Turkije niet veilig voor vluchtelingen

Terwijl de EU Turkije veilig genoeg heeft verklaard om vluchtelingen naar het land terug te sturen, neemt het geweld in het land hand over hand toe. In de Koerdische steden zijn door het weer opgelaaide conflict honderden doden gevallen. Overal in het land staan democratische vrijheden onder druk.
11 maart 2016

Door Angela Ettema

Het is moeilijk om je voor te stellen dat de AKP-regering nog tot vorig jaar vredesonderhandelingen voerde met de Koerdische beweging PKK. Op Newroz (Koerdisch nieuwjaar) 21 maart vorig jaar kondigde de gevangen PKK-leider Öcalan het einde aan van veertig jaar gewapende strijd. Bij de parlementsverkiezingen van juni behaalde de uit de Koerdische beweging voortgekomen linkse partij HDP een succes door 13 procent van de stemmen te halen. Een vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie leek binnen handbereik.


Escalatie

Afgelopen zomer laaide echter het geweld weer op. Bij een zelfmoordaanslag in Suruç werden 32 jonge activisten gedood, die solidariteit gingen betuigen aan de Koerdische plaats Kobane in Syrië. De aanslag werd opgeëist door Daesh (Islamitische Staat). Twee dagen later nam een aan de PKK gelieerde groep wraak door twee politieagenten te vermoorden, die zouden hebben gecollaboreerd met Daesh.

President Erdogan greep dit aan om de situatie te laten escaleren in de aanloop naar nieuwe verkiezingen. Op deze manier hoopte hij nationalistische stemmen te winnen en de AKP weer de absolute meerderheid te bezorgen. Bij een zelfmoordaanslag op een landelijke vredesdemonstratie in Ankara vielen op 10 oktober meer dan honderd doden. De oppositiepartijen legden hun verkiezingscampagne stil en de AKP kreeg in november opnieuw een meerderheid van de stemmen.

De afgelopen maanden heeft de Turkse staat hard ingegrepen in de Koerdische steden. Radicale Koerdische jongeren, die de hoop op een vreedzame politieke oplossing hebben verloren, hebben greppels gegraven en verdedigen hun wijk gewapenderhand tegen politie en leger. De oorlog, die vroeger in afgelegen berggebieden plaatsvond, heeft zich verplaatst naar de steden.

De staat heeft in veel Koerdische plaatsen, waaronder Cizre en het district Sur in Diyarbakir, langdurige uitgaansverboden afgekondigd. Daarbij gaat het niet om een avondklok. Mensen kunnen letterlijk wekenlang de straat niet op. Honderden burgers zijn omgekomen door geweld en gebrek aan medische zorg. Woonwijken zijn tot puin geschoten en honderdduizenden hebben hun huis moeten verlaten. De op sociale media veelvuldig gedeelde foto’s van Cizre na 59 dagen van uitgaansverbod doen denken aan beelden uit Syrië of Gaza.

Verzet

In heel Turkije wordt de ruimte voor een politiek die pleit voor een vreedzame oplossing steeds kleiner. Politici van de HDP worden door de regering weggezet als handlangers van terroristen en door de media zo goed als geboycot. De media zijn de afgelopen jaren steeds verder gelijkgeschakeld. Kritische journalisten worden door Erdogan verbaal aangevallen en vervolgens op sociale media bedreigd door agressieve trollen. Tientallen journalisten hebben hun baan bij kranten of tv-zenders verloren nadat de regering druk had uitgeoefend op mediaconcerns.

In januari ondertekenden meer dan duizend academici een petitie, waarin ze aangaven niet medeplichtig te willen zijn aan de misdaden van de staat. Dit initiatief, Academici voor Vrede, kreeg internationaal steun van bekende intellectuelen als Judith Butler, David Harvey en Noam Chomsky. In Turkije verklaarden een reeks andere beroepsgroepen, zoals journalisten, juristen, theatermakers en gezondheidswerkers zich solidair.

President Erdogan beschuldigde de academici van ‘hoogverraad’ en officieren van justitie klaagden hen aan wegens ‘propaganda voor een terroristische organisatie’. Veel ondertekenaars kregen te maken met intimidatie, disciplinaire maatregelen en zelfs ontslag. Een land dat zijn eigen burgers zo behandelt, is niet veilig om vluchtelingen naar terug te sturen.

Dat weten de Europese leiders ook. Het voortgangsrapport 2015 van de Europese Commissie gaf felle kritiek op de mensenrechtensituatie. Maar publicatie van dit rapport werd uitgesteld omdat de EU het uitzetten van vluchtelingen belangrijker vindt dan de mensenrechten.