Sociale verandering en wapengeweld

Door Pepijn Brandon
Toen het Egyptische leger begin juli president Morsi afzette, werd er door veel demonstranten gejuicht en feestgevierd op het Tahrirplein. Maar toen hetzelfde leger enkele dagen later het vuur opende op een sit-in van aanhangers van de verdreven president, was bewezen dat het leger zijn antidemocratische karakter nog niet verloren heeft.
In de moderne kapitalistische staten is het geweldsmonopolie stevig in handen van de gevestigde orde: de politie voor de uitoefening van alledaags geweld en het leger voor de militaire strijd tegen buitenlandse en binnenlandse vijanden van de staat. Confrontaties tussen de revolutionaire beweging en de gewapende macht zijn daarmee een onvermijdelijk onderdeel van elke werkelijk revolutionaire uitdaging van de bestaande orde. Een van de duidelijkste bewijzen dat de status quo op springen staat, is het ontstaan van ernstige verdeeldheid binnen, of het overlopen van, substantiële delen van de politie en het leger.
Er bestaat een lange traditie binnen links van organisaties die hier-uit de eenvoudige conclusie trekken dat de belangrijkste voorbereiding voor een revolutie bestaat uit het van tevoren organiseren van een eigen paramilitair apparaat. De guerrillagroepen in Latijns-Amerika en daarbuiten sinds de Cubaanse Revolutie zijn een goed voorbeeld.
Zelfemancipatie
Marxisten stellen echter zelfemancipatie voorop. De relatie tussen sociale verandering en gewapende macht ligt dan ook complexer. De centrale rol in een revolutionaire omwenteling ligt niet bij een voorhoedepartij, guerrilla-eenheden of verlichte officieren, maar bij de massabeweging van de meest onderdrukte klassen. Dit is het basisprincipe van socialisme van onderaf.
Hoe de verhoudingen tussen de staat, het leger en ‘de straat’ zich ontwikkelen kan niet vooraf worden bepaald door militaire training en geheime planning van een kleine groep, maar wordt bepaald door het verloop van de strijd zelf.
De verzamelde essays bestrijken de hele breedte van ervaringen op dit gebied. De eerste vier artikelen richten zich op revoluties waarin het leger zelf splitste langs klassenlijnen, onder druk van massabewegingen. Zo maakte het deel uit van het proces van desintegratie van de bestaande orde. Soldaten, vaak afkomstig uit de arme arbeiders- of boerengezinnen, kwamen in opstand tegen de rijke officieren. Er wordt nagegaan wat voor gevolgen dit had tijdens de Russische revolutie van 1917, de Duitse van 1918-1919, de Italiaanse rode jaren van 1919-1921 en dichterbij het hier en nu de Portugese revolutie van 1974-1975.
Andere essays gaan over situaties waarin gewapende milities een voortrekkersrol speelden in revolutie, zoals de Parijse Commune van 1871 en de Spaanse Burgeroorlog van 1936. Ook de impact van guerrillastrijd op conventionele troepen in Vietnam en Latijns-Amerika komt aan bod.
Maar het boek gaat ook in op de dramatische momenten waarop de hiërarchie van het leger intact bleef ondanks de druk van massaprotest, en waar generaals het bevel voerden over gewapende contrarevolutie, zoals in Indonesië in 1965 en in Chili in 1973.
Perspectief
De bundel is samengesteld en geschreven door auteurs die allemaal het perspectief delen van socialisme van onderaf, zodat de artikelen onderdeel zijn van een samenhangend argument. In uitgangspunt en stijl zijn de artikelen heel divers. Sommige relevante aspecten blijven wat onderbelicht. Zo hebben vrijwel alle auteurs zichtbaar meer feeling voor de bewegingen en organisaties die van buitenaf inwerkten op het leger dan voor de politieke spanningen en ondergrondse organisatievormen binnen het leger zelf. Maar de rijkdom aan historische gegevens die zij hier presenteren maakt veel goed.
Vooral de twee artikelen over Egypte – van Anne Alexander over Nassers Vrije Officieren en de revolutie van 1952, en van Philip Marfleet over het leger en de revolutie van 2011 – en een interview met de Venezolaanse ex-guerrillaleider en linkse criticus van Chávez, Douglas Bravo, geven het boek een grote actualiteitswaarde.
Het is goed gebruik om een recensie als deze af te sluiten met de constatering dat het gelezen boek niet alleen theorie biedt, maar ook een gids voor actie. Dat is hier om logische redenen niet het geval. Voor socialisten in Egypte zijn de historische voorbeelden die hier gepresenteerd worden ongetwijfeld leerzaam, maar de praktische opstelling tegenover het leger wordt noodzakelijkerwijs met vallen en opstaan van dag tot dag bepaald. Historische kennis helpt, maar de beste garantie voor het maken van de juiste keuzes in de toekomst is het uitbreiden van de eigen aanhang onder de bevolking, vooral binnen de lagere rangen van het leger.
Voor generaliseren is het nu nog te vroeg, de ervaringsdeskundigen zelf schrijven dit hoofdstuk momenteel in bloed. In Europa en de VS is de actuele vraag helaas niet hoe revolutionairen zich moeten verhouden tot de gewapende macht, maar hoe in deze tijden van crisis te komen tot (eerste aanzetten tot) duurzame massabewegingen. Arms and the People is een nuttige gids voor studie voor wie een stap of drie verder wil kijken dan deze acute vraag.
Mike Gonzalez & Houman Barekat (red.) Arms and the People
Uitgeverij: Pluto Press
292 pagina’s, €25
Dit boek is verkrijgbaar bij LeesLinks