Voorbij de kleurlijn: de politiek van W. E. B. Du Bois
Du Bois zei dat het probleem van de 20ste eeuw het probleem van de kleurlijn was. Wat is nu het meest relevante van Du Bois’ erfenis, na acht jaar van een Afro-Amerikaanse president en de grootste maatschappelijke onrust sinds decennia?
Ik denk dat het meest relevant voor hedendaagse protestbewegingen – tegen politiegeweld, voor Black Lives Matter en voor Palestijnse burgerrechten, bijvoorbeeld – was zijn nadruk dat alleen massaal protest kan leiden tot betekenisvolle sociale verandering. Du Bois stapte uiteindelijk af van het idee dat kapitalisme en racisme kunnen worden hervormd van bovenaf. Hij zag democratie als iets levends, gevoed door gewone mensen die zelf actief zijn voor gelijkheid.
Alle grote organisaties voor sociale rechtvaardigheid waarbij hij betrokken was – de Pan-Afrikaanse beweging, de Socialistische Partij, de NAACP, het Peace Information Center tegen atoomwapens, de Communistische Partij – waren interraciale of internationale bewegingen die instellingen van de macht en autoriteit uitdaagden.
Een zeer relevant voorbeeld is het werk dat Du Bois heeft gedaan voor de ‘Wij beschuldigen van Genocide’-petitie die in 1951 aan de Verenigde Naties werd aangeboden. Hij schreef de eerste ontwerpen van die petitie, die de Amerikaanse staat beschuldigt van het veroorzaken van onevenredige sterfte van zwarten door armoede, slecht onderwijs, sociaal en politiegeweld. Nadat Trayvon Martin in 2012 werd vermoord, vormden jonge activisten in Chicago de groep ‘Wij beschuldigen van Genocide’ om politieschietpartijen van Afro-Amerikanen in Chicago te documenteren en die eerdere inspanning te eren. Du Bois’ erfenis werd zo erg werkelijk en direct.
Je schrijft dat biografen en academici het belang van Du Bois’ langdurige politieke ontwikkeling hebben verwaarloosd of onderschat.
Deze uitsluiting bestaat uit twee delen. David Levering Lewis’ biografie van Du Bois is prachtig. Maar hij wijdt slechts 16 van de bijna 1400 pagina’s aan de laatste acht jaar van Du Bois’ leven. In die tijd reisde Du Bois naar de Sovjet-Unie en China, werd lid van de Communistische Partij, publiceerde zijn autobiografie in de Sovjet-Unie, en verhuisde naar Ghana. Het effect is die gebeurtenissen bagatelliseren tot ouderdomsfouten van iemand die een verkeerde politieke afslag heeft genomen of gedesoriënteerd raakte.
Ik bepleit echter dat we deze hoogtepunten van Du Bois’ leven alleen kunnen verklaren door ze terug te traceren naar hun eerdere punten van oorsprong. Ik besteed een heel hoofdstuk aan Du Bois’ geschriften over Azië, bijvoorbeeld, dat begint in 1905, omdat ze verklaren waarom hij later het maoïsme zo sterk steunde en in de jaren 1940 zei dat de toekomst van de wereld afhing van de gebeurtenissen in Azië.
Ten tweede is er nog steeds een tendens om Du Bois’ levenslange interesse in het marxisme te negeren, zodat hij een vaderlijke ‘ras-man’ figuur blijft voor academici. Du Bois schreef bijvoorbeeld in 1950 manuscript van 300 pagina’s getiteld Rusland en Amerika. Zijn uitgever, Henry Giroux, wilde dit niet niet uitbrengen tijdens de Koude Oorlog, zeggend dat het te pro-Russisch was en anti-Amerikaans. Tot vandaag aan toe is het nooit gepubliceerd. Ik besteed heel wat tijd aan het het boek, omdat het beter dan enige andere tekst verklaart waarom Du Bois sympathiseerde met de Russische revolutie.
Het boek is ook belangrijk om te tonen van hoe Du Bois de Russische revolutie zag als een vervolg op Afro-Amerikaanse zelfemancipatie van de slavernij, een gebeurtenis die hij een ‘experiment van het marxisme’ noemde. Mijn neiging is dan om aan te tonen dat het marxisme altijd centraal stond in de politieke ontwikkeling van Du Bois – niet een omweg of fout.
Ongetwijfeld zijn Du Bois’ leven en werk te groot, en strekken te ver, zelfs voor Paul Gilroys notie van ‘Black Atlantic’, omdat de Indiase onafhankelijkheidsstrijd (naast andere Aziatische ontwikkelingen) zo belangrijk voor hem was. Je bespreekt hem als een ‘transnationale’ figuur.
Du Bois kun je het nauwkeurigst omschrijven als een internationalist. Zijn wereldbeeld werd ingekaderd door 19de-eeuwse nationalisme, de Pan-Afrikaanse beweging, communistisch internationalisme en de antikoloniale beweging van de 20ste eeuw. Hij zag in alle richtingen tegelijk de onderlinge afhankelijkheid van de geavanceerde en onderontwikkelde landen, evenals de historische bewegingen van mensen tussen landen en gebieden.
Hij noemde de nederlaag van Japan van Rusland in hun oorlog van 1905 de eerste ‘doorkruising van de kleurlijn’ in de wereldgeschiedenis, en de onafhankelijkheid van India in 1947 de meest grootse gebeurtenis van de 20ste eeuw. Zijn beroemde zin ‘Het probleem van de 20ste eeuw is het probleem van de kleurlijn’ gebruikte hij voor het eerst op het Pan-Afrikaans Congres van 1900 om te verwijzen naar de relatie van niet-witte volkeren over de hele wereld met hun koloniale meesters.
Intellectueel strekten zijn inspiratiebronnen van Hegel tot Alexander Crummell, Bismarck tot Nehru. Zijn 1928 antikoloniale roman, Dark Princess, is een hervertelling van Shakespeare’s Een midzomernachtsdroom. Ik denk dat het communisme en het socialisme voorzagen in de intellectuele synthese van zijn mondiaal perspectief: hij begreep wat de Communistische Internationale ‘wereldrevolutie’ noemde als het samenbrengen van de moderne mens in een enkel project, of totaliteit, van wereldwijde eenheid en emancipatie. Dat is het hoofdthema van mijn boek, en de doorlopende lijn voor mijn beschrijving van zijn levenslange politieke ontwikkeling.
Zou publicatie van het manuscript van Du Bois’ Rusland en de Verenigde Staten nu de moeite waard zijn?
Rusland en Amerika moet absoluut worden gepubliceerd. Vaughn Rasberry’s belangrijke nieuw boek, Race and the Totalitarian Century, plaatst ook ‘Rusland en Amerika’ in het centrum van Du Bois’ werk tijdens de Koude Oorlog. Het probleem is de academische Du Bois-industrie. De meeste academici hebben het manuscript niet gelezen en begrijpen dus niet het belang ervan. Anderen die het hebben gelezen, verwerpen het omdat Du Bois vol lof is over de Sovjet-Unie in een tijd waarin veel van de ergste fouten van het stalinisme steeds bekender werden.
Met andere woorden: het manuscript verblijft nog steeds in de schaduw van het Koude Oorlogsdenken dat lang voorbij zou moeten zijn. Te veel wetenschappers behouden liever een hagiografisch beeld van Du Bois als een goedaardige humanist of heilige in plaats van zowel de diepte van zijn commitment aan communisme te begrijpen en de redenen dat hij vaak langs de problemen keek met het Rusland van Stalin. Het is een soort van ‘don’t ask, don’t tell’-benadering van wetenschap, die een slechte dienst bewijst aan studenten en wetenschappers die willen Du Bois en socialisme in de 20e eeuw te begrijpen –alle problemen inbegrepen.
Je boek volgt een moeilijke lijn wat betreft een aantal van Du Bois’ politieke ideeën. Je lijkt zijn steun voor de regimes van Stalin en Mao te begrijpen, maar wijst die politiek wel af?
Du Bois’ politieke evaluatie van Stalins Rusland en Mao’s China kwamen overeen met die van veel mensen die wij beschouwen als de belangrijkste radicalen van de 20ste eeuw, onder wie het merendeel van de antikoloniale leiders uit Azië en Afrika. Zijn sterke verlangen naar dekolonisatie leidde ertoe dat hij de Sovjet-Unie en China vertrouwde en hun beloftes van steun aan dit project, tot ver na de tijd dat hun revoluties gecorrumpeerd waren geraakt.
Met andere woorden: als je in de 20ste eeuw voor wereldrevolutie en dekolonisatie was, meldde je je aan voor communistisch internationalisme met al zijn gebreken. Du Bois meldde zich vroeg aan en heeft dat nooit volledig herroepen.
Aan de andere kant begreep hij de betekenis van marxisme en socialisme verkeerd, op een manier die we niet moeten vergeven of vergeten. Hij verwarde staatskapitalisme – Stalins systeem van socialisme in één land en een bureaucratie die heerst van bovenaf – met de echte betekenis van socialisme als de zelf-emancipatie van de arbeidersklasse. Zijn oppervlakkige begrip van de Japanse en Chinese geschiedenis leidde ertoe dat hij het Japanse imperialisme en expansionisme in China zag als een levensvatbaar alternatief voor het kapitalisme voor niet-witte arbeiders van de wereld. Du Bois was zowel briljant als feilbaar.
Maar hij probeerde altijd, als ik probeer duidelijk te maken, een manier te vinden waarop gewone mensen hun eigen bevrijding konden vormgeven. Hij vond deze match van politieke wil en menselijke zelfactiviteit in zijn briljantste boek, Black Reconstruction in America (1935). Als hij nooit iets anders geschreven had, zou Black Reconstruction zijn plaats hebben verzekerd als een van de meest originele wetenschappers en politieke theoretici van menselijke vrijheid.
Dus zijn leven en zijn werk vragen om een zorgvuldige en evenwichtige aanpak die goed gebaseerd is op de theorieën van de revolutie en menselijke bevrijding die hij probeerde naar voren te brengen. Ik probeer om die aanpak te hanteren en als lijn in mijn boek te gebruiken.
Du Bois’ vroege wereldbeeld weerspiegelt een geloof in elitair leiderschap – ‘the talented tenth’. Je boek benadrukt dat hij beweegt naar een democratischer visie, met nadruk op activiteit en macht van onderaf. Maar is er niet veel continuïteit in zijn denken? Zijn geen sporen van de jonge Du Bois die Bismarck bewonderde waarneembaar in de tachtigjarige die een gloeiende eerbetoon schreef na Stalins dood in 1953?
Er zijn twee soorten continuïteit in het politieke denken van Du Bois. Een daarvan is de zoektocht naar menselijke emancipatie door gewone mensen. In 1956, slechts zeven jaar voor zijn dood, schreef Du Bois een essay ter ere van een van zijn helden, de socialistische militante vakbondsleider Eugene Debs. In een tijd waarin hij goed op de hoogte was van de problemen in de socialistische modellen van zowel Stalins Rusland als Mao’s China, schreef Du Bois: ‘Een staatssocialisme gepland door de rijken voor hun eigen voortbestaan is heel goed mogelijk, maar het is verre van de staat waar de heerschappij ligt in de handen van degenen die rijkdom en diensten produceren en waarvan het doel het welzijn van de massa van het volk is.’ Dat is de Du Bois die vocht voor wat we ‘socialisme van onderaf’ kunnen noemen.
Aan de andere kant liet Du Bois nooit helemaal het idee los dat een ‘grote man’ – een Bismarck of Stalin – de menselijke geschiedenis van richting zou kunnen veranderen. De socialist William Gorman zei dit heel goed in een essay in de jaren 1950. Gorman schreef over Du Bois’ verdediging van stalinisme: ‘Daarin kan hij belichaamd vinden… in zijn levenswerk met betrekking tot de negers: de opvatting van the talented tenth en de drang tot internationale opstand. Stalinisme … benadert en manipuleert de massa’s als een elite overtuigd van hun eigen achterlijkheid en onvermogen; vandaar de noodzaak om voor hen te dicteren, te plannen en te beheren vanuit de hoogten van superieure kennis en wijsheid.’
Mijn eindoordeel is dat Du Bois een tegenstrijdige figuur was, maar iemand die de strijd voor zwarte vrijheid centraal stelde in de 20ste-eeuwse strijd voor menselijke emancipatie in al haar vormen. We moeten Du Bois niet verwijten dat de geschiedenis het probleem van de kleurlijn niet heeft opgelost. We moeten vieren dat hij een van de weinige mensen was in de Amerikaanse geschiedenis die elk gereedschap dat hij tot zijn beschikking had probeerde te gebruiken om een theorie en praktijk van menselijke emancipatie te ontwikkelen. Hij was een gevaarlijke figuur in de allerbeste en meest radicale betekenis van dat woord.
Bill Mullen
W.E.B. Du Bois: Revolutionary Across the Color Line
Pluto Press 2016 / 195 pagina’s / €18,05
Mullen is professor van het Engels en Amerikaanse studies aan de Purdue University en de auteur van twee eerdere studies van Du Bois: Afro-Orientalism (University of Minnesota Press, 2004) en Un-American: W.E.B. Du Bois and the Century of World Revolution (Temple University Press, 2015). Dit is een vertaling van Socialist Worker (US)