Turkse verkiezingen in sfeer van staatsterreur

Op 10 oktober eindigde een massale vredesdemonstratie in Ankara, waarnaar velen in Turkije hoopvol hadden uitgekeken, nog voor hij was begonnen in een tragedie. Twee bomexplosies kostten meer dan honderd mensen het leven.
30 oktober 2015

Door Angela Ettema

De door vakbonden en linkse groeperingen georganiseerde vredesdemonstratie was bedoeld om een tegengeluid te laten horen tegen het geweld dat weer is opgelaaid sinds de vredesonderhandelingen tussen de regering en de Koerdische beweging PKK in juli stukliepen. Velen hielden de staat medeverantwoordelijk voor het bloedbad. Terwijl demonstranten hun gewonde vrienden hielpen, viel de politie ze aan met knuppels en traangas.

De twee daders bleken ISIS-leden die op een door de inlichtingendienst MIT opgestelde lijst stonden van 21 mogelijke zelfmoordterroristen. De ouders van sommigen hadden de politie vergeefs gesmeekt hun zoons te arresteren. Premier Ahmet Davutoglu stelde dat potentiële zelfmoordterroristen niet konden worden opgepakt voor ze een misdaad begingen omdat Turkije ‘een democratische rechtsstaat’ is. Voor mensen die zich kritisch uitlaten over de president is deze ‘rechtsstaat’ een stuk minder coulant.

In deze sfeer van geweld houdt Turkije op 1 november vervroegde verkiezingen. Bij de verkiezingen van 7 juni verloor de regerende AKP haar meerderheid, vooral doordat de linkse HDP ruim boven de kiesdrempel van 10 procent uitkwam. Coalitiebesprekingen liepen op niets uit.

Staakt het vuren

De onderhandelingen over een vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie waren eerder dit jaar al in het slop geraakt. Op 20 juli kwamen 32 jonge linkse activisten om bij een zelfmoordaanslag in Suruç, aan de Syrische grens. Ze stonden op het punt af te reizen naar Kobani, een Koerdische stad in Syrië, om te helpen met de wederopbouw.

De aanslag was gepleegd door Seyh Abdurrahman Alagöz, een Koerd die zich had aangesloten bij ISIS. Na de aanslag in Suruç verklaarde de Koerdische koepel KCK, waarvan de PKK deel uitmaakt, dat het staakt-het-vuren beëindigd was. Opnieuw begonnen Koerdische strijders soldaten en politieagenten om te brengen.
Na Suruç begon de regering antiterrorisme-operaties tegen zowel ISIS als de PKK, met de nadruk op repressie tegen de Koerdische beweging. Het leger bombardeerde niet alleen bases van de PKK, maar terroriseerde ook burgers in diverse Koerdische steden. Meer dan 2500 HDP-leden, onder wie gekozen burgemeesters, werden opgepakt. Het bloedbad op de demonstratie in Ankara was het dieptepunt in deze golf van geweld.

De tactiek van de AKP is erop gericht om door de oorlog tegen de PKK op te voeren stemmen te winnen. In de peilingen lijken HDP-kiezers hun partij trouw te blijven, maar of dit in een sfeer van intimidatie ook tot uiting komt in de verkiezingsuitslag moet nog blijken. Duidelijk is dat de AKP in een diepe crisis verkeert en de strijd van de HDP voor vrede en democratie hoe dan ook doorgaat.