Veel blinde vlekken in tentoonstelling over vrouwenkiesrecht

In het Groninger Museum is momenteel de tentoonstelling ‘Strijd! 100 jaar vrouwenkiesrecht’ te zien, als onderdeel van de viering van 100 jaar algemeen kiesrecht. De tentoonstelling heeft te weinig aandacht voor de rol van arbeidersvrouwen en doet zo mee aan het witwassen van de geschiedenis.
12 augustus 2019

Gedurende de tweede helft van de 19de eeuw werden vrouwen ‘zich steeds meer bewust van de ongelijkheden tussen de seksen’, bijvoorbeeld wat betreft het stemrecht. Als gevolg van dit groeiende bewustzijn werd in 1894 de Nederlandse Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht opgericht.

De tentoonstelling verbindt de strijd in Nederland met vergelijkbare bewegingen ‘in de westerse wereld’, die internationale organisatorische vorm kreeg in de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht.

Hoewel de tentoonstelling enkele interessante inzichten, historische documenten en objecten te bieden heeft, wordt tegelijkertijd de strijd voor vrouwenkiesrecht nogal witgewassen. Het door strijd veroverde vrouwenkiesrecht wordt gepresenteerd als een ‘beloning’ in plaats van als een wapenfeit.

Ondanks dat er bij herhaling wordt gezegd dat de strijd voor vrouwenbevrijding een ‘historische massabeweging’ was, wordt er slechts terloops gemeld dat de bourgeoisie akkoord ging met het vrouwenkiesrecht uit angst voor een socialistische revolutie. Gezien de revolutionaire golf die Europa in de periode 1917-1919 in zijn greep hield, was die angst reëel.

Veel van de prominente vrouwen in de strijd voor vrouwenkiesrecht waren afkomstig uit hogere sociaaleconomische klassen, blijkens de met diamanten gedecoreerde accessoires, speldjes en medailles die worden tentoongesteld. Voor de arbeidersvrouwen in de beweging is maar weinig aandacht.

Maar de oplettende bezoeker kan genieten van enkele tentoongestelde cartoons en sociaaldemocratische tijdschriften die de draak steken met de burgerlijke vrouwenbeweging die zich tevreden zouden hebben gesteld met de uitbreiding van het stemrecht voor bourgeoisvrouwen. Hieruit blijkt de frictie die er bestond tussen de verschillende klassen binnen de vrouwenbeweging.

Vrouwen in de SDAP, die een belangrijke rol speelden in de strijd voor algemeen kiesrecht en hiervoor ook binnen hun eigen partij strijd moesten leveren, worden niet genoemd als onderdeel van de bredere strijd.

De vrouwen die centraal staan in de tentoonstelling zijn vooral witte bourgeoisvrouwen zoals Aletta Jacobs. De reizen van Aletta Jacobs naar de Nederlandse koloniën en Zuid-Afrika worden genoemd, maar haar racistische opvattingen worden in het geheel niet besproken.

De tentoonstelling heeft geen oog voor de ontberingen en de strijd van vrouwen van kleur, in het bijzonder in de Nederlandse koloniën en de overzeese gebieden.

Zo wordt er amper aandacht geschonken aan het feit dat het vrouwenkiesrecht alleen van toepassing was op het Europese deel van het Koninkrijk. Vrouwen in overzeese gebieden kregen hun rechten pas veel later.

Door deze benadering blijven zwarte vrouwen buiten beeld en worden de problematische aspecten van het bourgeoisfeminisme witgewassen.

Als marxisten zouden we discussies over historische strijdbewegingen, zoals die voor het vrouwenkiesrecht, als een opening moeten zien om het gesprek aan te gaan over de geschiedenisopvatting van mensen. Wanneer gemarginaliseerde gemeenschappen of werkende mensen in de geschiedschrijving buitenspel worden gezet, moeten we ons daar krachtig over uitspreken.

 

De Tentoonstelling Strijd! 100 jaar vrouwenkiesrecht is tot 15 september te zien in het Groninger Museum.