Van politieke kaping tot droog docudrama
door Hubert van den Eynde
Vlucht 139 steeg op in Tel Aviv, maar werd gekaapt door leden van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) en de Duitse Revolutionäre Zellen. Uitgeweken naar Entebbe, lieten de kapers de niet-Israëli’s gaan en eisten uitwisseling met Palestijnse gevangenen.
Op 4 juli 1976 viel het Israëlische leger (IDF) het vliegveld in Entebbe binnen, en raakte in gevecht met het Oegandese leger. Twintig Oegandese commando’s werden gedood, en daarna alle kapers en drie passagiers.
De IDF ziet de actie als een overwinning, en vernoemde deze naar Jonathan Netanyahu, de broer van de latere premier: hij stierf als enige Israeli bij de operatie.
De gegijzelden werden naar Kenia gebracht. Op de terugweg vernietigde Israël de Oegandese straaljagersvloot als deel van de deal. Daarom liet dictator Idi Amin een 75-jarige joodse gijzelaarster uit het ziekenhuis halen en doodschieten, net als enkele honderden Kenianen.
Entebbe (7 Days in Entebbe in de VS) is geregisseerd door José Padilha. Hij is onder meer verantwoordelijk voor de remake van Robocop. De rollen van de Duitse kapers worden gespeeld door Rosamund Pike (Gone Girl) en Daniel Brühl (Good Bye Lenin!).
Terwijl vorige verfilmingen van de kaping zionistische propaganda mogen heten, probeert Entebbe een genuanceerder invalshoek. Zelfs de kapers worden als menselijk neergezet, met hun verwachtingen, hoop en kameraadschap. Dit is verfrissend vergeleken met eerdere verfilmingen zoals Raid on Entebbe met Charles Bronson en The Delta Force met Chuck Norris, waarin de kapers simpele bad guys zijn. Dit lijkt te beloven dat dit een verse interpretatie is en niet de zoveelste tv-film over het onderwerp.
Entebbe duurt bijna twee uur. Door elk mogelijke invalshoek te belichten lijkt de film meer een docudrama dat past op bijvoorbeeld Discovery. Daarom ervaar je Entebbe meer als een feitelijke vertelling dan een thriller, want er zijn veel details en personages. Zelfs compleet overbodige details , zoals een subplot van een Israëlische soldaat die betrokken is bij de inval, komen bijna even prominent op het scherm als de kapers zelf. Zo krijgt geen enkel personage echt de kans om zich te ontwikkelen. De persoonlijke motivatie van de kapers zijn bijvoorbeeld beperkt tot enkele korte zinnen.
Op de individuele acteerprestaties van de betrokkenen valt weinig aan te merken. De actiescènes worden onderbroken door een dansroutine, begeleid door een lied dat traditioneel wordt gezongen tijdens de Pesach. Maar wanneer dat trucje opnieuw wordt toegepast tijdens de dramatische climax, heeft dit ondertussen wel zijn waarde verloren.
Hierdoor is tegen de tijd dat de aftiteling nabij is vrijwel iedereen onvoldaan, zoekend naar antwoorden waar de film ze niet heeft. Gezien de hoeveelheid informatie is dit bijna indrukwekkend.
De enige stukken die niet droog en feitelijk zijn, zijn de confrontaties tussen Premier Yitzhak Rabin (Lior Ashkenazi) en defensieminister Shimon Peres (Eddie Marsan). Deze fragmenten zijn echter geladen met clichés.
Ondanks de grote namen voelt de film als een natte theedoek die inzakt. Zelfs de acteurs lijken zich regelmatig te vervelen, starend in de verte, hopend op een spoedig en genadevol eind. Als je zelfs een bezoek van Amin alledaags kan laten lijken, is er toch wel echt iets mis. De man die in een andere film zou worden geportretteerd als ongelofelijk kwaadaardig, komt over als ‘gewoon’ excentriek en flamboyant. Zelfs executies door Amin als wraak op Kenia kwamen niet aan bod, iets dat de morele dubbelheid en het belang van verzoening had onderstreept.
Omdat de film helaas geen visie of rode draad heeft, voelt het alsof er tijdens deze dramatische gebeurtenis helemaal niets is gebeurd. De film lijkt een poging om de volgende Munich (Steven Spielberg, 2005) te worden, maar valt door de droge benadering en het stroperige tempo door de mand.