VN-interventie Libië is dodelijke omhelzing

Gisteravond laat nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan die militair ingrijpen in Libië mogelijk maakt. Op verschillende plekken in Libië werd het bericht met gejuich ontvangen. Begrijpelijk, gezien het dreigement van Kadhafi om een bloedbad aan te richten in Benghazi. Maar we zouden ons niet moeten laten meeslepen in dit enthousiasme.

18 maart 2011

Door Pepijn Brandon

Progressieve voorstanders van interventie hopen op een unicum. Met een
eenvoudige operatie, waarbij niet of nauwelijks burgerslachtoffers vallen,
schakelt de Amerikaanse luchtmacht Kadhafi’s militaire apparaat uit.
Vervolgens tonen de overwinnaars zich ware democraten, ondanks de
aantrekkelijke hoeveelheid olie die het door hen militair gecontroleerde
land rijk is. Ze doen een stap terug, en aanschouwen vanaf de zijlijn hoe de
revolutie haar werk doet. De golf van Arabische opstanden kan door naar de
volgende dictator. De Libische bevolking behaalt haar verdiende overwinning.
En ons geschokte vertrouwen in de democratiserende werking van de
bommenwerper, zwaar beschadigd door Irak en Afghanistan, kan worden geheeld.

Maar dit scenario berust op een reeks veronderstellingen die stuk voor stuk
naïef en a-historisch zijn. Laten we Irak en Afghanistan even buiten
beschouwing laten, en kijken naar de track record van ‘humanitaire
interventies’. In 1992 zouden de VS in Somalie een einde maken aan
een slepende burgeroorlog. In plaats daarvan werden ze partij, speelden
verschillende groepen krijgsheren en de regering tegen elkaar uit, maakten
vele burgerslachtoffers en verlengden het conflict. In het proces gingen
VN-soldaten zich meer en meer gedragen als de Afrikaanse huurlingen voor
hen, en verkrachtten en verminkten dorpsbewoners – een fenomeen dat
zich frequent herhaalde bij latere VN-missies in Afrika.

In Kosovo moest een NAVO-interventie een einde maken aan de verdrijving van
honderdduizenden etnische Albanezen door het regime van Milosevic. Het
resultaat van twee maanden bombarderen van Servische steden was dat de ene
vluchtelingencrisis werd vervangen door de andere: tweehonderdduizend
Servische inwoners werden door het extreem nationalistische Kosovaarse
bevrijdingslever verdreven, dit keer buiten het oog van westerse camera’s.
Een ander doel van de operatie werd wel bereikt. De NAVO breidde zich
tijdens en na de interventie uit met een groot aantal Oost-Europese landen,
en de grens van de Russische militaire invloed werd vele honderden
kilometers naar het Oosten gedrongen.

Dit soort militaire interventies is nooit ‘schoon’. Nog naïever is het om
te denken dat ze zouden kunnen plaatsvinden zonder dat de interveniërende
machten zouden proberen om een stempel te drukken op de verdere politieke
ontwikkeling van het land in kwestie. Sterker nog, controle over de uitkomst
van onvoorspelbare interne politieke processen is altijd een belangrijker
motief voor ingrijpen dan de hulp aan de bevolking zelf. Daarom kwam de VN
tussen 1975 en 1999 niet tot ingrijpen in Oost-Timor, waar honderdduizenden
mensen werden gedood, verminkt of verdreven onder toezicht van Indonesische
troepen. De uitkomst daar bleef altijd voorspelbaar: Indonesië, de
belangrijkste regionale militaire bondgenoot, had de situatie onder
controle. De slachtoffers telden niet.

Wat betreft cynisme is Libië niet anders. Waarom namen westerse landen niet
eerder de logische stappen om Kadhafi te verzwakken tegenover de revolutie?
Waarom kregen de opstandelingen geen politieke en logistieke steun? Hoe kan
het dat nog drie dagen geleden een bevoorradingsschip voor Kadhafi uit
NAVO-land Griekenland werd onderschept door de rebellen? Waarom
temporiseerden Washington en Bejing tot gisteren het aannemen van een
VN-revolutie, om hier vervolgens plotseling grote vaart achter te zetten?
Het antwoord: ‘om de revolutie zelfstandig een kans te geven’ maakt de
wereldleiders een stukje bolsjewistischer dan waarschijnlijk is. Om te zorgen dat een lokaal gewortelde, zelfstandige rebellenbeweging niet zal
profiteren van een eventueel machtsvacuüm is meer in lijn met de werking van
imperiale machtspolitiek.

Het is moeilijk de situatie goed in te schatten op basis van alle tegenstrijdige berichten. Aan de ene kant zijn er de aanhoudende
berichten in de westerse media en de Libische staatstelevisie dat Kadhafi op het punt stond van een definitieve doorbraak naar Benghazi. Aan de andere kant meldden de opstandelingen eerste successen van een geïmproviseerde rebellen-luchtmacht en nieuwe brandhaarden van verzet achter Kadhafi’s front.

Wat zeker is dat het regime de afgelopen week bruut geweld heeft gebruikt om met bombardementen en beschietingen het verzet terug te dringen. Het is zelfs niet uit te sluiten dat de VS bewust hebben gewacht totdat Kadhafi de rebellen militair ernstig had verzwakt, om zelf niet te maken te krijgen met een zelfstandige kracht aan de grond, die na bombardementen van een eventueel machtsvacuüm zou kunnen profiteren.

Dit past in de houding die Obama tot nu toe steeds heeft aangenomen tegenover de revolutionaire bewegingen: alleen afstand nemen van het regime wanneer elke andere optie
heeft gefaald, en geen enkele oppositiebeweging omarmen, die niet de nadrukkelijke goedkeuring van het Westen heeft. De VS keken de afgelopen maanden met lede ogen toe hoe hun hegemonie in het Midden-Oosten bedreigd werd en zochten naar openingen om het initiatief te heroveren. De kille berekening is dat dit dat moment is. Het hoofddoel van deze interventie zal zijn om de revolutie te beheersen of zelfs te beëindigen, niet om haar te redden.

Het beste bewijs hiervoor komt niet uit Libië, maar uit de gelijktijdige
gebeurtenissen in de rest van de Arabische wereld. Saudische troepen voeren
momenteel in Bahrein uit, wat Kadhafi in Benghazi wilde doen. Niet alleen
rept de VN hierover met geen woord. Saudi-Arabië, al zestig jaar de
belangrijkste bondgenoot van de VS in de Arabische wereld naast Israël en het land met de grootste
Amerikaanse legerbases in de regio, zou deze interventie überhaupt niet
kunnen uitvoeren zonder toestemming uit Washington. Het Saudische
vorstenhuis smoort zo de in potentie grootste bedreiging voor de westerse
invloed in de regio: revolutie in een serie olieproducerende golfstaten,
waar de dictators stuk voor stuk rechtstreeks van westerse makelij zijn.

Ondertussen vormt in het Egypte het leger, volgens Hilary Clinton het
‘betrouwbaarste instituut’ van de Egyptische staat, inmiddels het grootste
obstakel voor de verdergaande democratisering. Interventie in Libië kan het
laatste signaal vormen aan de bevolking van de rest van de Maghreb, dat de
prijs voor opstand te hoog is om de sprong te wagen. De VN-resolutie van
gisteravond is niet de redding voor de Arabische lente. Het is de contrarevolutie, het begin van
operatie roll-back.

Lees ook: ‘No-fly zone’ zal Libië niet helpen