Staak de afbraak – organiseer mee voor 30 november!

Terwijl de winsten en reserves van grote bedrijven alleen maar toenemen, moeten gewone mensen zes miljard aan bezuinigingen en lastenverzwaringen slikken. Het protest van 30 november voor koopkracht en echte banen zou het begin moeten zijn van een vakbond die stevige eisen kracht durft bij te zetten met stakingsacties.
5 november 2013

Door Ewout van den Berg

De gevolgen van het Paars-plus-akkoord zijn desastreus voor de werkende klasse. Door de verhuurdersheffing stijgt het aantal huishoudens onder de armoedegrens naar schatting tot 35 procent. Volgend jaar zal onze koopkracht voor het vijfde achtereenvolgende jaar dalen en als het aan de VVD en de PvdA ligt, worden 120.000 zorgwerkers ontslagen. Dit beleid zal de crisis alleen maar verder verdiepen. Een deel van de heersende klasse heeft daarom zijn twijfels.

Ze stelde Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank dat er ‘nu geen noodzaak is tot loonmatiging’ en dat Nederlandse bedrijven ‘ongekend veel sparen, in 2012 bijna 10%, tegen minder dan 1% in het eurogebied.’ Lobbyist van de financiële sector, Robin Fransman, zette het argument van Knot kracht bij door te laten zien hoe de reële inkomens al sinds het akkoord van Wassenaar structureel achterblijven bij de groeiende productiviteit. Vergeet de ‘kenniseconomie’. Het Nederlandse bedrijfsleven is specialist in het uitknijpen van lonen en het oppotten van de winst.

Knot en Fransman zijn vooral bang voor de gevolgen van de bezuinigingen voor hun eigen sector. Vijf jaar na het begin van de crisis staan Nederlandse banken namelijk nog steeds aan de rand van de afgrond. De enige grote bank die geen staatssteun kreeg, ‘boerenleenbank’ Rabobank, werd afgelopen maand voor 840 miljoen euro beboet voor corruptie en staat aan de vooravond van een groot aantal rechtszaken.

De realiteit is dat het kabinetsbeleid voor de meeste bedrijven wel degelijk winstgevend is. In een column van vakbondsactivist Ron Meyer laat hij zien hoe de winstbelasting in 2000 nog goed was voor 12 procent van de totale inkomsten van de staat. Dit jaar is dit percentage 6 procent, volgend jaar zelfs maar 4,8 procent. De broekriem kan kennelijk niet los genoeg zitten voor Wientjes en co. Zolang er geen serieus verzet georganiseerd wordt, zullen bedrijven hun winsten in stand houden door de lonen verder omlaag te drijven.


Voor koopkracht en echte banen!

De actiecampagne van de FNV ‘voor koopkracht en echte banen’ komt dan ook rijkelijk laat. En de door het ledenparlement verhoogde ‘stevige cao-eis’ van 3 procent is 0,2 procent hoger dan het officiële inflatieniveau van het afgelopen jaar. Maar de campagne biedt vakbondsleden wel de mogelijkheid terrein terug te winnen op de werkvloer. Ook creëert het actietraject banden tussen verschillende sectoren. Samen staan we sterker.

Er lopen verschillende cao-onderhandelingen van grote sectoren. Onderwijsbond de AOb is met het ‘onderwijsakkoord’ door het kabinet op een zijspoor gezet en beraadt zich op actie. De onderhandelingen met gemeentepersoneel dreigen vast te lopen, en ook zit er geen schot in onderhandelingen van de VVT-sector (de zorg), met bijna een half miljoen werkende mensen de grootste sector. Het is geen vraag of er strijd komt de komende maanden, maar welke vorm die krijgt.

In het actietraject is het stakingsmiddel ons belangrijkste wapen. Met een voorzichtige estafettestaking wisten werkers uit de metaalsector de schade beperkt te houden. Maar om het tij te keren, is meer nodig.

Het ledenparlement zal het voortouw moeten nemen om het actietraject vorm te geven. Leden werden een half jaar geleden door hun achterban gekozen en het is nu tijd om samen te organiseren voor een stevig actietraject van de bond. Het oprichten van regionale actiecomités is hierin centraal. Alleen op deze manier kunnen we vanuit de basis mobiliseren en de vakbondstop onder druk zetten voor een strijdbare koers.

De bedrijven organiseren een zelfbewuste aanval op de positie van werkende mensen. Aan ons de taak dit te beantwoorden met een klassenstrijd van onderen.