Studentenstrijd in tijden van crisis: wat te doen?

De adviezen voor bezuinigingen op het hoger onderwijs zijn niet mis. De belangrijkste opties die op tafel liggen zijn de afschaffing van de studiefinanciering, de verhoging van de collegegelden met duizenden euro’s per jaar en de ‘versobering’ van de OV-studentenkaart, die de vorm aan zou moeten nemen van een kortingskaart. Dit zijn hele serieuze ingrepen die de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor grote delen van de bevolking feitelijk de nek om zullen draaien.
19 april 2010

Door Jeroen van der Starre

Volgens het heroverwegingsrapport over het hoger onderwijs is nu al “na zeven jaar […] bijna 35 procent van de HBO-studenten uitgevallen of heeft nog geen diploma gehaald, voor het WO is dit 25 procent.” Ook wordt geconstateerd dat “[h]et gemiddelde aantal uren dat studenten besteden aan studiegerelateerde zaken […] in Nederland laag [is] vergeleken met veel andere landen.”

Over hoe dit komt worden geen uitspraken gedaan, maar volgens een onderzoek van de LSVb dat op dezelfde dag verscheen heeft nu al meer dan de helft van de studenten moeite om rond te komen en heeft 70 procent een bijbaan. Als de stufi wordt afgeschaft zal dit er volgens het onderzoek toe leiden dat een op de vijf studenten niet meer zal studeren. Deze situatie is het effect van decennialang neoliberaal beleid dat een structurele daling van de rijksuitgaven per student aan hoger onderwijs heeft betekend.

Het feit dat de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen de adviezen van de ambtenarencommissies niet volledig omarmen mag ons er niet toe verleiden om een afwachtende houding aan te nemen. Ervaringen uit het verleden laten zien dat beloften van politici niet zonder korrel zout genomen mogen worden. Zo stond de verhoging van de AOW-leeftijd in geen enkel verkiezingsprogramma, maar kon deze maatregel wel rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer.

Wat ook de samenstelling van het volgende kabinet precies zal zijn, we zullen ons als studentenbeweging geconfronteerd zien met een enorme aanval op de kwaliteit en vooral de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Maar of die aanval gaat slagen is geen uitgemaakte zaak. We zijn het aan onszelf en toekomstige generaties verplicht om de politiek tot andere keuzes te dwingen.

Ervaringen tot nu toe

Hoe kunnen we daar in slagen? Laten we kort terugkijken naar onze ervaringen van de afgelopen periode. In de laatste twee jaar waren er losse acties op universiteiten. Een belangrijke stap was het samenbrengen van actievoerders en het oprichten van het Comité SOS.

Afgelopen februari organiseerden we als Comité SOS een actieweek waarin we door heel het land actie voerden. Dit was een onverwacht succes. We wisten door het hele land vaak stevige acties te organiseren en deden dat op een hele gedisciplineerde manier, door op dezelfde dag in vier plaatsen gebouwen en lokalen te bezetten. Dat maakte indruk, zowel op de media als op studenten om ons heen.

We slaagden erin om studenten meer bewust te maken van wat er op ons afkomt en wisten dit hier en daar om te zetten in groeiende en nieuwe lokale comités. Daarnaast waren de acties reden voor politieke partijen om zich uit te spreken over de bezuinigingen en in sommige gevallen hun ideeën aan te passen – een bewijs dat het opvoeren van druk inderdaad tot succes kan leiden.

Na de actieweek slaagden we er echter niet in om door te pakken en het ijzer te smeden toen het heet was. Deels door de verwarring die ontstond na de val van het kabinet duurde het te lang voordat er een landelijk initiatief was voor een volgende stap. Lokale comités wisten te weinig zelf initiatieven te nemen.

Toen die volgende stap er eindelijk kwam – de fietsdemonstratie van 25 maart – was het eigenlijk al te laat. Effectief hadden we slechts 6 dagen de tijd om te mobiliseren. De hoop dat de opkomst nog wat zou aantrekken door eerdere ludieke acties en door mobilisatie op internet bleek ongegrond. Ook de opzet van de demonstratie als fietsdemonstratie werkte demobiliserend en het ludieke aspect van de fietsen wisten niet de sympathie van de media te wekken.

Het resultaat was dat de opkomst tegenviel en aandacht van de media verwaarloosbaar was. Deze actie had focus kunnen bieden aan de lokale comités waardoor deze zich meer hadden kunnen manifesteren, zich hadden kunnen uitbreiden en een groter netwerk om zich heen hadden kunnen opbouwen. Die kans hebben we helaas gemist.

Strategie richting een hete herfst

Voor nu is onze lange termijn strategie het belangrijkst. Een nieuw kabinet zal met harde bezuinigingen komen, om dan in staat te zijn om massaal verzet te organiseren moeten we in het komende half jaar onze netwerken zien te versterken. Hierbij is het van belang dat we nadenken over hoe we die acties gebruiken om handvaten te bieden aan onze lokale comités om zich in de mobilisaties te manifesteren en uit te bouwen.

Het is hierin cruciaal dat we steeds ruim de tijd nemen om te mobiliseren voor acties. We zouden een permanente campagne moeten voeren om onze medestudenten bewust te maken van de betekenis van de dreigende bezuinigingen en hen te overtuigen om met ons in actie te komen. Die actie moet zo breed mogelijk worden opgezet: iedereen die zich wil verzetten tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs moeten we deel zien te maken van onze beweging.

Wat dat betreft is het te betreuren dat Rood een eigen comité heeft opgericht. In het licht van de besluitenloosheid na de actieweek was dit misschien begrijpelijk, maar in het grotere plaatje is het een betreurenswaardig besluit geweest.

In plaats van zich in te zetten om studenten in één comité te verenigen en daarbinnen initiatieven te nemen tot vervolgstappen wordt de prille studentenbeweging nu al gefragmenteerd en wordt verwarring gezaaid over waar je je nu als ongeruste student bij zou moeten aansluiten. Het is dan ook zaak om deze situatie snel te verhelpen en weer samen te komen in één comité met een duidelijk perspectief.

Onze focus moet liggen op het bereiken en betrekken van veel grotere groepen van studenten. Dit veronderstelt dat we naast (landelijke) demonstraties, bezettingen, ludieke acties en blokkades ook meer zouden moeten inzetten op het organiseren van discussiebijeenkomsten. Onder de vlag van één langer termijn perspectief zouden we een veelheid aan verschillende acties en activiteiten moeten opzetten om in verschillende behoeften te voorzien en verschillende groepen studenten aan te spreken.

Langs die lijnen kunnen we een beweging van niet honderden, maar duizenden bouwen die in staat is om de dreigende bezuinigngen een halt toe te roepen. We zouden de demonstratie die voor mei op de agenda staat moeten aangrijpen om de basis te leggen voor zo’n beweging. En daarna: op naar Prinsjesdag.

Jeroen van der Starre is actief betrokken bij comité SOS en bestuurslid van de Internationale Socialisten