Valse profeten: de illusie van Israëlisch links
Door Pepijn Brandon
De centrale tegenstelling waar dit boek om draait is die tussen Israëls bewering ‘de enige democratie in de regio’ te vormen, en de nadruk op het specifiek Joodse karakter van de staat. Honig-Parnass laat zien dat de poging om deze twee polen met elkaar te verenigen gedoemd is te mislukken.
De toewijding aan democratische principes was voor rechts en uiterst rechts vanaf het begin zowel in theorie als in de praktijk ondergeschikt aan het streven naar ‘veiligheid’ – een eufemisme voor het verdringen van de Palestijnse bevolking.
Israëlisch links daarentegen ziet zichzelf als drager van universele democratische principes, zoals gelijkheid voor de wet, open toegang tot het politieke leven voor alle inwoners en bestrijding van discriminatie. Deze waarden botsen echter met een praktijk waarin Palestijnen in Israël sinds de oprichting van de staat in 1948 zijn uitgesloten van volledige burgerrechten, en in de Bezette Gebieden sinds 1967 zijn uitgeleverd aan militair bestuur.
Kolonisatie
Van de vroege kolonisatie tot heel recent was links de dominante kracht binnen de zionistische beweging. Histadrut, de vakbond voor Joodse arbeiders, werd opgericht om Palestijnen uit de arbeidsmarkt te dringen. De Arbeiderspartij van Ben Gurion leidde de stichting van de staat, de ‘onafhankelijkheidsoorlog’ tegen de Arabische buurlanden en de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen tijdens de Nakba. Tot aan het einde van de jaren zeventig bleef ze in het centrum van de macht.
De collectivistische kibboetsbeweging was een belangrijk instrument voor de inbeslagname van Palestijns land, en gaf tegelijkertijd meer dan een vleugje idealisme aan de pasgeboren staat.
Honig-Parnass kent dit verhaal van binnenuit. Ze groeide op in Palestina, vocht in de oorlog van 1948 en was van 1951 tot 1954 secretaris van de Verenigde Arbeiderspartij (Mapam) in de Knesset. In 1960 brak ze definitief met het zionisme en werd ze lid van de radicaal antizionistische socialistische organisatie Matzpen. In haarboek laat ze zien hoe hol de democratische en socialistische pretenties van de linkervleugel van de zionistische beweging vanaf het begin waren.
De obsessie van de grondleggers van de staat met het creëren en in stand houden van een ‘Joodse meerderheid’ betekende altijd een politiek waarin de oorspronkelijke Palestijnse bewoners werden gekleineerd, tot tweederangs burgers gemaakt of fysiek verdreven. Juridisch gezien is deze ongelijkheid verankerd in het ‘recht op terugkeer’, dat aan alle Joden buiten Israël de toegang tot burgerschap van de staat verleent, maar Palestijnse vluchtelingen die ooit inwoner waren van het gebied veroordeelt tot de diaspora.
In detail toont de schrijfster hoe deze ongelijkheid doorwerkt in een web van wetten, jurisprudentie en regels. Terwijl deze formeel de gelijkheid van alle burgers proclameren, ontzeggen ze de Palestijnen gelijke toegang tot huisvesting, sociale voorzieningen en vooral grond. Ze laat ook zien dat veel van de linkse critici deze elementaire tegenstrijdigheid niet kunnen erkennen, omdat ze de exclusief Joodse etnische grondslag van de staat niet ter discussie stellen.
Postzionistische kritiek
De tweede helft van het boek gaat over het afbrokkelen van de hegemonie van zionistisch links en de pogingen van groepen intellectuelen om te komen tot een vorm van postzionistische kritiek.
De groeiende macht van de rechtse partijen, het verval van de Arbeiderspartij en het door Honig-Parnass als semi-fascistisch omschreven politieke klimaat van de laatste decennia, leidden tot hernieuwd debat binnen Israël. Maar hun identity politics plus illusies in een oplossing binnen de grenzen van de huidige machtsverhoudingen brachten de meeste ‘postzionisten’ ertoe om vroeg of laat terug te keren in de veilige stal van het zionisme.
Het bekendste voorbeeld dat hier behandeld wordt is de ‘nieuwe historicus’ Benny Morris, die een belangrijke bijdrage leverde aan het bewijzen van de systematische verdrijving van de Palestijnen in 1948, om uiteindelijk na politieke omzwervingen te concluderen dat vergelijkbare etnische zuivering ook in de toekomst nodig zou kunnen zijn.
Honig-Parnass schetst een bij tijd en wijle ontluisterend beeld van het gebrek aan consequente toepassing van democratische beginselen en de hypocrisie van de grote meerderheid van Israëlisch links. Daarbij spaart ze zelfs de iconen van de ‘vredesbeweging’ niet.
Haar kritiek is duidelijk gevormd door de analyse die Matzpen in de jaren zestig ontwikkelde van Israël als een colonial settler state, de rol van de imperialistische politiek van de VS in het in stand houden van de staat en de noodzaak van revolutie in de Arabische wereld als voorwaarde voor de vorming van een multi-etnische democratische staat met volledige rechten voor Joden en Palestijnen.
De neiging van de auteur om iedereen die niet deze totaalanalyse onderschrijft bij voorbaat af te schrijven doet soms wat star aan. Maar als breekijzer tegen illusies in een oplossing binnen de kaders van het zionistische project, vervult het boek zijn functie met verve.
Tikva Honig-Parnass – False Prophets of Peace is uitgegeven door Haymarket.
- Wil je reageren op dit artikel? Stuur ons een mail.
- Met socialisme.nu en De Socialist proberen we socialistische ideeën toegankelijk te maken voor iedereen. Om dit te blijven doen kunnen we alle hulp gebruiken. Wil jij ons ook steunen? Neem dan een abonnement op De Socialist of word donateur: vul hier het formulier in.