Tien jaar sinds ‘Genua’: Berlusconi, links en de bewegingen in Italië

Deze week is het precies tien jaar geleden dat de massaprotesten tegen de G8-top in Genua plaatsvonden, die de wedergeboorte van strijdbaar links in Italië inluidden. De nieuwe sociale bewegingen tegen kapitalisme en oorlog zouden veel mensen in Europa inspireren, maar ze bleken niet in staat om het rechtse offensief van Berlusconi een halt toe te roepen. Karwan Fatah-Black blikt terug.
18 juli 2011

Foto’s: (boven) Het politieoptreden tijdens de G8-top in Genua in 2001 leidde tot de dood van betoger Carlo Giuliani / (onder) Half februari 2011 werd in meer dan 230 Italiaanse steden en dorpen door naar schatting 1 miljoen Italianen, vooral vrouwen, gedemonstreerd tegen het ‘seksistische bewind van Berlusconi’.

Sinds de WTO-top in Seattle van eind 1999 was er rond de topontmoetingen van financiële instituties een veelkleurige antikapitalistische beweging opgekomen die zich verenigde rond leuzen zoals ‘mensen boven winst’. Deze ‘andersglobaliseringsbeweging’ demonstreerde niet alleen, maar was ook gericht op openlijke confrontatie met de machthebbers en deed pogingen de topontmoetingen te verstoren.

Toen de G8-top in de zomer van 2011 neerstreek in Genua had de Italiaanse politie grote delen van de stad verklaard tot ‘rode zones’ waar geen protest mocht plaatsvinden. Agenten werden van hogerhand opgestookt om het protest met harde hand neer te slaan. Op de tweede dag van het protest werden vreedzame demonstranten bruut aangevallen, terwijl vermomde agenten in andere delen van de stad als provocatie auto’s en banken in brand staken. Bij de confrontaties kwam de jonge demonstrant Carlo Giuliani om het leven.

De tactiek van Berlusconi’s regering had een averechts effect. De relatief nieuwe linkse partij Rifondazione Comunista (Heropgerichte Communisten) gooide al haar gewicht in de strijd om het protest de volgende dag te vergroten. Vanuit het hele land werden treinen georganiseerd om naar Genua te komen. In alle steden werden sociale fora opgericht om de ‘No Global’ beweging op te bouwen.

Krachtmeting

De massademonstratie die volgde was de eerste grote overwinning voor links in een krachtmeting met de neoliberale regering. In de nasleep van het protest in Genua bloeide een aantal bewegingen parallel aan elkaar op. In maart van 2002 organiseerden de gezamenlijke vakbonden een demonstratie tegen Berlusconi’s bewind. Het werd met 3 miljoen demonstranten de grootste naoorlogse demonstratie in Italië.

Tijdens de demonstratie stonden de politici van linkse oppositiepartijen voor het podium te dringen om er op te komen. Maar de vakbondstop liet ze tegenhouden. In plaats van de veelheid van linkse partijen zichtbaar te maken wilde de vakbondsleiding ‘onverdeelde eenheid’ uitstralen. Ook binnen de beweging van de sociale fora was er een sterke tendens om politiek buiten de deur te houden.

Na dit massaprotest was het duidelijk dat de vakbeweging terug op straat was, en dat men bereid was het gevecht met de regering aan te gaan. De drie grote vakbonden riepen voor het eerst in twintig jaar een algemene staking van acht uur uit. Inmiddels had Berlusconi zich ook opgeworpen als trouwe bondgenoot van Bush in de oorlogen in Afghanistan en Irak. Dit was in lijn met de rol van Italië als uitvalsbasis tijdens het NAVO-optreden in Servië. In de aanloop naar de Irak-oorlog ontstond in Italië een van de grootste anti-oorlogsbewegingen van Europa.

Sociale fora

De sociale fora vormden de kern van de beweging. Naast de grote demonstraties en manifestaties hingen honderdduizenden Italianen vlaggen met ‘pace’ (vrede) uit hun raam. Op het Europees Sociaal Forum (ESF) in Florence in 2002 bleek dat de Italiaanse beweging in heel Europa een rol speelde in de revival van oppositiebewegingen. Na de anti-oorlogsdemonstratie van een miljoen mensen als onderdeel van het ESF, riepen de organisatoren 15 februari 2003 uit tot Europese dag tegen de oorlog. De oproep leidde tot het grootste gelijktijdige en wereldwijde protest ooit gehouden.

Geen van de bewegingen wist echter een doorbraak te forceren. De leus ‘een andere wereld is mogelijk’ vond brede weerklank, maar materialiseerde niet in een strategie om tot concrete verandering te komen. Ondanks de strijd deed Berlusconi geen concessies, en de bewegingen hadden op deze botheid geen passend antwoord. Eind 2005 waren er al zes algemene stakingen geweest. Maar het waren stakingen met beperkingen: mensen durfden het niet aan om voor onbepaalde tijd het werk neer te leggen. Het waren symbolische acties, waarna het werk weer werd opgepakt.

Door politiek buiten de bewegingen te houden werden politieke keuzes door de beweging uit de weg gegaan. Dit gaf de grote gevestigde partijen juist een voorsprong op het moment dat er verkiezingen voor de deur stonden. Zonder veel problemen konden zij de bewegingen voor hun karretje spannen. Via een traject van voorverkiezingen werd de mobilisatie van de sociale fora omgebogen tot een parlementair vehikel.

Linkse meerderheid

In tegenstelling tot de verwachte 1 miljoen stemden er 4,3 miljoen mensen in de voorverkiezingen. De sociaal-democraat Prodi werd hiermee het gezicht van de linkse coalitie. Maar in de daarop volgende landelijke verkiezingen was de overwinning van Prodi minimaal – hij haalde 49,8 procent van de stemmen, en Berlusconi 49,7 procent.

De druk op de linkse partijen om ten koste van alles een ‘linkse meerderheid’ met Prodi te vormen was groot. Deze coalitieregering liep echter uit op een nachtmerrie voor alle betrokkenen. Rifondazione, de meest zichtbare partij in de beweging, nam nu deel aan een regering die uiteindelijk neoliberale maatregelen zou accepteren en de Italiaanse troepen niet terughaalde uit Afghanistan.

Prodi slaagde er ook niet in om de partijen bij elkaar te houden. Toen in 2008 de regering voor de tweede maal viel, werden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Leidende partijen binnen de beweging, zoals Rifondazione, hadden door hun regeringsdeelname al hun krediet verspeeld, zonder dat er substantiële veranderingen waren afgedwongen. De verkiezingen in 2008 betekenden een harde afstraffing van juist deze partijen. Ondanks hun verbond gingen ze allemaal van een plek aan de regeringstafel naar een plek buiten het parlement.

Identiteitscrisis

In het geval van Rifondazione raakte de partij in een identiteitscrisis die ze tot op de dag van vandaag nog niet te boven lijkt te zijn gekomen. En ondanks zijn impopulariteit en diepe verbondenheid met corruptie en schandalen, kon Berlusconi door het uitblijven van een links alternatief in het zadel blijven.

Deze bittere les voor links in Italië is echter niet aan grenzen gebonden. De strijd die opnieuw loskomt in Europa stelt bewegingen en partijen over het hele continent voor vergelijkbare uitdagingen. Het is zaak dat daarbij twee uitersten vermeden worden: het actief buiten de discussies van de bewegingen houden van de kwestie van politiek, maar ook het reduceren van politieke macht tot het veroveren van zetels in de parlementaire arena.

Dat vertrekpunt is minder onrealistisch dan het misschien lijkt. Ongetwijfeld had ook het niet deelnemen aan de regering-Prodi veel stemmen gekost. Maar het had de partijen van de bewegingen wel de beste uitgangspositie gegeven om buiten het parlement te bouwen aan een ‘Egyptisch’ perspectief.