Sociale media en sociale verandering: revolutie 2.0?

Het internet heeft het afgelopen decennium een ongekende opmars gemaakt om mensen overal ter wereld met elkaar te verbinden. De toename van het gebruik van sociale media als facebook en twitter heeft net zo’n explosieve groei gekend. Duidelijk is dat je als activist niet meer om deze sociale media heen kan. De vraag is echter hoe revolutionair hun rol werkelijk is in het organiseren voor maatschappelijke verandering.
12 mei 2011

Foto: grafitti in Caïro (foto: Mona Dohle).

Door Che Brandes-Tuka

Kijkend vanuit het perspectief van de klassenstrijd zijn er twee rollen die van belang zijn bij het beoordelen van deze vraag; de rol die deze media kunnen spelen om de status quo te handhaven en de rol die ze spelen als revolutionair middel.

Wat in eerste instantie door het Pentagon is ontwikkeld als een communicatiemiddel, is uitgegroeid van een passief medium van losse websites (web 1.0) naar een virtuele gemeenschap waarbij gebruikers steeds handzamer eigen bijdragen kunnen leveren (web 2.0). Door deze gewijzigde structuur van het internet is de rol die het speelt fundamenteel anders geworden.

Het internet leek voor een lange tijd een hype waar in geïnvesteerd kon worden om zo veel en zo snel mogelijk winsten mee te boeken, door opkomende internetbedrijven zoals eBay, Amazon en Yahoo! en de speculanten die debet zijn geweest aan het creeren van de dotcom bubbel die begin 2000 barstte.

Internet verschafte bedrijven manieren om de uitbuiting te optimaliseren. De internetcultuur die ontstond was een welkome aanvulling op de cultuurindustrie die het lege amusement (van muziek tot internetporno) uitgebreider en over het algemeen winstgevender aan de massa’s kon brengen.

Privacy

Daarnaast was het internet ook een medium waarmee de staat en grote bedrijven steeds meer mensen in hun privacy konden beperken en over hun levens konden beschikken.

Met de opkomst van sociale media zijn de manieren waarop staten hun burgers kunnen controleren slechts verfijnder geworden – van Israëlische inlichtingendiensten die via facebook gegevens verzamelen van linkse activisten, tot de Iraanse staat die demonstranten via twitter opspoort om ze op te kunnen sluiten.

Maar de ontwikkeling van het internet van 1.0 naar 2.0 heeft activisten ook meer mogelijkheden gegeven in hun streven de wereld te veranderen. Bewustwordingscampagnes via youtube, de openbaringen van WikiLeaks en facebook-events om demonstraties te organiseren zijn maar een deel van de nieuwe middelen die activisten tot hun beschikking hebben.

Waar kortgeleden de straat, collegebanken, werkplekken en huiskamers nog voornamelijk de plekken waren waar activisten zich manoeuvreerden, daar is nu ook het wereldwijde web aan toegevoegd. Meerdere gevallen bevestigen deze trend.

Het potentieel van de combinatie van sociale media en grassroots activisme kwam al ter sprake bij de verkiezingscampagne van Obama in 2008. Inspirerende viralfilmpjes op youtube bijvoorbeeld lieten samen met het succes van de campagnegroepen voor het eerst zien dat internet op grote schaal gebruikt kon worden als een middel om mensen actief mee de straat op te bewegen.

Een kanttekening is wel dat de schaal waarop het plaatsvond juist mogelijk werd gemaakt doordat er miljoenen dollars tegenaan werden gegooid, voornamelijk uit het bedrijfsleven.

Facebook-events

Een voorbeeld dichter bij huis was het massale Britse studentenprotest van eind 2010. Een belangrijk medium dat werd aangewend om mobiliseren was het gebruik van facebook-events. Hierdoor werd het uitbreiden van de acties (van demonstraties in Londen waar tienduizenden zich voor aanmeldden tot kleinere universiteitsbezettingen) mogelijk met een paar klikken op de muisknop.

Soortgelijke voorbeelden deden zich ook voor in Nederland, zoals de oproep voor de grote demonstratie van 21 januari jl. op het Malieveld die voor een belangrijk deel is verspreid via facebook en twitter. De relatieve spontaniteit van zulke uitbarstingen kon echter ook weer plaatsmaken voor het inzakken van de beweging door een gebrekkige organisatie.

De Arabische wereld, waar het potentieel van sociale media schijnbaar revolutionaire proporties heeft aangenomen, is echter een regio waarvan men niet vanzelfsprekend zou denken dat sociale media daar zo’n grote rol spelen in het leven van alledag – laat staan bij het organiseren van protesten.

Zowel de opstand in Iran in 2009 als de recentere revoluties in het Midden-Oosten en Noord Afrika zijn bestempeld als ‘twitteropstanden’ en ‘facebookrevoluties’. Wat echter opvalt aan veel van deze opstanden is dat de rol van sociale media door commentatoren sterk wordt overdreven. In Iran heeft twitter vooral de rol gehad van informatie buiten Iran krijgen in plaats van informatie binnen Iran verspreiden. In Egypte hebben facebookgroepen weliswaar enige mobiliserende werking gehad, maar vond de coördinatie tussen organisatoren uiteindelijk plaats in persoonlijke bijeenkomsten.

Zelfvertrouwen

De grootschalige mobilisaties van 25 januari en daarna hadden niet zozeer te maken met een verschuiving in het gebruik door Egyptenaren van sociale media, maar meer met het zelfvertrouwen dat men kreeg door de revolutie in Tunesië, in combinatie met het systematisch te werk gaan van activisten met het uitdelen van pamfletten, en het met gevaar voor eigen leven leuzen roepen in arbeiderswijken waar de meeste mensen helemaal geen toegang hebben tot internet.

Toen Egypte werd afgesloten van het internet gingen de protesten ook gewoon door. Het zwaartepunt, in het uiteindelijk tot aftreden dwingen van Mubarak, lag in de deelname van arbeiders in de strijd, door middel van stakingen en fabrieksbezettingen. Deze ervaringen laten zien dat internet en sociale media belangrijke hulpmiddelen kunnen zijn bij het soort politieke activiteiten waar activisten traditioneel al aan doen.

Het gevaar schuilt er echter in dat online activisme juist een vervanging wordt voor activisme op straat en het direct contact maken met degenen die je wilt bereiken, informeren en overtuigen, waarbij de nuttige effecten van het activisme in beide vormen voor een groot deel te niet worden gedaan.

Hackersaanvallen door Anonymous van Arabische overheidssites veranderen uiteindelijk weinig als het niet gepaard gaat met massaopstanden en concrete mobilisatiedruk van onderaf, net als dat facebook-events van demonstraties met tienduizenden aanmeldingen geen zin hebben als er maar een fractie van komt opdagen.

In alle genoemde voorbeelden was de rol van sociale media op bepaalde momenten in de strijd betrekkelijk en bleek vooral de noodzaak van zelforganisatie en ‘ouderwetse’ structuren op momenten dat de bewegingen tegen grenzen aanliepen, vooral in situaties van terugval.

Evengoed ontkomen activisten die in de strijd voor een andere wereld zoveel mogelijk mensen willen bereiken en op de been willen brengen, er vandaag ook niet meer aan om sociale media zo effectief mogelijk te benutten.


Lees ook: Social media and social movements