TTIP, CETA & TiSA: een antikapitalistische kritiek

Door Mark Kilian
Handelsverdragen hebben een traditie in het kapitalisme, en het verzet ertegen inmiddels ook. In 1999 verlamden tienduizenden activisten, van vakbonden tot milieuorganisaties, de besprekingen van Wereldhandelsorganisatie WTO, onder de leus ‘Onze wereld is niet te koop’. Sindsdien waren de WTO-bijeenkomsten mikpunten van protest, van Cancun tot Hongkong.
Niet alleen hierdoor heeft de WTO aan betekenis ingeboet. Het orgaan bestaat uit rijke en arme landen, van de VS en Europa tot Azië en Afrika. In de afgelopen 30 jaar heeft de liberalisering van de wereldeconomie de onderlinge verschillen vergroot. Daarom vormden landen in het globale zuiden eigen handelsblokken, zoals Mercosur in Latijns-Amerika en de ASEAN plus 6 in Azië.
Tegelijk is de geopolitieke machtsstrijd verhevigd tussen westerse landen enerzijds, en Rusland en China aan de andere kant. Dit ondermijnde de basis voor multilaterale akkoorden (met meerdere landen), zodat de VS en Europa nu grossieren in bilaterale overeenkomsten. In die lijn gaan het Trans-Atlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA), en het Trade in Services Agreement (TiSA) over de VS, Canada en Europa: de kern van het westers kapitalisme.
‘Foute handelsverdragen’
De FNV noemt TTIP, CETA en TiSA ‘foute handelsverdragen’. De tekst van de verdragen belooft weinig goeds, maar ‘foute handel’ benoemt het probleem niet.
‘Eerlijke’ handel bestaat niet. Om leningen te krijgen van IMF en Wereldbank zijn talloze derdewereldlanden overgegaan tot de productie van ‘cash crops’, en moesten ze zorg, onderwijs en andere voorzieningen afbreken. Nederlandse rozenkwekers in Ethiopië verbruiken jaarlijks miljarden liters water, en ondermijnen zo de consumptie van de lokale bevolking – onder een fairtradekeurmerk.
Bovendien gaan de verdragen niet alleen over handel, maar ook over investeringen. Bedrijven krijgen het recht om overal in de aangesloten landen te investeren, en daar bovendien winst van te verwachten. TTIP en CETA leggen dit vast voor de maakindustrie en TiSA voor de dienstensector – inclusief energie, drinkwater, onderwijs en zorg.
Cultuur
Dat de onderhandelingen over TTIP in de zomer leken vast te lopen, werd door gematigde tegenstanders geweten aan culturele verschillen tussen Europa en de VS. De ‘Amerikaanse claimcultuur’ zou recht tegenover het ‘Europese voorzorgsprincipe’ staan. Dit te veel benadrukken, schept echter illusies in de Europese Unie. Het voorzorgsprincipe betekent dat autoriteiten mogen ingrijpen als een bedrijf een schadelijk product op de markt brengt of het milieu vernietigt. Het afschaffen hiervan betekent minder controle op grote bedrijven, en als socialisten zijn we daar tegen.
Maar in veel opzichten hebben de EU en de VS dezelfde cultuur. Voor bedrijven telt maar één ding: winstmaximalisatie. Het gesteggel over details laat zien dat de VS en de EU niet simpelweg één kamp zijn, maar ‘vijandige broeders’ zoals Marx het zei. Beide willen vrijhandel, maar bescherming van bepaalde sectoren: de VS voor hun auto-industrie, en de EU voor de landbouw.
Maar het Verdrag van Lissabon, Europa 2020 en andere EU-plannen komen direct uit de koker van de European Round Table of Industrialists, een lobbyclub van grote Europese multinationals. Het aantal lobbyisten in Brussel is bijna net zo groot als het aantal ambtenaren: 30.000. Van Philip Morris tot Volkswagen saboteren de bedrijven maatregelen tegen hun schadelijke producten. Net als in de VS, bepalen grote bedrijven al lang welke kant Europa op gaat. De EU is geen slachtoffer.
‘De EU ziet TiSA als een manier om zichzelf de uit crisis te exporteren’, zegt Myriam Vander Stichele van SOMO. TISA zou nieuwe markten moeten openen voor Europa, en leiden tot economische groei en werkgelegenheid. Maar tegelijk worden alle publieke diensten blootgesteld aan verscherpte internationale concurrentie. ‘Efficiëntie is gericht op kostenvermindering en niet zozeer op wat het beste is voor de klant of de werknemer’, aldus Vander Stichele.
Winst, markt en democratie
In TTIP en CETA is de zogenaamde ISDS-clausule opgenomen (Investor-State Dispute Settlement), waarmee bedrijven staten voor een speciale rechter kunnen dagen als ze hun winstverwachtingen of ‘recht’ om te investeren bedreigd zien.
ISDS is al ingezet in honderden gevallen, vooral op de terreinen van arbeidsvoorwaarden, milieu en gezondheidszorg. Zo claimde Veolia 82 miljoen van Alexandrië (Egypte) toen daar in 2015 het minimumloon omhoog ging. Het Canadese OceanaGold eiste 315 miljoen dollar van El Salvador toen de regering een goudwinningsoperatie wilde sluiten. En de Nederlandse verzekeraar Achmea kreeg 2 miljard van de Poolse regering toen deze afzag van de privatisering van een zorgverzekeraar. In al deze gevallen wordt de winst geprivatiseerd, en het risico – dat vroeger ‘bedrijfsrisico’ heette – afgewenteld op werkende mensen.
Bovendien wordt in TiSA marktwerking vastgelegd als onomkeerbaar proces, via de zogenaamde Standstill en Ratchet clausules. Zelfs diensten die in de toekomst ontstaan, worden onderhevig aan marktwerking.
De markt faalt op alle fronten. In de huursector leidt ‘marktwerking’ tot een prijsexplosie en in de zorg zijn de prijzen in 10 jaar met 45 procent gestegen. Omdat het ‘recht’ van bedrijven op winst wordt beschermd, kunnen we woekerprijzen voor medicijnen verwachten. De prijzen voor medicijnen in de VS zijn de hoogste ter wereld.
In 2014 protesteerde de chemiegigant Bayer nog tegen India, dat het peperdure Nexavar (67.000 dollar per jaar) liet namaken voor 177 dollar. CEO Marijn Dekkers noemde dit ‘diefstal’; ‘We hebben dit product ontwikkeld voor westerse patiënten die het zich kunnen veroorloven, eerlijk gezegd.’ Straks kan Bayer over dit soort kwesties een rechtszaak beginnen tegen staten binnen de verdragszone.
Volgens Corporate Europe Observatory is 55 procent van alle ISDS-zaken wereldwijd door slechts 15 verschillende mensen in behandeling genomen en beslist. SP-Europarlementariër Anne-Marie Mineur zegt: ‘Meerdere prominente arbitragerechters zitten in het bestuur van multinationals. Of hebben een belangrijke rol gespeeld als hoofdonderhandelaar bij vrijhandelsverdragen waarin ISDS systemen zijn opgenomen.’
Zestig procent van de ISDS-zaken is gericht tegen ontwikkelingslanden. Bedrijven die zaken aanspannen komen vooral uit de VS en… Nederland. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste zijn er veel bedrijven als brievenbusmaatschappij gevestigd in dit belastingparadijs. Ten tweede speelt Nederland een voortrekkersrol in het neoliberale project van de EU. Daarom is de strijd tegen TTIP, CETA en TiSA in de eerste plaats een direct gevecht tegen onze eigen regering.
Verzet
Terwijl de beperkingen voor handel en investeringen worden opgeheven, krijgen staten en regeringen verplichtingen opgelegd. Dit werkt door in de hele maatschappij. TTIP, CETA en TISA raken straks 2 miljard mensen wereldwijd. Er is een enorm potentieel voor verzet.
Tot in september sloeg de FNV een gematigde toon aan over TTIP. De bond mobiliseerde onder de leus ‘Voor eerlijke handel’ en eiste aanpassing van TTIP en CETA. Onder druk van kritische leden eist de bond nu – schoorvoetend – dat de verdragen van tafel gaan.
Dat werd tijd. In Duitsland waarschuwt bijvoorbeeld de vakbond IG Metall dat de VS slechts twee van de acht kernpunten van de internationale vakbond ILO heeft onderschreven, en dat vooral in het zuiden van de VS wordt gewerkt met vakbondsvrije zones. De ‘handelsverdragen’ zijn een opmaat tot verdere repressie van vakbonden en stakingsrecht.
Op 22 oktober, vijf dagen voordat CETA zou worden getekend, moet de schaal van protest dus zo groot mogelijk zijn. Er wordt internationaal opgeroepen om die dag in Amsterdam te demonstreren.
Nu is het zaak dat de organisaties die ‘TTIP Alarm’ ondersteunen hun basis maximaal mobiliseren. De verdragen treffen zorgwerkers en brandweer net zo hard als de staalarbeiders bij Tata Steel – niemand blijft gespaard. Alle netwerken, van milieuorganisaties tot de vakbond, moeten nu oproepen voor de 22ste.
Tegelijk is het belangrijk om te zien dat de verdragen verbonden zijn met de logica van het kapitalisme zelf. Dus terwijl we mobiliseren met de leus ‘Mensen boven winst!’ moeten we de discussie aangaan over hoe we de macht van de grote bedrijven kunnen stoppen, en een rechtvaardige maatschappij creëren voor iedereen.