‘Waar je niet voor weg kan, moet je moedig dragen’

Op zondag 22 april vond de jaarlijkse Ravensbrück-herdenking plaats in Amsterdam. Bart Lankester, auteur van het boek Kom vrouwen, aangepakt!, over verzetsstrijder, revolutionair-socialiste en Ravensbrück-overlevende Trien de Haan, sprak daar de volgende toespraak uit.
4 mei 2018

Op vrijdag 27 februari 1942 stopt aan het begin van de avond een auto op de Noorderstraat in Hoorn, tegenover het station. Vier mannen stappen uit, de chauffeur blijft in de auto zitten. De vier bellen aan bij nr. 12. Een man doet open. Op bevel stelt hij zich voor als Bart de Haan.

De mannen legitimeren zich als leden van de Sicherheitsdienst, de Duitse veiligheidsdienst. Twee van hen stormen de trap op naar boven, de andere twee gaan via de gang de woonkamer in. Daar zit de vrouw van Bart, Trien de Haan-Zwagerman.

Al snel blijkt dat ze niet voor hem komen maar voor haar. Triens adres en naam zijn prijsgegeven door enkele leden van een verzetsgroep in Alkmaar, na urenlang verhoor en marteling. De hele dag is het huis van Trien en Bart geobserveerd, waarna ’s avonds besloten wordt tot een inval.

De SD’ers zijn bezig met het oprollen van het Marx-Lenin-Luxemburg- Front, zoals de illegale voortzetting van de verboden Revolutionair- Socialistische Arbeiderspartij zich heeft herdoopt. Deze vermoedelijk eerste georganiseerde verzetsgroep in Nederland – met landelijk hooguit zestig leden – staat onder leiding van de vermaarde revolutionair Henk Sneevliet. De man die met Lenin en Trotski op een podium heeft gestaan en Mao Zedong hielp om de Chinese communistische partij op te richten, prijkt bovenaan de lijst van staatsgevaarlijke personen.

RSAP

De Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij, opgericht in 1929 door een groep antistalinisten, had al meteen gewaarschuwd tegen het oprukkend fascisme en de dreiging van een nieuwe oorlog. Fascisme en oorlog waren in hun optiek producten van het kapitalisme. Dat het hopeloos misging in Duitsland hoorden ze van gevluchte socialistische kameraden en joden die in Nederland werden opgevangen.

Op het organigram van het MLL-Front staat Trien de Haan vermeld als leider van het district Hoorn. In het verhoor geeft ze toe dat ze lid is van de groep en dat er vergaderingen bij haar zijn geweest, maar niet dat zij tot de leiding behoort. Ook bekent ze de illegale bladen te hebben verspreid waarmee de twee andere SD’ers naar beneden zijn gekomen. Wat ze niet vermeldt is dat ze zich heeft bezighouden met het vervalsen van persoonsbewijzen en het regelen van onderduikadressen.

De bewijzen zijn voldoende om haar te arresteren. Halsoverkop pakt ze een koffer met kleren in. Zonder afscheid te kunnen nemen van haar veertienjarige dochter Nellie, die die avond bij een vriendin is, wordt ze vervoerd naar de Krententuin, de gevangenis aan de Hoornse haven. Daar gebeurt iets heel opmerkelijks. Zodra de SD’ers vertrokken zijn, zet de Nederlandse bewaker de celdeur open. Hij zegt: ‘Mevrouw De Haan zetten we hier niet gevangen.’ Trien laat de vluchtmogelijkheid onbenut. Ze weet wat anders de represailles zijn tegen haar man en waarschijnlijk ook haar dochter.

Trien de Haan

Trien, geboren in 1891, was in de jaren dertig uitgegroeid tot een bekende Hoornaar. Ze was het boegbeeld van de kleine radicaal-linkse beweging die zich inzette voor de arbeiders, armen en werklozen. Ze ging voorop in de klassenstrijd en de vrouwenstrijd die daar onlosmakelijk mee verbonden was. Ze sprak op grote 1-meimanifestaties in Amsterdam, maar ook in kleine lokaaltjes op het platteland. En ze voegde, zoals het socialisten betaamt, de daad bij het woord. Zoals bij de grote werklozenstaking in de Wieringermeer in 1936, waar zij mede de leiding van had. Hoeveel vrouwen hadden in het verleden een mannenstaking geleid? Daar waren en zijn nog steeds weinig voorbeelden van.

Veel Hoornaren kenden Trien de Haan ook van het inlichtingenbureau voor geboorteregeling en seksuele voorlichting, dat ze halverwege de jaren dertig had geopend en dat in een grote behoefte voorzag. Zelfs de katholieken die regelmatig met NSB’ers haar lezingen verstoorden, kwamen stiekem aan de achterdeur condooms kopen.

De volgende dag wordt Trien onder begeleiding van een bewaker met de trein naar Amsterdam gebracht. In het hoofdkwartier van de SD aan de Euterpestraat wordt ze verhoord. Haar definitieve straf moet ze afwachten in het Huis van Bewaring II aan de Amstelveenseweg. Als politiek gevangene krijgt ze een verzwaard regime opgelegd. Dat betekent geen bezoek, geen pakjes en maar sporadisch toestemming om te schrijven. Haar was wordt gedaan door de familie van medegevangenen.

In de dagen erna zit de gehele leiding van het MLL-Front achter slot en grendel, inclusief Henk Sneevliet en zijn vrouw Mien, die in Brabant worden opgepakt. In een uniek politiek proces worden de mannelijke leiders anderhalve maand later ter dood veroordeeld en geëxecuteerd bij kamp Amersfoort. Trien niet. Zij krijgt 15 jaar tuchthuisstraf. Vrouwen schoten ze toen nog niet dood, verklaarde ze later.

In de zomer van 1942 wordt Trien met Mien Sneevliet en nog een paar vrouwelijke familieleden van kameraden overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Dat ziet er niet goed uit, weet ze. In een brief aan het thuisfront schrijft ze: ‘Het zal wel Duitsland worden.’ Ze moet regelmatig huilen, maar bang is ze allerminst, blijkt uit dezelfde brief. ‘Waar je niet voor weg kan, moet je moedig dragen. En nu moet ik dat tonen, anders ben ik geen knip voor de neus waard.’ Ze accepteert de straf omdat ze niet anders kon, vanuit haar politiek-maatschappelijke overtuiging.

Ravensbrück

Eind augustus 1942 komt Trien de Haan aan in Ravensbrück. De verschrikkingen die ze daar bijna drie jaar lang beleeft, zijn genoegzaam bekend en veelvuldig beschreven. Ondanks een zwak hart en een beenwond die moeizaam geneest en waaraan ze drie keer onverdoofd wordt geopereerd, overleeft ze het kamp. Ze verklaart later dat het de solidariteit tussen de vrouwen is geweest die haar er doorheen heeft gesleept.

Trien maakt deel uit van een groep wat oudere vrouwen – zelfs is ze ook al de vijftig gepasseerd – die elkaar onvoorwaardelijk steunt, voedselpakketten deelt en elkaar brieven en gedichten schrijft. Daarnaast moedert ze over jongeren, zoals de Poolse meisjes op wie proeven worden gedaan.

Trien is voor niets en niemand bang. Regelmatig zit ze in eenzame opsluiting, waarschijnlijk omdat ze de regels overtreedt en haar mond roert. Ook dirigeert ze verschillende keren vrouwen uit de dodenrij naar de goede rij. Haar solidariteit gaat zelfs zover dat, wanneer een groep vriendinnen geëxecuteerd wordt en Trien nog een kwartier bij hen mag zijn, zij niet meer weg wil en met hen de dood verkiest. Ze moeten haar letterlijk wegslepen.

‘Waar je niet voor weg kan, moet je moedig dragen,’ schreef ze in haar afscheidsbrief vanuit Scheveningen. Die moed wordt beloond met de bevrijding door het Zweedse Rode Kruis, eind april 1945. Als ze na maanden van aansterken terugkeert uit Zweden, hoort ze hoe haar man Bart en tienerdochter Nellie jarenlang onderduikers hebben geherbergd en intensief betrokken zijn geweest bij het gewapend verzet in Hoorn. ‘Het was voor ons vanzelfsprekend om dit te doen,’ verklaart nu haar dochter, inmiddels in de negentig.

Actief

Trien de Haan is amper terug in Hoorn of ze vertelt in een overvolle schouwburg over haar kampervaringen. Daarna geeft ze nog een aantal lezingen in West-Friesland. Waar anderen kiezen voor het op schrift stellen, kiest zij waar zij voor de oorlog ook al zo goed in was: het podium en het gesproken woord. Om te vertellen dat zoiets vreselijks nooit meer mag gebeuren. Haat kent ze niet, zegt ze. Sterker nog: ze is door het kamp zelfs gelouterd. Een reactie die veel ex-kampgevangenen niet vreemd is.

Ze probeert ook haar politieke en maatschappelijke activiteiten weer op te pakken. De propaganda voor geboorteregeling en seksuele bevrijding wordt voortgezet binnen de nieuw opgerichte NVSH (Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, red.), waar zij direct weer in het hoofdbestuur komt. De politiek is een ander verhaal. Haar naaste kameraden zijn omgekomen en een nieuwe revolutionaire partij komt niet van de grond.

Het zijn bovendien de jaren van de Koude Oorlog, waarin alles wat links is wordt dwarsgezeten. Ook Trien wordt daar het ongenadige slachtoffer van. Als ze na enkele jaren ernstig last krijgt van kampsyndroomverschijnselen – angsten, zenuwaanvallen, nachtmerries, slapeloosheid – wordt haar een verzetsuitkering onthouden. Dertig jaar lang maar liefst. Niet om medische redenen, want die waren klip en klaar. Het moeten politieke machinaties zijn geweest, die haar eveneens beletten om zich in Australië te herenigen met haar beide dochters. Dat mensen die in de oorlog hun leven hadden gewaagd voor de vrijheid, nadien als groot gevaar voor diezelfde vrijheid werden gezien, is een geschiedverhaal dat nog te weinig wordt verteld.

De politieke beloning voor Trien komt in de jaren zestig, als de nieuwe Pacifistisch Socialistische Partij waarvan zij de Hoornse afdeling heeft opgericht, eindelijk in de gemeenteraad komt. Tot op hoge leeftijd woont ze de raadsvergaderingen bij en spreekt ze bij vredesmanifestaties. Ook mij, achterneef van net in de twintig, drukt ze regelmatig op het hart om op de juiste partij te stemmen. De P van pacifisme kan niet zonder de S van socialisme en andersom, blijft haar motto.

Trien de Haan was niet van de comités, reünies en herdenkingen. En op de voorgrond hoefde ze niet meer. Dat ik hier nu sta en spreek over haar lange en bewogen geschiedenis van bijna een eeuw, die vorig jaar in een boek is uitgemond, zal echter zeker haar goedkeuring hebben gehad. Want de boodschap van vrede, vrijheid en rechtvaardigheid kan niet vaak genoeg worden verteld.