Stakingen Honda tonen een arbeidersklasse die aan zelfvertrouwen wint

In China hebben stakingen zich afgelopen weken verspreid in de autofabrieken van Honda. Deze stakingen laten een nieuw vertrouwen en radicalisme onder de Chinese arbeidersklasse zien. Opvallend is dat de stakers nu, in tegenstelling tot eerdere geschillen, geen maskers meer dragen om vergeldingsacties van de staat te voorkomen. Ze raken in conflict met de officiële staatsgestuurde ‘vakbonden’ door het recht op onafhankelijke organisatie op te eisen.
21 juni 2010

Foto: (boven) Chinese arbeiders rusten uit bij de Foshan Fengfu autodelenfabriek (distributeur van Honda) in de zuidelijke Guangdong provincie (17 juni) / (onder) Arbeiders verzamelen zich op het terrein van de Honda Lock fabriek in Guangdong (18 juni)

Door Mark L Thomas

In de provincie Guangdong liepen arbeiders van Honda Lock vorige week vrijdag hun fabriek uit, met als eis een loonstijging van 70 procent en het recht hun eigen vertegenwoordigers te mogen kiezen. De meeste werknemers zijn twintigers en meer dan de helft is vrouw. Voor de onderhandelingen met het management kozen de 1700 arbeiders hun eigen fabriekscomité, met één lid van iedere vloer.

De enige ‘vakbond’ die de Chinese staat toestaat – de Vakbondsfederatie van Geheel China – is een nepbond die de belangen van de staat en werkgevers verdedigt. Een staker van Honda Lock vertelde de New York Times: ‘De echte vakbond is erger dan nutteloos – het zijn verraders.’

De arbeiders van Honda Lock werden geïnspireerd door het succes van de arbeiders van Honda Auto-onderdelen, een versnellingsbakfabriek. Zij staakten en haalden ruim twee weken geleden een loonsverhoging van 24 procent binnen. Deze staking legde alle operaties van Honda in China voor acht dagen plat. Ook hier verkozen de arbeiders een fabriekscomité om hen te vertegenwoordigen.

De zestien vertegenwoordigers lieten een open brief uitgaan die zei: ‘We moeten de vertegenwoordigers van het kapitaal ons niet laten verdelen. De winsten van de fabriek zijn het product van onze zware arbeid (…) Dit gevecht gaat niet alleen over de belangen van onze 1800 arbeiders. We geven ook om de rechten en belangen van alle Chinese arbeiders.’

Honda is niet het enige bedrijf dat zich geconfronteerd ziet met toenemende onrust. Ook bij Merry Electronics in het district Bao in Shenzhen werd begin juni gestaakt. Honderden arbeiders blokkeerden de fabrieksingang. De groep betogers zwelde aan tot meer dan 1000 mensen. De arbeiders hielden spandoeken omhoog die een hogere beloning en minder werkuren eisten. Ze behaalden een loonsverhoging van 10 procent die vanaf juli ingaat.

Bij een rubberfabriek in Kunshan werd door stakers gevochten met de politie. Bij een computeronderdelenfabriek in Pudong staakten 2000 arbeiders. Een andere staking vond plaats in een naaimachinefabriek, eigendom van Brother Industries, in het in centraal China gelegen Xi’an.

De Financial Times schreef vorige week dan ook over de ‘groeiende woede van China’s proletariaat.’ Het wees op hoe arbeiders hun loon en werkomstandigheden vergelijken met andere fabrieken in het land, vervolgens verbeteringen eisen, en in sommige gevallen stakingsacties ondernemen. Een petitie van arbeiders bij KOK International, een fabriek nabij Shanghai, stelde: ‘Kracht ligt in eenheid en hoop ligt in verzet.’

De eerdere zelfmoorden van arbeiders in de Foxconn fabriek in Shenzhen brachten de barre omstandigheden voor de Chinese arbeidersklasse aan het licht. Nu blijkt dat steeds minder arbeiders bereid zijn dit nog langer te accepteren – en zij versterken andermans vertrouwen door terug te vechten.