Tegenstellingen, het systeem en zijn dood
Door Peter van Eerbeek
Het doel van het boek is het isoleren en analyseren van de interne tegenstellingen van kapitaal, niet het kapitalisme als geheel: ‘Ik wil weten hoe de economische motor van kapitalisme werkt zoals deze werkt, en waarom deze mogelijk stilvalt en stottert en soms op de rand instorten lijkt te staan. Ik wil ook aantonen waarom deze economische motor zou moeten worden vervangen en waardoor.’ Dat door deze specifieke focus zaken zoals gender, ras, nationalisme en etniciteit buiten de analyse vallen is voor Harvey een logisch gevolg.
Tegenstellingen
Harvey definieert een tegenstelling als een situatie waarin twee schijnbaar tegengestelde krachten op eenzelfde moment aanwezig zijn. De hoofdmoot van het boek bestaat uit drie verschillende delen, die corresponderen met een door Harvey gehanteerde categorisering van de tegenstellingen: Fundamentele tegenstellingen, bewegende tegenstellingen en gevaarlijke tegenstellingen.
Fundamentele tegenstellingen zijn de constante kenmerken van kapitaal op elke gegeven plek en tijd. Bewegende tegenstellingen zijn instabiel en constant in verandering. De gevaarlijke tegenstellingen zijn in het hier nu een gevaar; niet alleen voor het functioneren van de economische motor van kapitalisme, maar ook voor de reproductie van menselijk leven onder minimaal redelijke condities.
Startend vanuit de tegenstelling tussen realiteit en hoe deze zich voordoet werkt Harvey zeventien verschillende tegenstellingen nader uit. Per tegenstelling wordt aan het eind van het hoofdstuk bekeken wat mogelijke implicaties zijn voor de verdere opbouw van de antikapitalistische beweging.
Verschillende thema’s
In iets minder dan driehonderd bladzijden behandelt Harvey een enorme verscheidenheid aan thema’s en concepten, voorbeelden van allerlei plekken op de wereld en uit verschillende perioden. Zo legt hij aan de hand van de ontwikkelingen in de huizenmarkt in de afgelopen dertig jaar uit wat het verschil is tussen gebruikswaarde en ruilwaarde, en hoe in plaats van gebruikswaarde nu de ruilwaarde domineert, zowel als middel voor om te sparen als voor speculatie.
De verwevenheid en tegenstellingen tussen staat en kapitaal wordt ook op meerdere manieren bezien. Staat en kapitaal zijn met elkaar verbonden via het systeem van (centrale) banken, geldschepping en kredietverlening. De macht van de staat en het bijhorende juridische systeem is essentieel voor het definiëren, vastleggen en afdwingen van privé-eigendom en aan welke juridische personen dit toebehoort.
David Harvey is als geen ander in staat om klassieke ideeën uit de marxistische traditie op heldere wijze uit te leggen, en deze ook toe te passen en te gebruiken om de opkomst van het neoliberalisme sinds de jaren zeventig te analyseren en te verklaren. Zo gaat hij in op de rol van toegenomen financialisering, schuldenlasten, en het ontstaan en uiteenspatten van economische zeepbellen.
Harvey wijst op nieuwe manieren waarop kapitaal in staat blijkt te zijn om winst te generen door het creëren van nieuwe mogelijkheden. Zo is de reclame-industrie niet alleen enorm gegroeid als het gaat om eigen productie; via reclame zijn bepaalde merken ook in staat om monopolistische marktpositie te verwerven, wat hen in staat stelt om hogere prijzen te berekenen.
Harvey heeft veel aandacht voor de manier waarop technologie en innovatie zowel het potentieel ondergraven voor het maken van winst, als nieuwe mogelijkheden hiervoor creëren in de vorm van nieuwe markten. In de productiesfeer neemt de hoeveelheid sociaal noodzakelijke arbeid af door automatisering en robotisering. Hoewel logisch gezien vanuit individuele kapitalisten, ondergraven ze hierdoor het gezamenlijke potentieel voor winst. Door de afname van de hoeveelheid benodigde arbeid in het productieproces wordt de realisatie van winst bemoeilijkt.
Minder arbeid bekent ook een afname van de effectieve vraag, omdat er minder werkers nodig zijn. En minder effectieve vraag betekent dat er minder producten verkocht worden. Tegelijkertijd zou de enorme opkomst van de vrijetijdsindustrie (internet, gaming, film etc.) en de onaflatende stroom van nieuwe consumentenelektronica (computers, telefoons, tablets, spelcomputers, etc.) ondenkbaar zijn zonder de continue stroom van innovatie en technologische ontwikkeling.
Een sterk punt van het boek is dat Harvey de zwaktes en beperkingen blootlegt van veel gangbare ideeën. Microkrediet en microfinanciering wordt door ngo’s, banken en instituten als de Wereld Bank gepresenteerd als een manier om armoede tegen te gaan. Voor Harvey is dit echter onderdeel van het proces waarbij de kosten van sociale reproductie worden neergelegd bij individuen door het creëren van schulden.
Harvey is ook wars van fatalisme. Dit komt het sterkst naar voren waar hij de relatie tussen kapitaal en natuur behandelt. Volgens hem hoeft dit geen fatale tegenstelling te zijn. Het kapitaal heeft een lange geschiedenis van het succes oplossen van ecologische issues, en is zelfs in staat om in dit proces nieuwe markten te creëren. Een verregaande ineenstorting van het milieu zal misschien verregaande aanpassingen vragen van het kapitaal, maar hoeft niet per definitie een probleem te zijn voor het proces van circulatie en accumulatie. Milieuproblemen zijn voor Harvey primair politiek en institutioneel. Omdat het kapitaal niet kan ontsnappen aan de inherente logica om de natuur tot een product en privé-eigendom te maken, is het ook noodzakelijk voor de milieubeweging om antikapitalistisch te zijn.
Kritiek op links
Prettig aan het boek is dat het allerlei stof biedt voor discussie. Harvey is ook uiterst kritisch over politieke bondgenoten. Jammer genoeg adresseert hij zijn kritiek vaak in algemene termen aan ‘links’ met als credo: ‘Wie de schoen past trekke hem aan!’ Zo stelt hij het dat er binnen links een tendens is om arbeidsmarkt en werkplek te zien als het geprivilegieerde domein van klassenstrijd en de opbouw van een antikapitalistisch alternatief. Terecht maakt hij hierbij het punt dat wat werkers winnen in het domein van productie weer kan worden afgepakt via huisbazen, kooplieden, bankiers, advocaten.
Maar vervolgens suggereert Harvey dat links te weinig doet tegen bezuinigingsbeleid en eisen rond wonen, onderwijs en gezondheidszorg. Dit komt komt doordat ‘links, geobsedeerd door de figuur van de fabrieksarbeider als de drager van klassenbewustzijn en avatar van socialistische ambitie, grotendeels faalt om deze wereld van andere klassenpraktijken op te nemen in denken en politieke strategieën.’ Op verschillende momenten doet een dergelijke karikatuur afbreuk aan zijn verder valide en interessante argumenten.
Een ander punt voor verdere analyse en discussie is dat Harvey de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid wel ziet als ‘centraal en fundamenteel’, maar tegelijkertijd als slechts één van de fundamentele tegenstellingen. Hiermee dreigt echter ook het focus te verdwijnen op de arbeidersklasse als sociale kracht voor verandering. In plaats heeft hiervan Harvey het veel over de antikapitalistische beweging in wording, zonder dit verder te problematiseren en te analyseren op basis van concrete ervaringen in strijd.
Dit laatste is ook een missende schakel voor veel van de aanbevelingen die Harvey doet voor het opbouwen van antikapitalistisch verzet. Hoewel de aanbevelingen zijn commitment aan antikapitalistische strijd duidelijk maken blijven ze vaak steken op het niveau van een manifest in plaats van analyse.
De grootste kracht van Seventeen Contradictions and the End of Capitalism is de uitermate begrijpelijke en leesbare manier waarop marxistische concepten en analyse worden gepresenteerd. Het is dan ook te hopen dar veel mensen die dit een moeilijk toegankelijk en complex onderwerp vinden zich aan de hand van dit boek dergelijke ideeën meer eigen kunnen maken.
Harvey gaat verder dan alleen een academische exercitie. Dat hij zich op een uitgesproken manier mengt in discussies over ideeën en de praktijk voor het opbouwen van een antikapitalistische beweging, verdient navolging. Dat hij een deel hiervan te algemeen formuleert en lijkt te richten op een karikatuur is ondergeschikt.
Het staat voor Harvey niet vast dat het kapitalisme ten onder zal gaan aan zijn eigen tegenstellingen. Hij ziet een mogelijk dystopisch rampenkapitalisme in staat om de kapitaalaccumulatie voort te zetten onder omstandigheden van verregaande dehumanisering en vernietiging van enorme delen van de wereld. Seventeen Contradictions and the End of Capitalism is must om te lezen voor eenieder die onze huidige wereld wil begrijpen om een dergelijk doemscenario te voorkomen.
David Harvey
Seventeen Contradictions and the End of Capitalism
Uitgever: Profile Books / 336 pagina’s / €19,99