Thierry Baudet, nieuw rechts en de ‘Conservatieve Revolutie’

FvD-bijeenkomst in Zaandam, 2 september 2019.
Nadat Henk Otten FvD uit werd gegooid, kwamen verschillende ex-leden met onthullingen over de gang van zaken in de partij. Deze onderstreepten opnieuw uit welk bruin vaatje Baudet tapt. Hiermee staat hij in een bredere neofascistische traditie.
6 september 2019

Een week of twee geleden deelde Robert Baljeu, die in mei de FvD-fractie in Noord-Holland uit werd getrapt, op twitter een afbeelding van een stapel boeken die hij voor Baudet zou hebben aangenomen van een pakketbezorger. Baudet was kennelijk druk doende om zijn Alfred Rosenbergcollectie compleet te maken, want onder zijn nieuwe aanwinsten zaten opvallend veel boekdelen van en over de beruchte nazi-ideoloog. En verder een boel boeken van en over andere figuren uit het Duitse fascistische milieu van de jaren 20.

Baljeu had er aanvankelijk kennelijk niet veel van gedacht, maar schrok vervolgens toch wel van de naziretoriek die Baudet op de avond van de Provinciale Statenverkiezingen bezigde. Dat moet dan de eerste toespraak zijn geweest die Baljeu van zijn toenmalige leider hoorde, want ook eerder was Baudet bepaald niet spaarzaam met völkische retoriek.

De dag na de Provinciale Statenverkiezingen legde nationalisme-expert Joep Leerssen op Radio 1 haarfijn uit hoe Baudet ideologisch geplaatst moet worden. Baudet staat in de neofascistische traditie van Europees nieuw rechts. Sinds de jaren 50 hebben zij geprobeerd om allerlei fascistische ideologen te conserveren onder de noemer ‘Conservatieve Revolutie’.

Armin Mohler

De centrale speler hierin was de uit Zwitserland afkomstige Armin Mohler, de grondlegger van nieuw rechts in Duitsland.1 Mohler was als jongeman onder de indruk geraakt van de Waffen-SS en het ideaal van een pan-Europese fascistische voorhoede. In 1942 meldde hij zich aan als vrijwilliger, in de hoop deel te mogen nemen aan de genocidale ‘vernietigingsoorlog’ aan het oostfront.

Om onduidelijke redenen werd Mohler niet toegelaten, maar na 1945 probeerde hij zich als academicus nuttig te maken voor de ‘goede zaak’. In 1949 verscheen zijn proefschrift Die Konservative Revolution, wat een ‘handboek’ moest zijn voor het bredere fascistische milieu dat in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog ontstond. Het nazisme kwam uit die bredere beweging voort en kon er rond 1930 de leiding over nemen.

Mohlers boek was bedoeld om dit bredere fascistische milieu af te schermen van het nazisme en tot een substroming van het conservatisme te bombarderen. Op die manier moesten deze fascistische denkers opnieuw respectabel gemaakt worden, zodat ze een inspiratie konden zijn voor een nieuwe fascistische beweging in de toekomst. In zijn boek noemde hij deze voorlopers van de nazi’s de ‘trotskisten van het nationaalsocialisme’2 – zij belichaamden zogenaamd een ander fascisme, een prettiger alternatief voor het nazifascisme.

Maar vooral moesten deze fascistische denkers respectabel gemaakt worden zodat ze als brug naar het nazisme konden fungeren. Ook op latere leeftijd bleef Mohler een bewonderaar van Hitler, in zoverre hij een ‘werkelijke leiding’ had weten te scheppen en kaders wist aan te trekken die ‘stijl’ hadden. De politieke bedoelingen van Mohler en de zijnen worden wellicht het duidelijkst uit de woorden van zijn leerling Götz Kubitschek: ‘een slang vervelt keer op keer zonder te veranderen. Ik denk dat dat ons erg goed karakteriseert.’

Het is in deze zin dat Europees nieuw rechts neofascistisch moet worden genoemd. Hun project bestaat eruit om het fascisme te vertalen naar de periode na 1945: een tijd waarin politiek geweld veel minder geaccepteerd is, waarin de vooruitzichten voor de heersende klasse lang niet zo uitzichtloos is als in het Duitsland van de vroege jaren 30 en waarin links veel minder een bedreiging is voor het kapitaal en de status quo als destijds.

Kritiek

Mohler ging behoorlijk schaamteloos en opzichtig te werk. Zo noemt hij de antisemitische rassengeleerde Houston Chamberlain, zeg maar de Joost Niemöller van het Duitsland van rond 1900, als onderdeel van de Conservatieve Revolutie, terwijl deze een grote en directe invloed op het nazisme had en zelfs lid werd van de NSDAP.3

Ook de fascistische denker Arthur Moeller van den Bruck, bekend van zijn boek Das Dritte Reich en een van de meest geliefde denkers van de Identitaire Beweging, zou een doodgewone conservatief zijn geweest. Voordat Hitler zichzelf als Führer ging zien had hij Moeller van den Bruck, die hij als leider van de ‘nationale beweging’ zag, nog zijn diensten aangeboden.4

Sinds de eerste publicatie van Mohlers boek is het meer en meer bekritiseerd door verschillende wetenschappers, zowel omdat het een naakte poging was om fascistische denkers te rehabiliteren, als omdat het wetenschappelijk volstrekt niet deugde. Politicoloog en extreemrechts-deskundige Stefan Breuer schreef een boek over de ‘Conservatieve Revolutie’, waarin Mohlers concept met de grond gelijk werd gemaakt. De ‘Conservatieve Revolutie’ was zeker niet conservatief, daarbij was het ook geen afgebakende politieke beweging, de term zaaide vooral verwarring – dat was immers ook exact Mohlers doel – en moest daarom ‘uit de lijst van politieke stromingen van de 20ste eeuw geschrapt worden.’5

‘Conservatieve Revolutie’

Dat Thierry Baudet zich op deze ‘Conservatieve Revolutie’ baseert is zonneklaar. In 2017 omschreef Baudet zijn project zelf in die termen. Zijn eindeloos herhaalde belofte van een volkse wedergeboorte of Renaissance wordt door Mohler tot de ‘Leitbilder’ van de Conservatieve Revolutie gerekend.6 Baudets begrip ‘oikofobie’, ‘de angst voor het eigene’, komt inhoudelijk rechtstreeks uit de völkische beweging: ‘De völkischen delen de wereld in in twee streng van elkaar gescheiden helften: in het eigene en het vreemde. Het eigene is het Duitse, dat wat beantwoordt aan de Duitse volksaard; al het andere is tegen het volk [widervölkisch], onduits en daarom vijandig aan alle Duitsers.’7

Ook is Baudet er erg open over dat Oswald Spengler – een van de meest prominente vertegenwoordigers van Mohlers canon – lange tijd een ‘favo auteur’ van hem was was. Baudets ‘kritiek’ op Spengler heeft echter ten onrechte weinig aandacht gekregen. In een interview met zijn geestverwanten Paul Cliteur en Geerten Waling vertelt Baudet hoe hij is gebroken met Spenglers cultuurpessimisme. In de campagne rondom het Oekraïne-referendum sprak hij allerlei mensen en dat leerde hem: ‘er zijn zoveel mensen die onverminderd vitaal zijn en die gewoon de nationale cultuur willen beschermen, alleen het zijn die luitjes daarboven, die leden van het partijkartel die zijn geïnfecteerd met een soort cultuurmarxistisch, oikofoob denken – en dat is het probleem.’

Het was met andere woorden de veronderstelde ‘vitaliteit’ van het Nederlandse volk die Baudet er naar eigen zeggen van overtuigde dat zijn Spengleriaanse pessimisme onnodig was: een völkische wedergeboorte bleek nog mogelijk. In de vroege jaren 20 was Spenglers pessimisme bij sommige meer radicale figuren om dezelfde reden omstreden. Zo vond er een debat plaats tussen Spengler en Arthur Moeller van den Bruck, die Spengler, heel toevallig, in vrijwel exact dezelfde termen bekritiseerde.

Moeller van den Brucks ‘optimisme’ was gebaseerd op zijn geloof in het bestaan van ‘jonge volkeren’, die een toekomst voor zich hadden, vanwege hun ‘enthousiasme, wilskracht en hun stromende vitaliteit.’ En dit maakte het volgens Moeller van den Bruck mogelijk dat de ondergang van het Avondland kon worden voorkomen: ‘overal waar een jong, creatief volk, dat in staat is tot cultuur en kunst, in contact komt met de oudheid en er kennis van neemt, vindt er een Renaissance plaats.’8

Baudets eigenaardige opvatting over de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk is een ander duidelijk voorbeeld. Volgens Baudet ging het Romeinse Rijk aan rassenvermenging ten onder: ‘Er was op een gegeven moment geen etnische Romein meer over.’ Dat klinkt als een variatie op Houston Chamberlains bewering dat het ‘Arische’ Romeinse Rijk door infiltratie van Joden, Grieken en Aziaten raciaal zou zijn verzwakt. Deze ‘verjoding’ leidde volgens Chamberlain tot de ‘rassen- en nationaliteitsloze volkerenchaos van het laatromeinse Rijk.’ Al zou alles van waarde gelukkig nog worden gered door de invallen van de eveneens Arische Germanen.9

‘Bijna geen enkel oud volk is nog over, op de joden na’, zo lichtte Baudet zijn ideeën hierover toe. Dat onderwerpen als eugenetica en rassenleer tijdens het laatste JFvD-congres zo’n prominent thema waren, hoeft dus niet te verbazen.

‘Metapolitiek’

Armin Mohler was bevriend met de centrale figuren uit Frans nieuw rechts. Zij maakten dankbaar gebruik van zijn ‘Conservatieve Revolutie’, en zelf ontwikkelden ze eufemismen als ‘etnopluralisme’ om hun etnische zuiveringsagenda mee aan te duiden. Een ander idee dat de Franse neofascisten formuleerden is dat van een ‘metapolitieke’ strategie: voordat een nieuwe fascistische beweging kan ontstaan, moeten de grenzen van het denkbare worden opgerekt. Neofascisten moesten politiek daarom met metapolitiek combineren. Door eigen media, infiltratie in de wetenschappen en de media konden zij hun ideeën normaliseren.

In Duitsland is op die manier een invloedrijke neofascistische infrastructuur opgezet, vooral door twee leerlingen van Mohler: Karlheinz Weißmann en Götz Kubitschek. Naast het in de jaren 80 opgerichte nieuw rechtse weekblad Junge Freiheit, zetten zij in de eerste jaren van de 21ste eeuw de denktank Institut für Staatspolitik (IfS), uitgeverij Antaios en het meer theoretische blad Sezession op.

Dit nieuw rechtse netwerk werd snel een verzamelplek en discussieplatform voor nationaalconservatieven en neofascisten uit de AfD, maar ook neonazi’s uit de hoek van de NPD en Dritte Weg, neofascisten uit de Identitaire Beweging en voor meer recht-toe-recht-aan-racisten uit de hoek van Pegida.

Dit neofascistische netwerk heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de AfD, dat als een eurosceptische partij begon, maar inmiddels sterk onder invloed staan van de neofascisten. Björn Höcke, de leider van de neofascistische ‘Flügel’, lijkt inmiddels de dominante stroming binnen de partij te vertegenwoordigen. Ondanks het feit dat Kubitschek geen AfD-lid is, heeft zijn netwerk hier een belangrijke rol in gespeeld.

Hij schreef het manifest voor de ‘Flügel’ en kan naast Höcke ook AfD-voorzitter Gauland onder zijn vrienden rekenen. Veelzeggend is ook dat Alice Weidel, met wie Gauland het voorzitterschap deelt en die hierin de meer ‘gematigde’ kant van de partij moest vertegenwoordigen later deze maand spreekt op de zomeracademie van Kubischeks IfS. Geen wonder dat AfD-oprichter Bernd Lucke, die de partij in 2015 verliet, Kubitscheks invloed groter inschat dan die van Höcke zelf.

Nederland

In Nederland is het neonazi-milieu veel kleiner dan in Duitsland en ook een centraal georganiseerd neofascistisch netwerk zoals dat van Kubitschek ontbreekt hier gelukkig. Dat neemt niet weg dat we in Nederland sinds 2000 een losser netwerk met grofweg dezelfde ideeën hebben zien ontstaan. GeenStijl, dat in reactie op de beweging tegen de Irakoorlog werd opgericht, een duidelijk extreemrechtse signatuur heeft en zich soms zelfs schuldig maakt aan de verspreiding van expliciete neonazi-propaganda is daar een bekend voorbeeld van. Maar ook het ‘serieuzere’ neofascistische geluid van The Post Online, de uiterst rechtse uitgeverij De Blauwe Tijger, het alt-right kanaal Café Weltschmerz en kleinere spelers als de Dagelijkse Standaard, Novini en Opiniez helpen om neofascistische ideeën in Nederland te verspreiden en te legitimeren.

Figuren als Yoeri Albrecht en Marianne Zwagerman speelden een belangrijke rol in de aankoop van TPO en GS door respectievelijk Veronica en Telegraaf Media Groep. De extreemrechtse zakenman Erik de Vlieger is betrokken bij GS en Café Weltschmerz en investeerde in het Engelstalige alt-right complotblog Voice of Europe.

Parallel aan de opkomst van allerlei bruine media werd de ruimte voor nieuw rechts gedachtegoed ook in de reguliere media groter. Bij de Volkskrant was dat de verdienste van Philippe Remarque en opiniechef Chris Rutenfrans. Inmiddels blijkt dat neofascistisch rechts op Twitter dominant is en dat de antisemitische ‘rassengeleerde’ Joost Niemöller de meest invloedrijke twitteraar is.

Kaders en stoottroepen

Hoewel de AfD onder druk van de neofascistische stroming behoorlijk is geradicaliseerd en, zoals blijkt uit de recente landsverkiezingen, op sommige plaatsen op de steun van zo’n kwart van het electoraat kan rekenen, blijft het opbouwen van een straatbeweging moeilijk. In 2018 demonstreerde de partij in Berlijn, maar wist daar nog niet de helft van de gehoopte 12.000 mensen op de been te krijgen. De AfD’ers werden volledig overschaduwd door massale antifascistische acties die gezamenlijk meer dan 70.000 mensen op de been kregen. Partijen als FPÖ en Rassemblement Nationale (voorheen Front Nationale) hebben hetzelfde probleem.

In veel gevallen proberen zij dit te verhelpen door een arbeidsdeling aan te gaan met groepen uit de Identitaire beweging. Een documentaire van Al-Jazeera onthulde hoe nauw die banden in Frankrijk zijn.

Het lijkt erop dat Baudet aanvankelijk iets vergelijkbaars heeft geprobeerd. Volgens Paul ‘Dox’ Peters, een oudgediende binnen de Nederlandse neonazi-scene en tegenwoordig leider van Identitiair Verzet, sprak Baudet vroeger geregeld op ‘huiskamerbijeenkomsten van patriotten.’ Ook haalde Baudet de banden aan met de Vlaamse neofascist Dries van Langenhove, die hij uitnodigde om deel te nemen aan een Zomerschool van JFVD.

Baudet kan namelijk niet interveniëren in een bredere partij die hij naar rechts kan trekken zoals de neofascisten in Duitsland hebben gedaan. Hij staat zelf in het centrum van de partij en probeert zowel aan aan zelfbewuste neofascistische kern als aan een bredere en softere schil te bouwen die hem een respectabel imago kunnen verschaffen en die hij verder naar rechts kan trekken zonder ze af te schrikken.

Vooral het opbouwen van een neofascistische kern bleek lastig, want bestaande groepen waren klein, marginaal en zaten erg dicht tegen de neonazi-scene aan – Paul Peters is bijvoorbeeld veroordeeld wegens het vernielen van een Joodse begraafplaats.

Bij het laatste congres van FvD in november 2018 lijkt de partij op dit punt van koers te zijn veranderd. Daar vond intern enige discussie plaats over het gebrek aan FvD-bijeenkomsten. Het bestuur vond dat risicovol, want openbare bijeenkomsten zijn moeilijk te controleren. Alleen JFVD moest dit soort bijeenkomsten organiseren, daar werd minder op gelet. Het idee lijkt te zijn om JFVD als een activistische neofascistische beweging op te bouwen.

JFVD-leider Frederik Jansen valt op in zijn bizarre völkische retoriek: juist in de ‘eerste ontwaking’ van het Nederlandse volk ‘ligt de grootste verworvenheid van onze natie. De grootste prestatie, een die in essentie al is voltooid en niet meer kan worden geperfectioneerd. Het kan enkel andere vormen aannemen. En de ontwaking van Nederland in de 16de en 17de eeuw is wat ons kenmerkt voor altijd. Iets wat vastligt in ons DNA en wat we altijd zullen meedragen. Een schilderij van Rembrandt, een zeeslag van Piet Hein, een gloeilamp van Philips – het zijn allemaal uitingen van één en dezelfde Nederlandse ziel.’

Jansens generatie, zo benadrukt hij keer op keer, is de laatste die het tij nog kan keren voordat het Nederlandse volk ten ondergaat aan de cultuurmarxistische volksvermenging. ‘En daarom hebben we maar één keus: en dat is ten ondergaan of vechten voor een Renaissance.’

Hoewel de Baudetjeugd behoorlijk wat leden heeft is de harde kern nog klein, waarschijnlijk niet meer dan enkele honderden. Toch zijn er al verschillende voorbeelden van georganiseerde pogingen van JFVD’ers om tegenstanders te intimideren en aan te vallen.

‘Ruzie’

Het gebrek aan een zelfbewust kader levert Baudet allerlei problemen op, zoals duidelijk blijkt uit zijn conflict met Henk Otten. Baudet moest steunen op allerlei figuren die niet geschoold waren in de fascistische traditie en daarom niet wisten waar ze instapten. Vanuit electoraal perspectief leek Baudets ‘boreale gelul’ en zijn ‘narcisme’ (dat wil zeggen: zijn introductie van het Führerprincipe binnen de partij) erg ‘onhandig.’

Maar Baudets neofascistische project beperkt zich niet tot electoralisme. Het gaat hem om het verschuiven van de grenzen van het ideologische klimaat en om het opbouwen van een nieuwe fascistische beweging en van een maatschappelijke machtsbasis.

De onthullingen van zijn voormalige partijgenoten zijn smullen en ze bevestigen wat Baudets project is. Maar het is zeer de vraag of dit FvD blijvende schade zal toebrengen. De bijeenkomst die de partij in Zaandam hield maakt dit duidelijk: daags nadat bleek dat Baudet zijn snoepreisjes niet had gemeld kreeg hij 2000 aanhangers op de been. Voor hen was er geen twijfel dat hun grote leider niets had misdaan, maar slachtoffer was geworden van een linkse samenzwering tegen hun partij en tegen het volk. Als Baudet straks voor laster zou worden veroordeeld zal dat voor hen slechts bewijzen dat ook de rechterlijke macht in het complot zit. Vooralsnog helpt dit Baudet vooral om de greep op zijn partij te versterken.

Noten

1. Zie over Mohler onder meer Volker Weiß (2017) Die Autoritäre Revolte. Die Neue Rechte und der Untergang des Abendlandes. Stuttgart: Klett-Cotta. 39-63 en ‘Er forderte die Revolution von rechts’.

2. Armin Mohler (1989), Die Konservative Revolution in Deutschland 1918-1932. Ein Handbuch. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft. 4

3. Johann Chapoutot (2015), ‘From Humanism to Nazism: Antiquity in the Work of Houston Stewart Chamberlain’, Miranda 11: 3

4. Ian Kershaw (1998), Hitler 1889-1936: Hubris. Londen: Allen Lane. 169-70 en Fritz Stern (1974), The Politics of Cultural Despair. Berkeley: University of California Press. 237-8

5. Stefan Breuer (1993), Anatomie der Konservativen Revolution. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft. 180-1

Het is nogal absurd dat Merijn Oudenampsen, die van mening is dat FvD een conservatieve partij is die niets met Europees nieuw rechts van doen heeft, Baudet wél in verband brengt met de ‘Conservatieve Revolutie’. Nog absurder is dat hij dat ook nog eens aanvoert als argument voor het veronderstelde ‘conservatisme’ van Baudet. Op deze manier speelt hij in feite het mystificerende spelletje van Mohler en de zijnen mee.

6. Mohler, op. cit. 103-17

7. Kurt Sontheimer (1978) Antidemokratisches Denken in der Weimarer Republik. München: dtv. 132

8. Dit is de weergave van de Franse neofascistische ideoloog Alain de Benoist, een vriend van Mohler. Het ligt voor de hand dat Baudet niet direct teruggrijpt op het debat tussen Spengler en Moeller van den Bruck, maar via deze omweg. Alain de Benoist, (n.d.) ‘Arthur Moeller van den Bruck’ 28-9 Zie ook Stern, op. cit. 238-9

9. Chapoutot, op. cit. 5-6