Terry Pratchett 1948-2015: fantasie als kritiek op de werkelijkheid

Op 12 maart overleed de Britse schrijver Terry Pratchett aan de gevolgen van alzheimer. Meer dan dertig jaar nadat het eerste boek in de Schijfwereld-serie verscheen, is zijn satirische fantasy nog altijd uniek. Max van Lingen bespreekt zijn literaire erfenis.
15 april 2015

Om het niveau van absurdisme in de Schijfwereld te schetsen, is het genoeg om een omschrijving te geven van de wereld. De Schijfwereld is, zoals de naam doet vermoeden, een schijf. Deze schijf rust op de ruggen van vier olifanten. Op hun beurt staan de olifanten op het schild van A’tuin de Grote, een kosmische schildpad die zich als onderdeel van de schildpaddengroep Chelis Galactica doelloos door het multiversum voortbeweegt.

Hiermee trekt Pratchett het primaire kenmerk van fantasy, namelijk dat het niet echt is, in het extreme. Het is precies dat kenmerk waardoor het genre vaak met scheve ogen bekeken wordt binnen de literatuur. Maar buiten de literaire elite is fantasy een mateloos populair genre. J.R.R. Tolkien (In de ban van de ring) is één van de bekendste schrijvers van de twintigste eeuw, terwijl de boeken van Pratchett, net als die van J.K. Rowling (Harry Potter), George R.R. Martin (Game of Thrones) en Robert Jordan (Rad des Tijds), met miljoenen over de toonbank gaan. Pratchett was in de jaren negentig de best verkopende auteur in Groot- Brittannië en met maar liefst vijftien noteringen is hij de auteur met de meeste boeken in de top-200 van de BBC.

Volgens de marxistische fantasyauteur China Miéville is die populariteit genoeg reden voor socialisten om zich in fantasy te verdiepen. ‘Ik denk dat we geïnteresseerd moeten zijn in de vraag waarom bepaalde artistieke vormen en genres populair zijn en we moeten proberen te begrijpen waarom ze dat zijn.’ De marxist José Monleon beschrijft in Een spook waart rond in Europa fantasy als een reactie op het kapitalistische rationalisme dat ons dagelijks leven domineert.

Soms neemt die de vorm aan van een conservatieve reactie, zoals de nostalgie naar de middeleeuwen die terug te vinden is in In de ban van de ring van Tolkien, maar soms kan het ook progressieve vormen aannemen. Helaas wordt fantasy als genre vooral beoordeeld op basis van het werk van Tolkien.

Troost

Tolkien zelf schreef in Over sprookjes dat het doel van fantasy troost bieden is, waarbij een goed einde centraal staat. Het beeld dat in het werk van Tolkien ontstaat is dat problemen met het systeem veroorzaakt worden door oproerkraaiers van buiten en kunnen worden verholpen wanneer goede mensen ingrijpen om de dingen weer te maken zoals ze waren. Door de populariteit van Tolkien is deze insteek de meest voorkomende in het genre, maar het is zeker niet de enige.

De kritiek van gevestigde literaire critici dat fantasy niet echt is, gaat eraan voorbij dat echt en niet echt twee zijden van dezelfde medaille zijn. Miéville zegt hierover: ‘Het echte wordt gevormd door een proces van constante verwijzing naar het niet-echte. Ons begrip van wat mogelijk is en wat niet, beïnvloedt direct onze transformatieve capaciteit. Je moet weten hoe de wereld niet is om haar te kunnen veranderen.’ Pratchett speelt in zijn boeken voortdurend met de verhouding tussen echt en niet-echt door absurdistische verhalen te combineren met verwijzingen naar de echte wereld.

Een van de voorbeelden hiervan is de beschrijving die Pratchett geeft van de (3000 belangrijke en ontelbare onbelangrijke) goden die in de Schijfwereld worden aanbeden. Die goden bestaan namelijk echt, maar ze bestaan alleen als iemand in ze gelooft. De vraag of er leven na de dood is wordt op een vergelijkbare wijze behandeld. De inwoners van de Schijfwereld doen na hun dood wat ze bij leven geloofden dat er na hun dood zou gebeuren. Door alles in het absurde te trekken, zet Pratchett steeds opnieuw aan tot nadenken.

Terugkerende karakters

Maar de boeken van Pratchett zijn ook gewoon goed geschreven. Daarbij springen vooral zijn humor en de kleurrijke karakters er uit. Terugkerende karakters als tovenaar Rinzwind, Douwe Flinx van de wacht, de heksen Opoe Wedersmeer, Ootje Nack en Magraat Knophlox en de Dood zijn goed uitgewerkt en ontwikkelen zich door de boeken heen steeds verder. Vooral de Dood maakt een onuitwisbare indruk.

Logischerwijs is hij in elk verhaal aanwezig – voor lezers direct te herkennen aan de hoofdletters waarin zijn uitspraken gedrukt staan – en verschillende keren is hij de hoofdpersoon van een verhaal. Pratchett beschrijft de Dood als een karakter dat geen gevoel heeft en dus ook niet goed of kwaad is (maar dus ook geen gevoel heeft voor de inrichting van zijn eigen onderkomen). De Dood is er gewoon en doet zijn werk… tenzij hij er geen zin meer in heeft.

In 2007 werd bij Pratchett een zeldzame vorm van alzheimer geconstateerd. Vanaf dat moment heeft hij zich ingezet voor meer bewustwording over alzheimer. In samenwerking met de BBC maakte hij een tweedelige documentaire over zijn ziekte. Met deze documentaire won hij een Bafta-award. Daarnaast voerde hij ook campagne als een uitgesproken voorstander van hulp bij zelfdoding. Uiteindelijk stierf hij zelf een natuurlijke dood.

Zijn uitgever sloot zijn Twitter-account af met de tekst:

‘“AT LAST, SIR TERRY, WE MUST WALK TOGETHER.”
Terry took Death’s arm and followed him through the doors and on to the black desert under the endless night.

The End.’