Turkije: toenemende repressie na afwending staatsgreep

In de nacht van vrijdag op zaterdag hebben delen van het Turkse leger geprobeerd een staatsgreep te plegen. De coup mislukte echter doordat duizenden mensen de straat op gingen. Maar de massa-arrestaties en de afkondiging van de noodtoestand laten zien dat er evenmin sprake is van een overwinning van de democratie.
21 juli 2016

Door Max van Lingen

Tussen 1960 en 1997 pleegde het Turkse leger maar liefst vier succesvolle staatsgrepen. Het leger legitimeerde zijn handelen steeds door zichzelf te profileren als de hoeder van de republiek. Ook nu beweerden de coupplegers in te grijpen om de ‘constitutionele orde, mensenrechten en vrijheid te herstellen’.

In werkelijkheid hebben de staatsgrepen steeds tot felle repressie geleid, waarbij niet alleen de voormalige machthebbers het moesten ontgelden, maar elke vorm van oppositie met harde hand de kop in werd gedrukt. Het mag dan ook geen verrassing zijn dat PVV-leider Geert Wilders op vrijdagnacht zijn steun voor de coup uitsprak: ‘Ik hoop dat dit het einde is van Erdogans islamofascistische regime. Hoe eerder, hoe beter.’

De Turkse bevolking is zich maar al te bewust van de brute repressie die een staatsgreep met zich meebrengt. Duizenden mensen gingen de straat op en confronteerden de muitende soldaten. Een ooggetuige vertelde hoe ‘de soldaten naar de mensen schreeuwden weg te gaan, maar dat deden ze niet, dus toen begonnen ze in de lucht te schieten. In eerste instantie begonnen mensen zich terug te trekken, maar er kwamen steeds meer mensen naar het plein en binnen een paar minuten kwamen ze opnieuw terug.’

Dit massale verzet vanuit de bevolking speelde een belangrijke rol bij het mislukken van de staatsgreep. De mensen die de straat op gingen waren niet alleen aanhangers van regeringspartij AKP van president Erdogan. Ook veel mensen die een hekel hebben aan het autoritaire beleid van Erdogan deden mee aan de protesten. Volgens Roni Margulies, lid van de Turkse zusterorganisatie van de Internationale Socialisten, waren de protesten doorslaggevend: ‘Het is niet dat de menigte de troepen aanviel. Wat ze deden was laten zien aan de rest van het leger dat de coup alleen kon slagen als er duizenden afgeslacht zouden worden. Dat ging hun te ver en het grootste deel van de legerleiding weigerde zich aan te sluiten bij de coupplegers. Daarop liep de couppoging vast.’

Ook Westerse leiders veroordeelden formeel de staatsgreep. De Amerikaanse president Barack Obama stelde zich op achter de ‘democratisch gekozen regering’. De Duitse bondskanselier Angela Merkel en Mark Rutte gebruikten vergelijkbare woorden om de coup te veroordelen. Maar de veroordelingen kwamen pas nadat duidelijk was dat de coupplegers in het defensief gedrukt waren door de Turkse bevolking.

Het democratisch track record van het westen is immers niet al te best. In 2013 weigerde de Verenigde Staten de ‘democratisch gekozen regering’ van Mohamed Morsi te steunen tijdens de staatsgreep door het Egyptische leger. Ondertussen wordt er voor miljarden aan militair materiaal geleverd aan landen als Saoedi-Arabië. Afgelopen jaar sprak VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra zich zelfs nog uit voor méér samenwerking met autoritaire regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De veroordelingen van de staatsgreep door Obama, Merkel en Rutte zijn eerder ingegeven door het mislukken ervan dan door hun liefde voor democratie.

Verwijzingen naar het regime van Erdogan als de ‘democratisch gekozen regering’ slaan sowieso de plank mis. De afgelopen jaren is Turkije onder leiding van Erdogan steeds verder afgegleden in de richting van een autoritaire politiestaat. In 2013 sloeg de Turkse politie de vreedzame Gezi-protesten met veel geweld neer. Toen de AKP vorig jaar door de winst van de pro-Koerdische HDP niet genoeg zetels behaalde om alleen te kunnen regeren, hervatte Erdogan de oorlog tegen de Koerden, waarna zijn partij na nieuwe verkiezingen alsnog alleen een regering kon vormen. Twee maanden terug werd zelfs premier Ahmed Davutoglu, een trouwe bondgenoot van Erdogan, gedwongen af te treden wegens meningsverschillen.

De staatsgreep heeft de positie van Erdogan op korte termijn versterkt, wat hem in staat stelt zijn greep op de Turkse staat en maatschappij nog verder te vergroten. In de dagen na de coup zijn 10.000 mensen vastgezet en 50.000 mensen ontslagen of geschorst. Onder hen zijn niet alleen de militairen die deelnamen aan de coup, maar ook tienduizenden rechters, journalisten en docenten. Ondertussen grijpen groepen aanhangers van de AKP en van de fascistische MHP de situatie aan om wijken waar veel minderheden wonen aan te vallen. De noodtoestand die nu voor drie maanden is afgekondigd is niet bedoeld om deze mensen in toom te houden. In plaats daarvan zal de heksenjacht op politieke tegenstanders worden voortgezet. ‘Er zijn veel mensen gearresteerd maar het einde is nog niet nabij’, aldus Erdogan.

De grote winnaar van de staatsgreep is niet de democratie, maar Erdogan. Hij noemde de staatsgreep zelf dan ook een ‘geschenk van god’. De grote verliezer is de Turkse bevolking die geconfronteerd zal worden met toenemende repressie. Het lichtpunt is dat de herinnering aan de massamobilisaties die een einde aan de coup maakten niet zomaar verdwijnt. Veel mensen hebben zelf kunnen meemaken dat wanneer ze eendrachtig, massaal en daadkrachtig optreden, ze in staat zijn het op te nemen tegen geweren, tanks en F-16’s. Dat is de basis waarop links het verzet tegen de staatsgreep kan gebruiken om de strijd voor democratie te voeren.