Vluchtelingen in hongerstaking tegen onmenselijke opvang
Het regent als ik aankom bij de noodopvang in de Havenstraat in Amsterdam. Buiten zit een groepje vluchtelingen onder een zeil. Eén iemand ligt te slapen in een voormalig poortwachtershuisje op een matras, die nat wordt van de regen.
De mensen komen uit Irak, Syrië, Ethiopië en Eritrea. Ze zijn gehuisvest in een voormalige gevangenis, zonder gelegenheid om zelf te koken. Niet dat ze geld krijgen om eten te kopen, het COA (Centraal Orgaan Asielzoekers) laat voor ze koken. ‘Kinderporties’, zegt Sebastian, ‘niet genoeg voor volwassen mannen’.
Ondanks de regen mogen we van de bewakers niet naar binnen, en geen foto’s maken op het terrein. Ook praten moet buiten de hekken. Waar rechten worden gemold, volgt openbaarheid in het voetspoor. Sebastian en Ali, beiden uit Syrië, en ik zoeken een droge plek op.
Hoe was jullie reis?
Sebastian: Ik ben hier gekomen na overplaatsing van een andere locatie, Ter Apel. Dit is een plek waar alleen mannen zitten. Geen kinderen of gezinnen.
Toen ik hier kwam, had ik geen geld. Ik heb de helft van de reis gelopen. Het heeft me ongeveer twintig dagen gekost. Sommige mensen werken eerst een half jaar in Turkije of Griekenland. Ik ben direct door gegaan naar hier. Lopen, met de trein, per auto.
Sommige mensen hebben geld, die zijn binnen vijf, maximaal zes dagen op de plek in Europa waar ze heen willen.
Ali: Ik ben in 2007 uit Syrië vertrokken. De laatste keer dat ik er was, was 2010. We gingen naar Turkije, en toen naar Griekenland met een rubberboot. Toen van Griekenland naar Macedonië, Servië, Kroatië. Toen per trein naar Hongarije – daar bleven we niet – en Wenen. Daar heb ik drie nachten op het station geslapen, want het was koud. Vervolgens ben ik met de trein naar Amsterdam gekomen, waar ik begin oktober aankwam.
Ik zit nu zes maanden en twee weken in dit gebouw. Zonder procedure, zonder ook maar iets. We hebben mensen van COA en IND gevraagd wanneer we onze procedure krijgen, maar het enige antwoord dat zij hebben is: ‘We weten het niet. Jullie moeten wachten.’
Waarom ben je uit Syrië gevlucht?
Ali: Ik word gezocht door het Assad-regime. Hij heeft tegen mijn familie gezegd dat ik zijn leger in moet en tegen het Syrische volk moet vechten. Dat heb ik verworpen. Ze hebben me twee, drie keer opgeroepen voor Assad’s leger. Dus ze zouden me óf in de gevangenis stoppen óf ik zou gedood worden.
We zijn gevlucht omdat we niet aan de kant van Assad willen vechten. Als je in Assad’s leger vecht, dood je je buurman, je broer, je neef, je vriend. Dus dat willen we niet doen.
Wat is de reden van jullie protest?
Sebastian: In het begin zeiden ze dat het een half jaar zou duren. Nu zitten we hier een half jaar, en er gebeurt niks.
Ali: Ze zeggen ‘We hebben niet genoeg materiaal om je zaak te bestuderen’. We zitten hier nu zes maanden. De meeste mensen hebben zelfs geen geld voor vervoer of de simpele dingen die je nodig hebt. Als je geknipt moet worden, heb je daar geen geld voor. Je krijgt alleen eten om te overleven. Je krijgt geen cent.
De belangrijkste reden dat we door de procedure heen willen is dat onze families nog steeds in Syrië zitten. Elke dag als we wakker worden, verwachten we het nieuws dat er iemand dood is of in de gevangenis zit. Als het hier meer tijd kost, groeit het risico dat ze daar lopen. En als hun geld op is, kunnen ze niets meer doen. Het is daar oorlog. Er is geen eten, niets.
Ik ben ziek geworden. Vandaag moet ik eten, ik moet naar de dokter. We hebben buiten geslapen in de kou en de regen. Maar anderen zijn nog steeds in hongerstaking.
Krijgen jullie medische zorg?
Sebastian: Helemaal niets. Niemand geeft ook maar iets om ons. Niemand luistert. Jij houdt van mij, ik hou van jou, samen één grote liefde maar het kan niemand iets schelen. Dat veroorzaakt enorme stress. ‘We kunnen niks voor je doen.’
Hoe gaat het met de hongerstaking?
Sebastian: We willen hem voortzetten. Maar het is erg koud. De mensen daar buiten zitten er al sinds gisteren, de hele nacht.
Dat er niemand naar je luistert is een groot probleem voor ons. Je moet wachten, wachten, wachten. Okee, als je me hier geen status geeft of wat dan ook, of zelfs een procedure, dan hoef je ook mijn vingerafdrukken niet te nemen. Ik wil weg, ik kan niet nog langer wachten want ik heb familie in Syrië.
Ik praat niet over mezelf, ik heb geen vrouw en geen kinderen. Ik praat over mijn vrienden. Ze willen terug: ‘Ik sterf wel met mijn familie, dat is beter voor me. Ik kan ze niet alleen laten sterven.’ Want weet je, als je je familie verliest en je bent zelf nog in leven, is het alsof je zelf ook doodgaat. Je beweegt nog wel, maar van binnen ben je dood.
Jij bent journalist, misschien heb je het op het nieuws gezien maar jij kent dat gevoel niet.
Ali: Sinds drie dagen slapen we buiten. Niemand is gekomen om met ons te praten. We hebben het gevoel dat, als we hier doodgaan, het niemand wat kan schelen. Ze nemen gewoon je dode lichaam en gooien het weg.
We zijn niet uit op een luxeleven hier. We hebben wel een minimaal niveau nodig om te kunnen overleven. De meesten van ons willen terug naar Syrië als de oorlog voorbij is, om ons land opnieuw op te bouwen.
Sebastian en Ali zijn pseudoniemen.