Van wie is De Nieuwe Vakbeweging?

De FNV maakt een cruciale periode door. Op 1 mei zullen de ‘kwartiermakers’ het conceptmodel voor De Nieuwe Vakbeweging presenteren en in juni zal deze worden opgericht. Het traject wordt volledig van boven aangestuurd, nota bene door mensen van buiten de vakbeweging, en is zo gehaast dat serieuze inspraak en terugkoppeling naar de anderhalf miljoen beoogde leden onmogelijk is. Toch is er hoop. Gefrustreerd over de gevolgen van dertig jaar polderen, eisen middenkaders een meer democratische structuur.
30 maart 2012
Kwartiermaker Jetta Klijnsma in de Arena, 6 maart 2012

Door Maina van der Zwan

Voor degenen voor wie het wat te snel is gegaan even een samenvatting van het traject tot nu toe: in de zomer van 2011 raakte vakcentrale FNV in een bestuurscrisis omdat voorzitter Jongerius tegen de uitdrukkelijke wil van de grootste lidbonden een akkoord over een nieuw pensioenstelsel sloot.

Het vertrouwen in Jongerius werd opgezegd, waarop er twee ‘verkenners’ werden aangesteld om de impasse te helpen doorbreken: Herman Wijffels (CDA en oud-topman van de Rabobank) en Han Noten (PvdA en voormalige directeur van de NS). Die kwamen in december met een radicale oplossing: de hele structuur van de vakbeweging moest op de schop.

Zoals Noten later in een interview stelde: ‘Het kapitalisme is veranderd. Vroeger moest je fabrieken neerzetten om te kunnen produceren. Nu gebeurt veel productie dicht bij mensen zelf. Er zijn meer zzp’ers en flexwerkers. Flexibele werktijden en thuiswerken zijn toegenomen.

‘Mensen verhouden zich hierdoor op een andere manier tot hun werkgever. Dit betekent dat de sociale partners, dus niet alleen de vakbeweging, een nieuw instrumentarium nodig hebben om arbeid te regelen.’


Achterliggende intenties

Een nieuw instrumentarium om arbeid te regelen, dat is precies waar het om gaat. Want het oude instrumentarium dreigt aan haar eigen ‘succes’ ten onder te gaan. Na dertig jaar polderen, waarin de vakbondstop gewillig heeft meegewerkt aan de neoliberale omvorming van de verzorgingsstaat en de arbeidsverhoudingen, is de organisatiegraad van de vakbeweging gedaald van 35 naar 21 procent en het aantal kaderleden gehalveerd.

Een op de drie werknemers heeft een flexibel contract. Die miljoenen flexwerkers zijn slecht georganiseerd, worden relatief minder betaald dan vaste krachten, hebben vaak veel slechtere arbeidsvoorwaarden en zijn makkelijk te dumpen. Ideaal voor ondernemers, maar er is een onverwachte keerzijde.

Prominent CDA’er en kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER) Ferdinand Grapperhaus verwoordde het probleem als volgt: ‘We moeten durven erkennen dat de vakbeweging haar legitimatie steeds minder ontleent aan haar leden en steeds meer aan de belangrijke rol die zij vervult in het laten functioneren van de arbeidsmarkt. Daarvoor is wel een andere basis te vinden dan lid worden. Zo kunnen we bepalen dat werknemers mogen kiezen welke vakbond voor hun bedrijf of sector de onderhandelingen over cao of Sociaal Plan doet – met internet een eenvoudig op te zetten verkiezing.’

Door de dalende organisatiegraad en de onoverzichtelijke waaier aan andersoortige flexcontracten is het steeds moeilijker om sociale akkoorden voor grote groepen werknemers af te sluiten. De oplossing van Grapperhaus is vertegenwoordiging door vakbonden zonder lidmaatschap.

Hij vervolgt: ‘We hebben in Europa een sterke vakbeweging nodig: niet alleen om arbeidsrust en transactiewinst te creëren, maar ook om namens werknemers mee te werken aan een moderne concurrerende arbeidsmarkt en om draagvlak te krijgen voor oplossingen op terreinen als Wajong, zorg en – wie weet – modernisering van het ontslagrecht.’

Dit is de intentie achter De Nieuwe Vakbeweging: een poldermodel 2.0 voor een geflexibiliseerde arbeidsmarkt. De beoogde structuur is een kruising tussen een sociale ANWB voor individuele dienstverlening, en de Vereniging Eigen Baan die over de hoofden van een enorme ‘achterban’ centrale akkoorden kan afsluiten.

Het gaat hier dus niet om de vakbeweging als instrument voor de belangenbehartiging van haar leden, maar als instrument voor het ‘beheersen’ van arbeidsverhoudingen. Daarom wordt het hele proces vormgegeven door ‘kwartiermakers’ die zich in het dagelijks leven in ondernemers- en bestuurderskringen begeven.

En daarom moet het ook zo snel. De initiatiefnemers hopen deze nieuwe structuur er met een slikken-of-stikkenreferendum doorheen te drukken. Maar ze hebben zich verkeken op de weerstand die zich in de afgelopen jaren binnen de vakbondsbureaucratie tegen de polderkoers heeft opgebouwd.

Vakbondsmacht en democratie

‘Werkgevers uiten vrees voor historische fout FNV’ kopte Het Financieele Dagblad op 21 maart. Bij zowel politici als werkgeversorganisaties was die dagen grote ongerustheid ontstaan over geluiden vanuit de vakbeweging.

FNV-econoom en oud-SER-lid Cor Inja had in een interne notitie namelijk betoogd dat De Nieuwe Vakbeweging de komende tien jaar geen sociale akkoorden met de werkgevers en het kabinet zou moeten sluiten. Volgens hem is de FNV verworden tot een verlengstuk ‘van het Haagse circuit naar de bonden toe’ en is de arbeidsvoorwaardencoördinatie daaraan dienstbaar gemaakt in plaats van wat het hoort te zijn: dienstbaar aan wat de leden willen.

Eerder die maand hadden de grootste FNV-bonden Bondgenoten en Abvakabo samen met FNV Bouw in een advies aan de kwartiermakers (zie onder) al duidelijk gemaakt dat zij een platte organisatie willen, waarbij ‘leden direct bij het vakbondswerk en de besluitvorming betrokken zijn’, er sprake is van directe zeggenschap, het hoofdbestuur democratisch gekozen wordt en er ook een bondsparlement wordt opgericht dat rechtstreeks vanuit de sectoren gekozen wordt.

Dat was niet de bedoeling, en de reacties vanuit VNO-NCW en de gevestigde politiek waren dan ook verbolgen. Werknemers zouden beter af zijn met ‘een vakbeweging die zich constructief opstelt en meedenkt’ in plaats van een ‘actiebond die voor het eigenbelang op de korte termijn gaat’.

Maar het zijn precies de ondernemersvriendelijke opstelling en illusies in een ‘gemeenschappelijk belang’ die ertoe hebben geleid dat de vakbeweging is verzwakt en de ondernemers machtiger en rijker zijn geworden. Een echte Nieuwe Vakbeweging breekt met die trend. Die accepteert niet dat we in een ‘overlegeconomie’ leven, maar in een keiharde markteconomie met tegengestelde belangen.

Die vormt zichzelf als instrument van en voor haar eigen leden. Die gaat niet mee in de mythe dat jonge werknemers andere belangen zouden hebben dan oudere werknemers. Die verzet zich tegen flexibilisering in plaats van eraan mee te werken. Die legt de rekening van de crisis bij degenen die zich de afgelopen jaren hebben verrijkt over de ruggen van anderen.

Een vakbeweging die dat doet zal ook groeien. Niet met papieren leden, maar met betrokken leden die de vakbeweging weer nieuw leven in kunnen blazen. Dat is de soort van vernieuwing die we heel hard nodig zullen hebben. Want de volgende ronde verslechteringen is in aantocht: van het minimumloon, de WW, de ontslagbescherming, ons pensioenstelsel en zelfs het stakingsrecht.

Dit is daarom geen tijd om aan de zijlijn te blijven staan. Dit is een tijd om de vakbeweging te heroveren. De nieuwe structuur is nog geen uitgemaakte zaak. Meng je in de discussies en maak het verschil.

Zie de agenda van lokale meetings op de site van FNV Bondgenoten.

____________________________________________________________________________________________________________

Advies voor een betere bond: ‘De leden bepalen het beleid’

Een afvaardiging van de bondsraden van FNV Abvakabo, Bouw en Bondgenoten stelden op 9 maart een advies op voor de kwartiermakers van De Nieuwe Vakbeweging (DNV). De afgevaardigden pleiten voor een horizontaal georganiseerde (platte) vakvereniging. Hieronder een aantal aandachtspunten uit het advies.

De leden hebben directe zeggenschap. Beroepsgroepen zijn de basis van DNV, die sterk moet zijn, actief en herkenbaar op de werkvloer: schoonmakers, zorg, spoor, metaal etcetera.

Behouden: grondslag en doelen van FNV en Bondgenoten. Naast werk en inkomen zijn dat: gelijkwaardigheid van alle mensen, democratie, rechtvaardige verdeling van welvaart, gezamenlijke verantwoordelijkheid. Leden moeten de bond kunnen bereiken en met steun van vakbondsconsulenten en scholing hun invloed vergroten. De bedrijfsledengroepen zijn vitaal voor leden op de werkvloer. Ook voert de bond cao-onderhandelingen, en moet dus groot zijn.

Vernieuwen: de communicatie met leden, en de fysieke nabijheid. FNV Bouw is een positief voorbeeld, waar betaalde medewerkers en kaderleden leden te woord staan en vragen beantwoorden. Betaalde bestuurders en kaderleden moeten vaker op de werkvloer zijn.

Sommige punten overstijgen de sectoren, zoals pensioenen, sociale zekerheid of functies die in verschillende sectoren voorkomen (zoals verpleegkundige, zzp). Daarom wordt een vakbondsparlement opgericht, dat de hele overkoepelende organisatie omvat en dwarsverbanden kan leggen tussen sectoren. Ook wordt meer directe controle op afgevaardigden mogelijk, zoals nu niet het geval is met het federatiebestuur.

Zo wordt DNV één vakbondskoepel, maar ‘niet ten koste van alles’. Geen federatie, maar een vereniging. Goede individuele belangenbehartiging blijft overeind, maar de nadruk ligt op collectieve belangen en de structuur om deze te realiseren.

Het hoofdbestuur behandelt alleen sector overstijgende en algemeen bindende zaken, samen met het bondsparlement. Het parlement/congres stelt het beleid vast dat het hoofdbestuur moet uitvoeren: de leden bepalen het beleid.

Het hoofdbestuur wordt democratisch gekozen, de leden van het bondsparlement rechtstreeks. Alle sectoren moeten zich vertegenwoordigd vinden in het parlement, door eigen afgevaardigden te kiezen.

Zie het volledige advies op www.abvakabo.nl