SP: van proteststem tot pluche?
Door Bart Griffioen
Al geruime tijd is duidelijk dat de vooruitzichten voor de SP niet zo rooskleurig zijn als in 2006, toen de partij bijna verdriedubbelde. Na de Europese verkiezingen van vorig jaar – waarin zij met moeite haar twee zetels wist te behouden – noemde Kamerlid Ronald van Raak in de NRC drie oorzaken: in 2006 was de partij nog new kid on the block, Nederland werd bestuurd door het centrum-rechtse ‘hervormingskabinet’ van CDA, VVD en D66, en de aantrekkingskracht van Jan Marijnissen was nog in werking. Die redenen hebben iets plausibels, maar lijken ook een excuus. De kern van de zaak wordt er sowieso mee uit de weg gegaan.
Hetzelfde artikel meldt dat volgens Van Raak het ‘natuurlijke potentieel’ van de SP tussen de vijftien en twintig zetels ligt, en dat dit ‘geen probleem’ hoeft te zijn: ‘Het kan regeringsmacht zelfs dichterbij brengen. Na de volgende Kamerverkiezingen kan het speelveld wel eens vrij klein zijn als de PVV spectaculair is gegroeid, maar om wat voor reden ook niet zal regeren. Dan ontstaat de noodzaak tot een veelpartijencoalitie. Een SP van 15 zetels is daarin voor CDA en PvdA acceptabeler, dan een SP van 25 zetels.’
Meeregeren
Deze analyse legt het fundamentele probleem bloot: de koers van de SP wordt in groeiende mate bepaald door de wens om binnen het bestaande stelsel mee te regeren. Sommigen zullen daar weinig problematisch in zien – je stemt toch op een linkse partij zodat die dingen kan veranderen? Veel kiezers die in 2006 met hoge verwachtingen SP stemden zijn dan ook weggelopen met het verwijt dat de partij haar ‘verantwoordelijkheid’ niet heeft genomen door niet met CDA en PvdA in een kabinet te stappen.
Maar in deze parlementaristische ‘logica’ zit een hardnekkig probleem: hoe wil een socialistische partij beleid maken binnen een systeem waarin de belangen van het bedrijfsleven voorop staan – een gegeven dat ook de Atlas van de Macht van de SP ooit aangaf? In het kapitalisme ligt de zeggenschap over de economie niet in de Kamer of het kabinet, maar in de directiekamers van de grote ondernemingen. Daardoor hebben we in de meest fundamentele kwesties geen werkelijke stem. Als een meerderheid van Nederland tegen een oorlog is, kan de regering blijkbaar nog steeds haar gang gaan. Als 61 procent van de bevolking zich uitspreekt tegen de Europese Grondwet, legt het kabinet dat naast zich neer.
Omdat de SP juist de partij was die op deze punten het meest consequent een linkse ‘tegenstem’ liet horen, wist ze vier jaar geleden haar electorale doorbraak te realiseren. Tegelijkertijd werden PvdA en GroenLinks afgerekend op het feit dat ze hun traditionele achterban steeds meer in de steek hebben gelaten door hun ‘ideologische veren’ af te schudden.
Maar de SP heeft haar historische groei helaas niet gebruikt om zich meer in de wijken en de vakbeweging te wortelen, om daarmee de maatschappelijke druk op Den Haag op te voeren. In plaats daarvan heeft ze fors bezuinigd op haar inhoudelijke profiel en heeft ze het predikaat ‘protestpartij’ inmiddels moeten afstaan aan de PVV.
Weerwoord op Wilders
De terugval wordt versterkt door twee factoren. Enerzijds gaat de SP de confrontatie met de PVV uit de weg. Gegijzeld door de hetze tegen de ‘linkse kerk’ sinds Fortuyn laat ze net als de rest van parlementair links kritiek op de haatzaaierij tegen moslims veelal achterwege. Voor de SP-leiding is antiracisme blijkbaar geen belangrijk issue.
In de strijd om de gunst van de ontevreden autochtone kiezer wordt de opkomst van Wilders tot een ‘proteststem’ gereduceerd, die bij de SP thuishoort. Jan Marijnissen in de Volkskrant in november: ‘Ik bestrijd dat Nederlanders racisten zijn. De politiek heeft zich jarenlang afgewend van de echte problemen van mensen (…) Als we die voedingsbodem politiek breed wegnemen dan smelt Wilders als sneeuw van de ijsberg richting de evenaar.’
Impliceren dat de terechte onvrede over de gevestigde politiek niet tegelijkertijd vergiftigd raakt door racistische stemmingmakerij is gevaarlijk. Het helpt racistische ideeën juist acceptabel te maken en heeft Wilders ook niet bepaald doen ‘wegsmelten’.
Dit heeft de SP ook zelf tot kwalijke keuzes gebracht. Twee jaar geleden nam ze het initiatief om samen met andere linkse Kamerleden de landelijke demonstratie tegen racisme te boycotten, omdat deze zich te veel op ‘collega-parlementariër’ Wilders zou richten. Agnes Kant deed mee aan het koor tegen ‘Marokkaanse relschoppers’ op momenten dat de SP had kunnen scoren door het over de impact van neoliberalisme op buurtniveau te hebben. Rond de Europese verkiezingen voerde de SP campagne met de leus ‘Minder Brussel’ en kreeg uit de linkerhoek de terechte kritiek met nationalisme te flirten.
Oude illusies
De andere factor waardoor de SP zichzelf heeft gemarginaliseerd is de focus op de PvdA. Ironisch genoeg is het precies de PvdA die al jarenlang meehelpt aan de afbraak van sociale voorzieningen en het omarmen van marktwerking. Van Kok tot Bos heeft ze dezelfde voedingsbodem helpen creëren waarvan Marijnissen zegt dat we die ‘breed politiek moeten wegnemen’ – doelend op een coalitie met de sociaal-democraten. Maar de SP-leiding kijkt zelfs verder naar rechts. Ze lijkt de socialistische beginselen te willen ombuigen naar een ‘volkspartij’ die ook de achterban van het CDA kan aanspreken.
In plaats van te profiteren van het uitbreken van de crisis, heeft de SP hierdoor juist veel terrein prijsgegeven. Waar zelfs Bos sprak over ‘de verwoestende werking van het kapitalisme’ richtte de SP haar pijlen hoogstens op neoliberalisme en ging serieuze systeemkritiek uit de weg.
Terwijl de PvdA voor haar rechtse beleid door de kiezer hard wordt bestraft, roept de SP een oude illusie tot leven: met de sociaal-democraten in het zadel zou een beter Nederland mogelijk zijn. Agnes Kant versterkte die mythe met haar oproep aan de PvdA-leider naar aanleiding van zijn Den Uyl-lezing met kritiek op de vrije markt: ‘Wil de echte Wouter Bos opstaan?’
Nu na de val van het kabinet de PvdA-top weer alle ruimte heeft om uit de linkermondhoek te praten gaat de SP dubbel getest worden: hoe relevant gaat ze zijn tussen de anti-establishment-stem van Wilders en het ‘Iedereen telt mee’ van Bos?
De weg vooruit
Op het laatste SP-congres werd Jan Marijnissen gevraagd waarom de partijleiding zich niet had geschaard achter de omsingeling van De Nederlandsche Bank vorig jaar, waar de IS samen met andere organisaties en vakbondsnetwerken liet horen dat ‘de rijken de crisis moeten betalen’. Hij antwoordde dat ‘de basis te smal’ was: ‘Wij zijn geen zelfgenoegzame partij die ons eigen gelijk predikt. Wij zijn tegen sektarisme.’
Maar als de SP de basis te smal vond, waarom hielp ze die dan niet verbreden? Voor de SP-leden en -stemmers die wel meededen was duidelijk: we hebben een ander soort ‘brede samenwerking’ nodig dan de SP nu zoekt aan haar rechterkant. Links van de PvdA bestaat enorme ruimte voor een uitgesproken links, dat niet meeregeren maar de strijd in de samenleving als vertrekpunt neemt – en haar zetels in de Kamer gebruikt als megafoon om die aan te voeren.
De SP zou een belangrijke schakel kunnen zijn in het tot stand brengen van dat links. Afgelopen jaren hebben genoeg samenwerkingsverbanden laten zien die verschil hebben gemaakt – zoals rond de oorlog tegen Irak en tegen de eerste kabinetten-Balkenende in platform Keer het Tij. Zonder een nieuwe opbouw van dergelijke buitenparlementaire bewegingen zullen we niets fundamenteel kunnen veranderen.
Op de SP-conferentie haalde Agnes Kant gelukkig uit naar de PVV, als ‘Partij voor de Villa’s’: ‘De PVV is de partij van hekel en haat. De SP is de partij van hoop en verandering.’ Met dát geluid zou de partij de straat en de verbreding weer moeten opzoeken. Geconfronteerd met het bezuinigingsoffensief dat de rest van Den Haag als gegeven ziet, resteert één vraag: als dit niet de tijd is om de handen ineen te slaan – wanneer dan, Jan?