Venezuela: rechts ruikt bloed

De uitkomst van de verkiezingen op 14 april is illustratief voor de extreme polarisatie na Hugo Chávez’ dood. Peter van Eerbeek analyseert wat de erfenis is van de recent overleden president en hoe de krachtsverhoudingen in Venezuela nu liggen.
13 mei 2013

Door Peter van Eerbeek

Chávez’ protegé Nicolás Maduro heeft de eerste grote en openlijke krachtmeting gewonnen tussen Chávez’ politieke erfgenamen en de rechtse oppositie. De voormalig buschauffeur en vakbondsonderhandelaar kreeg op 14 april 50,6 procent van de stemmen, tegenover 49,1 procent voor Enrique Capriles Radonski, de kandidaat van de rechtse oppositie.

Maduro bouwde met deze nipte overwinning voort op Chávez’ imago als personificatie van hoop op fundamentele sociale verandering voor miljoenen arme, niet-witte Venezolanen. Maar de marge waarmee Maduro won is veel kleiner dan verwacht: een verschil van minder dan 225.000 stemmen. De oppositie ruikt bloed en grijpt daarom alles aan om haar oude politieke machtscentrum te heroveren.


Nek-aan-nekrace
v

De overwegend witte, pro-kapitalistische oppositie is door Chávez’ overlijden verlost van hun belangrijkste tegenstander van de afgelopen vijftien jaar. Capriles weigerde daarom de overwinning van Maduro te erkennen. Hij beschuldigde hem van fraude en eiste een hertelling van de stemmen. Die zal nu gedeeltelijk plaatsvinden, en duren tot in juni.

Volgens een statistische analyse van het Center for Economic and Policy Research is de kans dat het verkiezingsresultaat daadwerkelijk op fraude is gebaseerd één op 25 biljard. Maar ondanks de ongefundeerdheid van deze beschuldigingen is de uitslag wel degelijk zorgwekkend voor links. Waarom werden de verkiezingen een nek-aan-nekrace?

De verkiezingen vonden plaats een maand na Chávez’ dood. Maduro stond voor de onmogelijke taak om in die korte periode het gat te vullen dat Chávez heeft achtergelaten. Hij mist diens charisma en invloed, en was ook voor veel Venezolanen een onbekende voordat Chávez hem aanwees als gewenste opvolger. Capriles voerde een agressieve campagne rond concrete thema’s waarmee Venezolanen te maken hebben, zoals criminaliteit, corruptie en stroomstoringen.

Maduro daarentegen voerde een abstracte campagne rond Chávez’ erfenis. Hij sprak over het verder uitwerken van de Bolivariaanse Revolutie, zonder uit te leggen wat dit zou betekenen voor gewone Venezolanen. Maar dat zoveel Venezolanen voor Capriles kozen in plaats van Maduro kan alleen verklaard worden als we kijken naar enkele fundamentele tegenstellingen in Chávez’ politiek.


Chávez’ belofte

De verkiezing van Chávez tot president in 1998 was een fundamentele breuk met de voorgaande decennia. Chávez beloofde te breken met de imperialistische overheersing van de VS en zei het corrupte overheidssysteem te willen hervormen. Die corruptie stoelde op de patronage en het cliëntelisme die in stand werden gehouden door de politieke en economische elite.

In 2002 volgde Chávez een radicalere koers door het staatsoliebedrijf onder directe controle van de staat te plaatsen. Daarmee bekostigde hij de misiones (sociale hervormingen). Dat was Chávez’ antwoord op de miljoenen Venezolanen die hem tijdens een driedaagse staatsgreep van rechts bleven steunen. Door de druk van hun aantallen en aanhoudend protest kon Chávez na de coup terugkeren naar het Miraflores-paleis. De stijgende olieprijzen zorgden voor indrukwekkende resultaten van deze misiones.

Het percentage van de bevolking dat in extreme armoede leefde, daalde tussen 1999 en 2011 van 23,4 procent naar 8,5 procent. Op het Wereld Sociaal Forum van 2005 in het Braziliaanse Porto Alegre sprak Chávez bovendien voor het eerst over ‘socialisme voor de 21ste eeuw’. Maar ondanks de retoriek van poder popular (volksmacht) bleef het proces van de Bolivariaanse Revolutie gedomineerd door een topdownbenadering.

Dat Chávez enorm populair was bij de grote meerderheid van de bevolking blijkt uit de reeks aan overwinningen bij verkiezingen en referenda door de jaren heen. Maar het is veelzeggend dat de PSUV ( Verenigde Socialistische Partij van Venezuela) in 2006 niet werd opgericht door initiatief van onderaf, maar door Chávez zelf. Toenemende centralisatie van staatsmacht onder Chávez ging hand in hand met de opkomst van een nieuwe bureaucratie met rode petjes en shirtjes in het staatsapparaat en toenemende corruptie en inefficiëntie. Dit werd met wrange humor de ‘bolibourgeoisie’ genoemd.


Socialisme voor de 21ste eeuw

Rond de millenniumwisseling vormde Zuid-Amerika een laboratorium van links, na decennia de achtertuin te zijn geweest van de VS. Venezuela onder Chávez was een van de drijvende en radicalere krachten. Tegelijkertijd zijn de oprichting van regionale handelsblokken zoals ALBA en CELAC problematischer uitdrukkingen van Chávez’ bolivarianisme. Het creëren van een alternatief kapitalistisch blok is niet hetzelfde als ‘socialisme voor de 21ste eeuw’.

Een van de meest inspirerende dingen uit de periode van Chávez is echter de opkomst van allerlei bewegingen van onderaf en activisme op de werkvloer, in de wijken en op het platteland. Aan deze bewegingen ontleende Chávez zijn mandaat. Ze waren zelf geïnspireerd door Chávez’ woorden over ‘volksmacht’.

Een duurzame opleving van deze bewegingen is nodig om het project van socialisme voor de 21ste eeuw nieuw leven in te blazen. Zij zullen hun krachten moeten bundelen om het vacuüm in te nemen dat rechts nu probeert te vullen. Nu er een nieuwe periode van confrontatie lijkt aangebroken, zijn het deze bewegingen die onze steun verdienen.