Waarom de politie niet je beste vriend is

Iedereen die wel eens heeft deelgenomen aan een demonstratie of actie weet het. Steevast kan op de aanwezigheid van de politie worden gerekend. Soms blijven de agenten slechts toeschouwers, maar lang niet altijd. Vaak wordt met een overmacht keihard opgetreden, en moet na afloop maar blijken of dat wel gerechtvaardigd was. Catherine Black en Sinsia van Kalkeren gaan dieper in op de rol van de politie.
1 oktober 2010

Op meerdere internationale demonstraties werden afgelopen jaren duizenden vreedzame betogers urenlang met traangas en knuppels bestookt. Soms vonden er massa-arrestaties plaats. Een 1-mei-demonstratie in Rotterdam dit jaar werd door de politie gewelddadig beëindigd. In dezelfde stad belandde vorige maand een activist in de cel simpelweg om het uitdelen van flyers die oproepen tot een demonstratie tegen bezuinigingsbeleid. Het zijn slechts enkele voorbeelden van hoe de autoriteiten kunnen optreden.

Als er geweld uitbreekt, zijn mensen vaak geneigd het toe te schrijven aan ‘een paar rotte appels’. In de media zijn die rotte appels meestal de demonstranten, die verondersteld worden geweld te hebben gebruikt of te hebben uitgelokt. Ook mensen die sympathiek staan tegenover acties schrijven politiegeweld vaak toe aan ‘rotte appels’, maar dan die in het politiekorps.

Het wel of niet gewelddadig ingrijpen lijkt daarmee afhankelijk van hoe de politiepet van de individuele ‘diender’ op dat moment staat. Maar de verandering van ‘je beste vriend’ in iemand die je met een wapenstok bedreigt is geen Jekyll-and-Hyde-fenomeen, maar heeft te maken met de functie die de politie in de maatschappij vervult.

Waarom is een vader die een brood steelt een dief, maar een bankier die na jaren wanbeleid zichzelf een bonus geeft niet? Waarom krijgt iemand die een hond mishandelt straf, maar de topmensen uit de bio-industrie niet? De maffia moet wereldwijd koste wat het kost bestreden worden, omdat het een criminele organisatie is. Maar waarom zitten er dan geen crimefighters achter een bedrijf als Shell aan, dat stelselmatig mensenrechten en milieuregels aan zijn laars lapt?

Heersende staat

Het antwoord op die vragen ligt besloten in de aard van het systeem. In het kapitalisme heeft een kleine minderheid de controle over de rijkdom die geproduceerd wordt door de overgrote meerderheid van werkende mensen. Het is in het belang van die minderheid om de verhoudingen zo te houden. In dit belangenconflict is de politiemacht, de ordehandhaver van de heersende staat, niet neutraal. De orde handhaven betekent immers het in stand houden van de bestaande machtsverhoudingen.

De socialist Friedrich Engels schreef hier meer dan 100 jaar geleden over: ‘De staat is veeleer een product van de maatschappij op een bepaalde trap van ontwikkeling; hij is de erkenning van de onoplosbare tegenspraak met zichzelf waarin deze maatschappij verward is geraakt, van de onverzoenlijke tegenstellingen waarin zij zich heeft gesplitst en die zij niet bij machte is te bezweren. Opdat echter deze tegenstellingen – klassen met tegenstrijdige economische belangen – zichzelf en de maatschappij niet in een vruchteloze strijd vernietigen, is een in schijn boven de maatschappij staande macht nodig geworden, die het conflict moet temperen, het binnen de perken van de “orde” moet houden; en deze macht, die uit de maatschappij is voortgekomen, maar zich boven haar stelt en meer en meer van haar vervreemdt, is de staat.’

De politie maakt, samen met onder andere de rechterlijke macht en het leger, onderdeel uit van die kapitalistische staat. Anders gezegd is de politiemacht het middel waarmee de heersende klasse de arbeidersklasse aan zich onderwerpt. Bij demonstraties, stakingen of bedrijfsbezettingen wordt het geweld van de politie ingezet om ‘het conflict te beslechten’ – maar altijd in het voordeel van de bazen of machthebbers.

Niet de managers die lonen willen verlagen, politici die de sociale zekerheid willen afbreken en personeel willen ontslaan worden aangepakt, maar de mensen die van die maatregelen het slachtoffer worden, of ertegen in opstand komen. Dat krijgt altijd prioriteit boven het beschermen van gewone mensen tegen de gevolgen van criminaliteit.

Natuurlijk is het ook waar dat de politie criminaliteit waarvan gewone mensen het slachtoffer worden deels helpt oplossen. Maar ze lost slechts een fractie op, terwijl ze het systeem verdedigt dat mensen diezelfde criminaliteit injaagt. Het zijn juist de mensen aan de onderkant die het grootste risico lopen slachtoffer te worden van criminaliteit. Het is niet toevallig dat de meeste criminaliteit in een stad als Utrecht voorkomt in de ‘Vogelaar-wijken’ Overvecht, Ondiep, Zuilen en Kanaleneiland.

Volgens de Utrechtse WijkenWijzer 2010 ligt in deze wijken de hoeveelheid overlast, het aantal inbraken en het onveiligheidsgevoel flink boven het gemiddelde. Ook het aantal werkzoekenden en mensen die onder de armoedegrens leven is bovengemiddeld. In die situatie lopen de inwoners een groter risico zowel om slachtoffer als om dader te worden.

Vooroordelen

Iedereen de het politiekorps binnen komt met het ideaal gewone mensen te helpen komt in een klimaat terecht waar vooroordelen regel zijn. Door de manier waarop de politie dagelijks wordt ingezet – bij het uitvoeren van discriminerende wetgeving zoals immigratiecontrole of het ‘schoonvegen’ van stations door het opjagen van dak- en thuislozen – worden zulke ideeën constant ingeprent en versterkt.

Voor mensen die betaald worden om bezit te beschermen tegen bezitlozen is iedereen een potentiële crimineel en wordt uiteindelijk als zodanig behandeld. Daarom staat uiteindelijk de hele arbeidersklasse – met de armsten en allochtonen voorop – constant bloot aan treiterijen van de politie. Daarom kunnen we agenten ook niet simpelweg zien als gewone werknemers, als ‘arbeiders in een uniform’.

Het spreekt boekdelen dat ondanks extra campagnes het bij lange na niet lukt voldoende agenten van niet-Nederlandse afkomst te werven en van degenen die zich wel aanmelden een groot percentage vroegtijdig de politie verlaat. Hetzelfde geldt voor het aantal vrouwen in het korps. Het argument is niet dat elke individuele agent per definitie racistisch of seksistisch is, maar de cultuur binnen het corps is dat wel. Daarom haken veel vrouwen, homo’s en allochtonen ook af.

Pogingen om de politie te hervormen zullen dan ook opbotsen tegen een muur, vanwege het belang van het politieapparaat voor de machtsstructuur als geheel. Elke poging is een aanval op een integraal onderdeel van het kapitalisme zelf. Omgekeerd en niet verrassend, laat de politiemacht zich het meest gelden op het moment dat mensen door stakingen en acties aan de stoelpoten van het systeem zagen.

In een maatschappij waar de omstandigheden voor gewone mensen steeds verder verslechteren, zal de politie naar steeds hardere middelen grijpen om ‘de orde te handhaven’. Met zulke ‘beste vrienden’ hebben we geen vijanden meer nodig.