalistische massaproductie – soepblikjes, colaflessen, beelden van sterren – uit te vergroten en eindeloos met kleine variaties te herhalen, oversteeg hij de platheid van die beelden. Tegelijkertijd leverde hij daarmee een impliciete kritiek. Maar Warhol ging verder. Hij ontwikkelde zich als filmer en later televisiemaker. In zijn films stonden hijzelf en zijn eigen kring van kunstenaars uit de beat-generatie vaak centraal. Rond zijn studio in New York, die niet zonder reden The Factory heette, ‘produceerde’ hij zo zijn eigen leven als eerbetoon aan en groteske parodie op het sterrendom.
De tentoonstelling in het Stedelijk is vooral bijzonder, omdat ze een unieke hoeveelheid van dit filmmateriaal toont. De films worden in een grote zaal op wanden en hangende schermen geprojecteerd. Dat levert een kakofonie van zwart-witbeeld. Weinig mensen zullen naar de tentoonstelling gaan om al die films – of zelfs maar een paar ervan – in hun geheel te zien. Maar de combinatie geeft een prachtig overzicht van de veelzijdigheid van Warhol.
Henry Geldzahler bijvoorbeeld toont Warhols gelijknamige vriend en museumconservator, die in een comfortabele fauteuil 99 minuten lang wordt vastgelegd op film. Het is een intrigerend experiment over de interactie tussen een mens en de camera. Geldzahler begint trots en monter zijn weg als ster, maar zakt in de anderhalf uur die volgen steeds dieper weg in de stoel en in zijn eigen ongemakkelijke zelfbewustzijn. Aan het einde zien we hoe hij zich verveeld over de leuning gedrapeerd heeft. In Blow Job wordt DeVeren Walter bijna drie kwartier lang tergend langzaam buiten beeld gepijpt. De stille focus op zijn gezicht zorgt voor een extreme erotische spanning. De openlijke homoseksualiteit in deze en andere films op de tentoonstelling was in het Amerika van de jaren zestig een statement.
Behalve films zijn op de tentoonstelling muziek, zeefdrukken, tekeningen, magazine-covers, televisie-uitzendingen en heel veel foto’s te zien. En natuurlijk Campbell’s Soup I, het ultieme icoon voor de enige echte God die de Westerse beschaving in ere houdt: het heilige en onaantastbare product.
Andy Warhol – Other voices, other rooms is tot 13 januari te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam.