Stakingen in textielindustrie Cambodja en Bangladesh
Door Janneke Prins
Op 24 april vielen er zeker 1100 doden en 2500 gewonden in de Rana Plaza textielfabriek in Dhaka. Mushtuq Husain, voorzitter van Centre for Social Praxis, gaat in op de omstandigheden vlak voor de ramp: ‘Er was een stroomstoring vlak voor de instorting. Alle vier generatoren startten gelijktijdig. Dat veroorzaakte enorme trillingen. Het al zwakke gebouw kon de schok niet weerstaan. De dag daarvoor waren omringende banken en bedrijven geëvacueerd, op het moment dat de scheuren zichtbaar werden. Maar de bazen van de kledingfabriek dachten alleen aan hun productieschema’s en de boetes die multinationals opleggen voor te late levering.’
Een Bengaalse vakbondsactivist, die om veiligheidsredenen anoniem wil blijven, vertelt dat het drama van 24 april in een lange reeks incidenten staat. Hij somt op: ‘Als ik 2005 als willekeurig startpunt neem, hebben we het over 64 doden in datzelfde jaar in de Spectrum Sweater-fabriek, 21 doden in 2010 in de Garib & Garib-fabriek, vorig jaar meer dan honderd doden in Tazreen en dit jaar vielen er ook doden bij Smart.’
In Bangladesh werken vier miljoen mensen, voornamelijk vrouwen, in de confectie-industrie. Zij verdienen 14 procent van wat nodig is om het levensonderhoud te bekostigen. De vakbondsactivist blikt verder terug. ‘De werkomstandigheden binnen deze fabrieken zijn sinds de jaren tachtig niet verbeterd. In die periode switchte Bangladesh van de jute- naar de confectieindustrie.’ Volgens hem hebben multinationals in de kledingindustrie onder druk van consumentenacties indertijd wel een gedragscode opgesteld. Maar deze code is nooit daadwerkelijk geïmplementeerd in de eigenlijke fabrieken in Bangladesh.
Begin mei gingen werkers van een H&M-kledingfabriek nabij de hoofdstad Dhaka in staking omdat ze scheuren in de wand hadden geconstateerd. Ze weigerden door te werken onder de onveilige werkomstandigheden.
Mede onder druk van massale protesten heeft de brandweer inmiddels van 20 fabrieken het veiligheidscertificaat ingetrokken. Maar de eigenaars werken tegen door voortdurend beroep aan te tekenen bij de regering en het gerechtshof, en laten de arbeiders intussen doorwerken.
Cambodja
Eind mei legden ook duizenden werkers van de Sabrina-fabriek in West-Cambodja het werk neer. Cambodja is volgens IMF-cijfers voor 75 procent afhankelijk van de kleding- en schoenenindustrie. De werkers eisen een loonsverhoging van 14 dollar per maand om de stijgende kosten van het levensonderhoud te kunnen betalen. Gemiddeld verdienen Sabrina-werkers 74 dollar per maand met het maken van producten voor het sportmerk Nike. Tijdens een protest trad de politie hard op, daarbij raakten 23 mensen gewond.
Eind juni sprak de Cambodjaanse premier Hun Sen op een college in Ang Snuol: ʻNu zijn de salarissen niet in overeenstemming met de eisen van arbeiders, maar ze zijn wel meer gestegen dan in sommige landen die met ons concurreren. Sta niet toe dat investeerders ons land verlaten, of we zullen de gevolgen ondervinden.ʼ Ook dreigde Hun Sen met represailles tegen stakingsleiders.
De protesten duren voort. Tijdens een demonstratie op 19 juni blokkeerden 1000 textielarbeiders van de M&V fabriek uit het district Meanchey een uur lang een nationale hoofdweg. Eak Chan, vertegenwoordiger bij M&V van de Cambodjaanse textielvakbonden, zei dat ʻarbeiderseisen nooit te ver gaan, omdat ze legaal zijn en laten zien dat bedrijven zich aan de wet moeten respecteren.ʼ