Suriname: amnestiewet, protest en de koloniale reflex van Nederlandse politici

Op afgelopen vrijdag 11 mei heeft de Surinaamse Krijgsraad de beslissing genomen om het proces over de Decembermoorden op de lange baan te schuiven. Recent is in het Surinaamse parlement een amnestiewet aangenomen die de verdachten vrijpleit nog voordat er een gerechtelijke uitspraak kon plaatsvinden. Dat de verdachten van deze moorden hun straf lijken te ontlopen is kwalijk, maar de verontwaardigde en neerbuigende reactie door Nederlandse politici is hypocriet.
14 mei 2012
Protest in Paramaribo tegen de amnestiewet, april 2012

Door Karwan Fatah-Black

De vraag is nu of deze amnestiewet binnen de kaders van de grondwet valt. Wel heeft de Krijgsraad besloten dat de nabestaanden van 8 december geen partij zijn in het proces, noch dat er sprake is van ‘misdrijven tegen de menselijkheid’. Zo heeft de staat, als enige, zeggenschap over een eventueel verder verloop.

Het uitblijven van uitsluitsel over de voortzetting van het proces is aanleiding voor VVD-europarlementariër Toine Mander om te pogen Suriname internationaal te isoleren. Bij een vergadering tussen vertegenwoordigers van de EU met de ACP-landen (Afrika, Caraïben en Oceanië) wil Mander oproepen tot een boycot. Ook demissionair minister Rosenthal vindt dat maatregelen zoals het terughalen van de Nederlandse ambassadeur en het stoppen van hulp aan Suriname van kracht moeten blijven.

Eerder zei Rosenthal dat het besluit tot amnestie ‘het punt van een democratisch beslissing’ overstijgt. Rutte voegde hieraan toe dat Suriname moet merken wat de gevolgen zijn van de aanname van de wet. Kamerlid Bontes van de PVV: ‘We kunnen als Nederland niet langer tolereren dat Suriname internationale verdragen schendt.’ Waar CDA, VVD en PVV bij verdragsschendingen door bijvoorbeeld Israël graag de andere kant op kijken, slaan ze bij Suriname een heel andere toon aan.

Coup

In de jaren na de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 ontstond een bestuurlijke chaos. Vriendjespolitiek en corruptie leidden mede tot een economische crisis en sociale strijd. In die chaotische situatie nam in 1980 een groep militairen onder leiding van Desi Bouterse de macht over via een coup.

In de maanden na deze coup groeiende het verzet tegen de macht van het leger vanuit politieke organisaties, maar ook bij delen van de pers, advocatuur en de vakbeweging. Er waren stakingen en grote demonstraties, en de vakbonden hadden een plan ontworpen om het leger de politieke macht te ontnemen.

Het onderdrukken van deze oppositie kwam tot een hoogtepunt in december 1982 toen het militaire regime een groep van vijftien mannen vermoordde in Fort Zeelandia. Dat waren onafhankelijke journalisten, juristen, linkse activisten en vakbondsleiders. Deze decembermoorden zijn een belangrijk referentiepunt geworden in Suriname, en nabestaanden van de slachtoffers zijn nog altijd opzoek naar gerechtigheid.


Advies

De officiers die de coup destijds pleegden, hebben advies gehad van de Nederlandse Militaire Missie die vanuit de toenmalige Nederlandse ambassade werd gevoerd. Dat is al duidelijk sinds begin jaren tachtig, maar met die kant van de coup is door Nederlandse politici nooit afgerekend. Het zelfde geldt overigens voor de dubieuze banden die Nederland in die periode onderhield met Zuid-Amerikaanse militaire regimes in Chili en Argentinië.

Dit maakt de plotselinge en selectieve herontdekking van mensenrechten hypocriet. De moralistische toon vanuit Nederland heeft weinig met protest tegen dictatuur te maken, maar lijkt voort te komen uit een koloniale reflex bij bestuurders en parlementsleden.

De straat op

Bouterse gebruikt de paternalistische houding van Nederland om de interne oppositie in een hoek te drukken en zelf te poseren als antikoloniaal: ‘Mensen konden vroeger in paniek raken bij het horen dat Nederland zijn ambassadeur zijn ambassadeur terugroept. Het zij zo.’ Over het opschorten van ontwikkelingshulp schamperde Bouterse op 20 april: ‘Twintig miljoen euro, ik heb je geen twintig miljoen euro gevraagd. … Twintig miljoen euro is nauwelijks genoeg voor de brug die we gaan bouwen.’

Ondanks pogingen om de oppositie de mond te snoeren gingen mensen in Suriname de straat op om hun ongenoegen te uiten over de amnestiewet, onder wie leden van religieuze groepen, vakbonden en mensenrechtenorganisaties. De Bond van Leraren riep al in de dagen nadat de wet was ingediend hun kaderleden op om bijeen te komen en erover te discussiëren, en riep de gemeenschap op om ‘krachtig te protesteren’.

Dit leidde tot een stille tocht van duizenden mensen, die groot was voor Surinaamse begrippen. Onder druk van aanhoudende protesten is aan de wet toegevoegd dat er een waarheidscommissie ingesteld zal worden. Tegelijkertijd schroefde Bouterse zijn retoriek op. Over de demonstranten zei hij: ‘De futubois (loopjongens) van de kolonisator gaat u niet kunnen overhalen. Zij zijn vijanden van dit volk.’

Het protest van religieuze en vakbondsorganisaties stond echter los van het vaak hypocriete Nederlandse commentaar, de diplomatieke druk en economische sancties. De protesten laten zien dat mensen in Suriname onafhankelijk van Rutte en Rosenthal een eigen gevecht voor democratie voeren. Daarbij zouden, gezien het verleden, Nederlandse politici zich bescheiden mogen opstellen.