Waarom kapitalisme zo van plastic houdt
Door Amy Leather
Plastic is slecht. Dat is de nieuwe consensus. Het is ook niet verwonderlijk dat de publieke verontwaardiging zo groot is. Natuurdocumentaires tonen schokkende beelden van potvissen met hun maag vol plastic afval, albatrossen die hun jongen plastic voeren, of schildpadden die verstrikt zijn geraakt in plastic zakken.
Volgens een rapport uit 2016 voor het World Economic Forum, de jaarlijkse bijeenkomst voor miljardairs in het Zwitserse Davos, bevatten de oceanen naar schatting al meer dan 150 miljoen ton plastic en komt daar elk jaar nog eens 8 miljoen ton bij. Dat betekent dat er momenteel zo’n 5 biljoen stukken plastic in de oceaan drijven. In dit tempo zal in 2050 het plastic in de oceanen zwaarder zijn dan alle vissen bij elkaar.
Maar dit is niet het hele verhaal. Plastic berokkent het milieu veel schade, maar tegelijkertijd is het een fantastisch materiaal dat vooruitgang mogelijk heeft gemaakt op het gebied van medicijnen, hygiëne, het bewaren van voedsel, het vervoer van water en nog veel meer. We moeten ons realiseren dat plastic niet in een vacuüm bestaat, geïsoleerd van de wereld waarin het is geproduceerd.
In veel opzichten belichaamt plastic alles wat er in de kern mis is met het kapitalisme. Het is een bijproduct van de fossiele industrie: 99 procent van al het plastic is gemaakt van chemische stoffen die afkomstig zijn uit olie en gas. De productie hiervan wordt voortgedreven door de onophoudelijke jacht naar winst die het kapitalistische systeem kenmerkt.
Zelfs nu miljoenen mensen het gebruik van plastic willen terugdringen, groeit de productie van nieuw plastic nog steeds. Dit komt niet door groeiende vraag, en is dus niet de schuld van individuele consumenten. Integendeel, de productie van plastic is nauw verbonden met de op fossiele brandstof gebaseerde economie van het moderne industriële kapitalisme. En daar ligt ook de oorzaak van de klimaatcrisis.
De productie van plastic begon halverwege de negentiende eeuw, toen uit de natuurlijke polymeer cellulose die voorkomt in planten de stof celluloïde werd ontwikkeld ter vervanging van ivoor. Het eerste echt synthetische plastic was bakeliet, dat vanaf 1907 de natuurlijke stof schellak verving. Dit baande de weg voor massaproductie, aangezien wetenschappers niet langer probeerden de natuur na te bootsen, maar ernaar streefden ‘de natuur op nieuwe en vindingrijke manieren te herschikken.’ In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw produceerden laboratoria in de hele wereld aan de lopende band nieuwe materialen.
Wortels in de olie-industrie
Ondertussen werden de vele toepassingen van olie ontdekt. Terwijl oliemaatschappijen volop bezig waren om de markt voor petroleum als nieuwe brandstof uit te bouwen en zo de weg vrijmaakten voor de massaproductie van auto’s, was de chemische industrie van de bijproducten van olieraffinage geheel nieuwe producten aan het ontwikkelen.
Er wordt gezegd dat John D. Rockefeller uitkeek over een zijn zijn olieraffinaderijen toen hij vlammen zag opflakkeren uit de schoorstenen. Toen hij vroeg wat daar werd verbrand, kreeg hij te horen dat het ging om het gas ethyleen, een bijproduct van het raffinageproces. ‘Ik geloof niet in verspilling,’ zou Rockefeller hebben gezegd, ‘doe er maar iets mee.’
Waar of niet, dit verhaal illustreert het ontstaansprincipe van de moderne petrochemische industrie: met elke koolwaterstofmolecuul die uit de grond wordt gehaald, kan winst worden gemaakt. In 1933 bleek dat het verbranden van ethyleen de stof polyethyleen opleverde. Deze stof was zo anders dan alle bestaande polymeren dat niemand er een toepassing voor kon verzinnen. Omdat polyethyleen zo goedkoop, duurzaam en buigzaam was, kon het uitgroeien tot het meest gebruikte polymeer ter wereld.
Aan het begin van de twintigste eeuw, begonnen de oliemaatschappijen en de chemische bedrijven samen te werken en zogenoemde verticaal geïntegreerde bedrijven te vormen. Grote spelers als Shell, BP en ExxonMobil zijn allemaal geïntegreerde bedrijven die zowel fossiele brandstoffen als plastics maken.
De productie van plastic begon in de jaren dertig, maar het was de Tweede Wereldoorlog die zorgde voor een grondige transformatie van het productieproces en het wijdverbreide gebruik voor alledaagse toepassingen in de naoorlogse periode mogelijk maakte. Tijdens de oorlog werd de veelzijdigheid van plastic ontdekt. De belangrijkste soorten plastic die we vandaag de dag gebruiken (polyethyleen, nylon, acryl, polystyreen) werden tijdens de oorlog in gebruik genomen. De Amerikaanse overheid spendeerde 3 miljard dollar aan petrochemische fabrieken tijdens de oorlog, waardoor de productie van plastic in 1945 was verviervoudigd.
Na de oorlog konden de Amerikaanse oliemaatschappijen en chemische bedrijven deze fabrieken voor bodemprijzen kopen. Al vanaf 1943 werd er gewerkt aan prototypes van huishoudelijke artikelen die gemaakt zouden kunnen worden van al het plastic dat op dat moment nog gebruikt werd voor de oorlog. Deze producten zouden later de basis leggen voor de enorme toename van plastic na de oorlog.
Het elastische en isolerende polystyreen dat door de Amerikaanse kustwacht werd gebruikt voor reddingsboten, werd nu aangewend voor picknickbekers en koelboxen. De uitzonderlijk isolerende eigenschappen van polyethyleen werden voortaan ingezet voor het vers houden van broodjes. Volgens een producent van plastic was het tegen het einde van de oorlog duidelijk: ‘Hoewel nu nog bijna niets van plastic gemaakt wordt, kun je het overal voor gebruiken.’ Duidelijk werd ook dat er enorme winst met plastic gemaakt kon worden.
En dus vonden we plastic terug in onze huizen, onze auto’s, onze kleren, ons speelgoed, zelfs in ons lichaam.
Wegwerpmaatschappij
In discussie over plastic krijgen massaconsumptie en de wegwerpmaatschappij vaak de schuld van de milieuproblemen. Het waren echter niet de consumenten, maar de bedrijven die achter de opkomst van de wegwerpmaatschappij zaten.
Van de wonderbaarlijke materialen die gemaakt worden van de bijproducten van de olie- en gasindustrie moesten eerst nieuwe producten worden gemaakt. En voor die producten moest vraag worden gecreëerd. Maar de industrie zat met een groot probleem. Plastic wordt gekenmerkt door zijn kracht en duurzaamheid. Een plastic product gaat zo lang mee, dat er geen behoefte is om een nieuwe te kopen. Dus de industrie moest steeds nieuwe manieren vinden om ons plastic te verkopen.
Deze drang naar winst zorgde voor de ontwikkeling van plastic voor eenmalig gebruik en luidde zo het tijdperk van de wegwerpmaatschappij in. Tijdens een congres voor plasticproducenten in 1956 kreeg het publiek het volgende advies: ‘De vuilcontainer is de toekomst.’
Wegwerpartikelen waren aanvankelijk moeilijk te verkopen aan een generatie die de Grote Depressie en een wereldoorlog hadden meegemaakt en gewend waren niets te verspillen. De nieuwe plastic goederen werden dan ook bewaard in plaats van weggegooid na gebruik.
Grootschalige reclamecampagnes werden ingezet om een mentaliteitsverandering teweeg te brengen. Het hoogtepunt was een artikel in Life Magazine waarin een ‘wegwerp lifestyle’ werd opgehemeld. De afbeelding (zie foto) bij het artikel toonde een dolblij gezin omringd met wegwerpartikelen: borden, bestek, tassen, asbakken, voerbakken, emmers, barbeques en nog veel meer. Volgens het artikel zou het 40 uur kosten om al deze spullen schoon te maken, maar ‘geen enkele huisvrouw hoeft zich daar nog druk over te maken.’
Zo waren ook plastic tasjes, het plastic wegwerpartikel pur sang, niet populair toen ze halverwege de jaren zeventig werden geïntroduceerd. Maar uiteindelijk gingen de winkels overstag: papieren zakjes waren drie tot vier keer zo duur. Toen een aantal van de grote winkelketens ermee waren begonnen, gingen alle winkels over op plastic tasjes.
Artikelen werden opnieuw ontworpen, zodat ze nog maar eenmaal gebruikt konden worden: van aanstekers en pennen tot scheermesjes en rietjes. Op dit moment wordt de helft van al het geproduceerde plastic gebruikt voor wergwerpartikelen; maar liefst 26 procent bestaat uit verpakkingsmateriaal. Niets illustreert de irrationaliteit van het kapitalisme beter: materiaal met een vrijwel oneindige levensduur wordt gebruikt om wegwerpartikelen van te maken.
Winst versus recycling
En zodoende zijn we in de huidige situatie terechtgekomen: we zwemmen in het plastic. Volgens een recente studie is er in totaal 8,3 miljard ton plastic geproduceerd sinds het begin van de twintigste eeuw. En de productie blijft maar stijgen: er wordt wereldwijd inmiddels ongeveer 400 miljoen ton plastic per jaar geproduceerd.
Wereldwijd worden er jaarlijks tussen de 500 miljard en 1 biljoen plastic zakken gebruikt: dat is meer dan een miljoen per minuut. Het is daarom niet verwonderlijk dat de wens om minder wegwerpartikelen te gebruiken zich voornamelijk richt op plastic zakken.
Echter, het wetenschappelijke tijdschrift New Scientist heeft onlangs berekend dat een katoenen tas 131 keer gebruikt moet worden om minder belastend te zijn voor het milieu dan een plastic tasje dat eenmaal wordt gebruikt. Dit komt doordat katoen erg belastend is voor het milieu. Nog een voorbeeld: aangezien een stalen waterfles zo veel energie kost om te worden geproduceerd, moet deze 500 keer gebruikt worden om energiebesparend te zijn ten opzichte van een wegwerpfles.
Een andere manier om de hoeveelheid plastic in de oceaan te beperken is meer recyclen. Slechts 14 procent van al het plastic wereldwijd wordt ingezameld om gerecycled te worden, en daarvan wordt maar een derde, dus maar 5% in totaal, daadwerkelijk gerecycled. De rest wordt verbrand, op een vuilnisbelt gedumpt of komt in de natuur terecht. Volgens experts kan in theorie alle plastic worden hergebruikt maar zijn er in de praktijk nogal wat obstakels.
De grote verscheidenheid aan recycling-installaties is een probleem. De vele verschillende types plastic moeten apart gesorteerd en gerecycled worden. Bij veel recyclingstations wordt nog met de hand gewerkt en kunnen niet alle soorten plastic worden verwerkt. Er zijn echter hypermoderne recyclingstations waar plastic wordt gesorteerd door er licht op te schijnen terwijl allerlei soorten plastic over een lopende band voorbijkomen. Elke soort plastic kaatst het licht op een verschillende manier terug, waardoor het plastic herkend en gesorteerd kan worden. Deze installatie kan zelfs de moeilijkste soorten plastic sorteren: plastic tassen en zwarte dienbladen.
Maar zelfs de meest geavanceerde recyclingstations zijn niet opgewassen tegen artikelen waarin verschillende soorten plastic door elkaar gebruikt worden. Dit is een probleem, omdat producenten een voorkeur hebben voor deze methode. In een kapitalistische economie is recycling alleen haalbaar als er een markt bestaat voor het gerecyclede product. Veel producenten eisen helder plastic, hetgeen zeer moeilijk te maken is van gerecycled materiaal.
Buitenland
Veel van ons plastic wordt in het buitenland gerecycled. Recent is echter ontdekt dat veel van dit afval daar gewoon verbrand of gedumpt wordt. China heeft onlangs aangekondigd geen ‘buitenlands vuilnis’ meer in te voeren. Dit betekent dat handelaren andere landen moeten vinden waar ze hun afval kwijt kunnen.
Dit alles weerhoudt producenten er niet van om de zorgen die mensen over plastic hebben cynisch uit te buiten. Vele producenten realiseerden zich al snel dat de verkoopcijfers omhoog gingen als ze claimden dat hun producten recyclebaar waren, ook al bestonden de recyclingfaciliteiten nog niet eens. In de meeste gevallen vinden bedrijven het goedkoper om nieuw plastic te produceren dan oud plastic te hergebruiken.
En dit is de kern van de zaak: zelfs als het lukt om meer plastic te recyclen, en daar moeten we ons natuurlijk voor inzetten, dan heeft dat pas zin als het gerecyclede plastic ook echt gebruikt wordt in plaats van nieuw plastic. De grote multinationals in de fossiele en petrochemische industrie zijn juist bezig met het verhogen van de productie van plastic.
Fracking en de zogenoemde schaliegasrevolutie in de VS hebben de plastic-industrie de laatste jaren een boost gegeven. Het schaliegas is rijk aan ethaan, dat nodig is voor de productie van ethyleen, een belangrijk basismateriaal van plastic. Fracking heeft gezorgd voor een overschot aan goedkoop ethaan, waardoor het zelfs winstgevend genoeg is om te exporteren.
Toen het bedrijf Ineos in 2016 begon met de winning van schaliegas bij de Grangemouth fabriek in Schotland was er veel weerstand van antifrackingactivisten. Het feit dat dit gas gebruikt zou worden om nog meer plastic mee te maken zagen zij toentertijd nog over het hoofd. Maar het vakblad Plastic News schreef in 2013 al: ‘Schaliegas biedt de Noord- Amerikaanse plasticmarkt unieke kansen die maar eens in het leven voorbijkomen.’
Zolang het kapitalisme afhankelijk blijft van olie en gas, en de fossiele industrie maar blijft groeien, zal het uiterst winstgevend blijven om steeds meer plastic te maken van de restproducten.
Terugvechten
Wat kunnen we hieraan doen? Ten eerste moeten we de schuld niet op moralistische wijze bij de consumenten leggen, maar onze woede richten op de producenten van plastic, de olie- en gasbedrijven en de overheden die fracking toestaan. Zij zijn verantwoordelijk voor al het plastic.
Publieke verontwaardiging heeft al geleid tot een aantal veranderingen. De Europese Unie is bezig met een verbod op plastic wegwerpartikelen, zoals bestek, rietjes en bordjes. Dit is een begin maar nog lang niet voldoende.
We moeten betere recyclingfaciliteiten eisen. Maar dit gaat allemaal niet ver genoeg. Om de rampzalige gevolgen van klimaatverandering te voorkomen moeten we stoppen met fossiele brandstoffen. En we moeten de productie van plastic verminderen om te voorkomen dat de natuur volledig vervuild raakt.
De logica achter het kapitalisme, winstbejag boven alles, wijst in tegenovergestelde richting. We kunnen ons makkelijk een wereld voorstellen met minder plastic of helemaal geen plastic. Plastic werd immers pas sinds de jaren vijftig gemeengoed. Maar kapitalisten gruwelen van het idee om hun investeringen in de fossiele industrie kwijt te raken en een winstgevend product zoals plastic op te geven.
We zullen ze dus moeten dwingen. Campagnes tegen fracking zijn daarbij ontzettend belangrijk. Maar we moeten ook bedenken welke maatschappelijke krachten het op kunnen nemen tegen deze gigantische bedrijven. Toen de vrachtwagenchauffeurs van Ineos in 2013 gingen staken, kwam de helft van Schotland bijna zonder olie te zitten. Toen arbeiders in de Franse energiesector staakten tegen nieuwe wetgeving en de brandstofvoorraden blokkeerden, leidde dat tot een brandstoftekort.
Deze voorbeelden bieden een glimp van de macht die arbeiders potentieel hebben. Zij hebben samen de kracht om productie te stoppen, winsten in gevaar te brengen en de maatschappij volledig te veranderen.
Plastic is een wonderbaarlijk materiaal dat door het kapitalisme wordt misbruikt. Als we stoppen met fossiele brandstoffen, kunnen we synthetisch plastic vervangen door plastic op plantaardige basis. En we kunnen rationele beslissingen nemen over hoe we zulke sterke en duurzame stoffen gebruiken.
Maar hier is fundamentele verandering voor nodig. We zullen moeten vechten tegen de verdere uitbreiding van de fossiele industrie en de vervuiling van ons milieu een halt toe roepen. Deze doelen moeten we koppelen aan een beweging die het kapitalisme in al zijn facetten kan bestrijden.
Amy Leather is een leidend lid van de Britse Socialist Workers Party.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Engels op Climate & Capitalism.