Waarom revolutie?
Door Mark Kilian
Progressieve bewegingen beginnen zelden met een revolutionair programma. De meeste mensen willen ‘misstanden’ rechtzetten, zoals zelfverrijking of ‘machtsmisbruik’ van bazen. Maar eerlijk kapitalisme is onmogelijk. De normale gang van zaken versterkt de macht van een kleine groep, dag in dag uit. Deze heersende klasse controleert de fabrieken, kantoren en financiële instellingen.
De rijken leven in villa’s en paleizen met champagne en dure kunst. Ze kunnen particuliere scholen en privéklinieken betalen. Wat ze vrezen, is armoede. Tegen die gezamenlijke angst helpen ze elkaar. Succesvolle managers krijgen dikke gouden handdrukken en falende managers ook.
Omdat de kapitalisten een kleine minderheid zijn, laten ze anderen hen verdedigen. Dat doet de staat: een hiërarchisch apparaat, gerund door topambtenaren, politiechefs en generaals. Samen vormen zij netwerken, via clubjes als studentencorpora en Rotary, puur op klassenbasis. Vooral de megasalarissen van de topambtenaren “legale omkoping“ garanderen hun loyaliteit aan de heersende klasse.
Ook rechters staan aan de kant van de bezitters. Bij een kort geding van een uitgever tegen de vakbond verbood de rechter bijvoorbeeld de ambtenarenstaking van 1983: de postarbeiders blokkeerden zijn distributie. De heersende klasse is vaak solidair, met zichzelf dan.
Haar netwerk bestaat buiten de regeringsorganen om. Daarom maakt het weinig uit of daar linkse mensen zitten. Toen de linkse PvdA’er Van der Louw burgemeester van Rotterdam was, hielp de politie om de stukgoedstaking van 1984 te breken. Toen Den Uyl regeerde, liet hij een links hervormingsprogramma vallen onder openlijke druk van de grote bedrijven.
Zetels geven geen macht; dat blijkt ook in elke revolutie. Dan verdedigt de heersende klasse zichzelf tot het extreme, met politie, leger en knokploegen. De Gaulle deed dat tijdens de Franse mei-revolte van 1968, de Poolse generaals in 1981, en Pinochet in Chili in 1973. Daarom moeten de arbeiders samen de staat omverwerpen.
Heersende ideeën
Maar nu in Nederland heersen de bazen niet vooral met geweld. Ze zouden mensen vervreemden die hun systeem accepteren. Geboren en getogen in deze maatschappij, leren de meeste mensen die normaal te vinden. Ongelijkheid, zelfs honger en oorlog. Marx schreef: ‘De heersende ideeën zijn de ideeën van de heersende klasse.’
Dat geldt ook voor onderdrukking. In het dagelijks leven zijn arbeiders aanhangsels van hun machine of bureau, zonder wezenlijke controle over hun werk. In die machteloosheid trappen sommigen zelf naar beneden: naar migranten, vrouwen of homo’s. Mensen reageren hun frustraties af, waar ze het zelfvertrouwen missen om het echte probleem aan te pakken.
Klassenstrijd doorbreekt dat patroon. Als arbeiders opstaan tegen hun bazen, komen ideeën als ‘bedrijfsbelang’ en zelfs ‘nationaal belang’ op de tocht te staan. In veel stakingen spelen vrouwen en migranten een belangrijke rol. Door die ervaringen kunnen witte mannelijke arbeiders hun ideeën radicaal herzien. Dat het recht van vrouwen geen aanrecht is, maar stakingsrecht; dat migranten geen ‘criminelen’ zijn, maar bondgenoten in de strijd. Wie zijn rug recht, heeft geen zondebok nodig. En onderdrukten zelf ontdekken in de strijd nieuw zelfvertrouwen en nieuwe waardigheid.
Zo moest boulevardblad The Sun de vaste bloteborstenfoto van pagina 3 verwijderen, omdat in de Britse mijnwerkersstaking vrouwen een vooraanstaande rol speelden. In het Rusland waar eerder pogroms waren, kozen arbeiders in de revoluties van 1905 en 1917 een jood, ene Trotski, tot voorzitter van de Petrogradse sovjet. Strijd tegen onderdrukking en revolutie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Zoals Marx schreef: ‘De revolutie is noodzakelijk, niet alleen omdat de heersende klasse op geen enkele andere manier omvergeworpen kan worden, maar ook omdat de klasse die haar omverwerpt er alleen in een revolutie in kan slagen zich van heel de oude troep te bevrijden en in staat kan zijn de maatschappij op een nieuwe grondslag te stellen.’