Waar komt winst vandaan?

Foto: Craig Duffy
Winst wordt in het kapitalisme gezien als de verdienste van ondernemers. Met regelmaat verschijnen er rapporten en onderzoeken die dit dogma onderuit halen, zoals Beloon arbeid, in plaats van rijkdom dat in januari verscheen. De geloofsverdedigers buitelen dan over elkaar heen om dat te duiden als jaloezie, simplificatie en het ‘gebruiken van de rijken als zondebok’. Het is dus belangrijk te begrijpen waar winst vandaan komt.
28 maart 2018

Door Ramon Lambregts

Winst wordt doorgaans beschreven als het verschil tussen opbrengst en kosten van een bedrijf. Kapitalisten zien dat graag als vergoeding voor het gebruik van kapitaal, opbrengst van goed management of risicopremie. Maar deze opvattingen vormen op geen enkele manier een verklaring voor de werkelijke bron van winst. Om die te kunnen verklaren moeten we kijken naar hoe in de kapitalistische economie waarde wordt gecreëerd.

Om op de markt verkocht te kunnen worden, hebben producten en diensten (waren) een bepaalde waarde nodig. Kapitalistische economen leggen waarde meestal uit als de prijs die op de markt tot stand komt door vraag en aanbod.

Waarde

Maar dit verklaart niet wat die ruil mogelijk maakt. Op een markt kunnen verschillende waren worden verhandeld, op basis van hun waarde uitgedrukt in geld. Kennelijk hebben al die verschillende producten en diensten iets gemeenschappelijks dat de markt hiertoe in staat stelt. Marx concludeerde in Het Kapitaal dat het enige gemeenschappelijke kenmerk van al die waren is, dat zij tot stand zijn gekomen door menselijke arbeid.

Marx was hierin niet de eerste. David Ricardo – bepaald geen criticus van het kapitalisme – kwam al voor Marx tot dezelfde conclusie. Maar Marx ging hier dieper op in en stelde vast dat de waarde van een product of dienst bepaald wordt door de arbeidstijd, die in een bepaalde maatschappelijke context gemiddeld nodig is om zo’n product of dienst te produceren.

Loonarbeiders verkopen in dit proces van waardecreatie hun arbeidskracht aan de kapitalist. Deze arbeidskracht wordt dus in zichzelf een waar, die op de markt verkocht en gekocht kan worden. Maar als waarde gelijk staat aan de hoeveelheid arbeid in het productieproces, hoe maakt de kapitalist dan winst? Dit doen zij door de loonarbeider minder te betalen dan de waarde van de waren die zij produceren.

De hoogte van het loon wordt namelijk niet bepaald door hoeveel waarde een arbeider produceert, maar door wat het hem kost om in leven te blijven, zich te scholen en een nieuwe generatie loonarbeiders voort te brengen. Deze behoeften verschillen per sociale groep, per samenleving en per historische periode. Was een mobiele telefoon in de jaren 1990 bijvoorbeeld nog een luxe, tegenwoordig wordt iedereen geacht zo’n ding te hebben om mee te kunnen doen in de maatschappij.

Dit verklaart waarom armoede relatief is en waarom uitspraken van bijvoorbeeld Rutte, dat armoede in Nederland niet bestaat, nonsens zijn. Het verschil tussen deze minimale uitbetaling in lonen en de werkelijke waarde van de opbrengsten van loonwerkers is wat uiteindelijk in de vorm van winst in de zakken van de kapitalist belandt.

Daarom zag Marx uitbuiting als de centrale verhouding tussen kapitaal en arbeid: uitbuiting gaat niet om ‘excessen’, het is onderdeel van het normale functioneren van het systeem.

Relatie

Er is dus sprake van een dynamische relatie tussen de kapitalistische klasse en de arbeidersklasse. We kunnen niet spreken over een klasse, buiten de relatie van die klasse met de andere klasse. Slaven bestaan niet zonder slavenhouders, of horigen zonder landheren.

Op dezelfde manier kunnen we in het huidige economische systeem arbeid niet los zien van kapitaal, of armoede los van rijkdom. En dat is exact wat de geloofsverdedigers van het kapitalisme doen wanneer zij de rijkdom van de heersende klasse verdedigen als deze wordt aangewezen als de oorzaak van armoede. Het aanpakken van de ergste armoede is OK, maar elke aanval op het bezit is ‘afgunst.’

Het is een diep doorgedrongen fabel dat iedereen met de juiste inzet en durf rijk kan worden, zonder dat anderen hierbij in de armoede worden gestort. Kapitaal kan alleen bestaan door arbeid en doordat kapitaal alleen kan groeien door concurrentie, zullen arbeiders daarvoor moeten opdraaien door loon in te leveren, flexwerk te accepteren, meer uren te werken of ontslagen te worden als gevolg van innovatie, automatisering en offshoring.

Deze economische relatie tussen kapitalist en arbeider is dus een bron van onoplosbaar conflict. Binnen het systeem is een dynamiek mogelijk waarin arbeiders terugvechten en collectief verbeteringen eisen. Maar hiervoor is organisatie en actief verzet nodig. Bovendien leidt het kapitalisme telkens opnieuw tot crises, waarin verbeteringen binnen het systeem niet meer mogelijk zijn.

Zonder een sterk georganiseerde arbeidersklasse, zijn individuele arbeiders dan overgeleverd aan de grillen van de heersende klasse die alle middelen zal inzetten om haar winsten zeker te stellen. Het is een historische blunder te veronderstellen dat ‘dit nooit weer’ zal gebeuren.